Op 23 februari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank behandelde het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, geboren in 1955 in Suriname, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Tijdens de mondelinge behandeling werd de betrokkene gehoord, evenals zijn advocaat, mr. E.M. Fortuin, en psychiater mw. L. Giesberts. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.
De rechtbank concludeerde dat de betrokkene ernstig nadeel ondervond door zijn psychische stoornis, wat leidde tot maatschappelijke teloorgang en een bedreiging van zijn veiligheid. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, verwijzend naar de bereidheid van de betrokkene om vrijwillig medicatie in te nemen. De rechtbank oordeelde echter dat de vrijwilligheid onvoldoende bestendig was en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een zorgmachtiging te verlenen, zodat tijdig ingegrepen kan worden indien de situatie van de betrokkene verslechtert.
De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, tot en met 23 februari 2022, en bepaalde dat de in de beschikking genoemde maatregelen getroffen konden worden. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter R.M. Troost en is op 8 maart 2021 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.