ECLI:NL:RBAMS:2021:1127

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
AMS 20/3890
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en vergoeding van extra uren rechtsbijstand in complexe zaken

In deze zaak heeft eiseres, een sociale advocaat, een huurrechtzaak behandeld voor haar cliënte, een oudere dame die dreigde uit haar sociale huurwoning gezet te worden door de verhuurder, Eigen Haard. Eiseres diende een verzoek in bij de Raad voor Rechtsbijstand om extra uren vergoed te krijgen, omdat zij de zaak als complex beschouwde en niet binnen de standaard uren kon afronden. De Raad wees dit verzoek af, maar de rechtbank oordeelde dat de Raad in redelijkheid niet kon concluderen dat de zaak niet feitelijk complex was. De rechtbank stelde vast dat er uitvoerige inhoudelijke correspondentie had plaatsgevonden en dat de werkzaamheden van eiseres noodzakelijk waren om de rechten van haar cliënte te beschermen. De rechtbank vernietigde het besluit van de Raad en droeg deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de proceskosten en het griffierecht aan eiseres vergoedde. De uitspraak benadrukt het belang van maatwerk in de beoordeling van de complexiteit van huurrechtzaken en de noodzaak voor de Raad om niet te rigide om te gaan met het beleid omtrent extra uren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/3890

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.S. Vlieger)
en
het bestuur van de raad voor de rechtsbijstand,verweerder (hierna: de Raad) (gemachtigde: mr. C.W. Wijnstra)

Conclusie

1. De rechtbank stelt [eiseres] (eiseres)
in het gelijk. De Raad mocht de aanvraag van eiseres om extra uren voor de kosten van rechtsbijstand in de zaak [cliënte] in redelijkheid niet afwijzen. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

Wat is de aanleiding voor deze rechtszaak?

2.1.
Eiseres werkt als advocaat en deed een zaak voor een cliënte, [cliënte] . [cliënte] is een oudere dame van midden zeventig. De verhuurder van [cliënte] , Eigen Haard, wilde haar uit haar sociale huurwoning zetten via de rechtbank, omdat zij ongeveer twee jaar geen hoofdverblijf had gehad in de woning. [cliënte] woonde in die tijd in Portugal, waar zij vandaan komt. Eiseres deed de zaak van [cliënte] op toevoeging, wat betekent dat zij grotendeels werd betaald door de overheid.
2.2.
Eiseres deed op 20 maart 2020 een verzoek bij de Raad om extra uren vergoed te krijgen in de zaak van [cliënte] , omdat het volgens haar een complexe zaak was en zij de zaak niet kon afronden binnen de standaard uren die zij vergoed kreeg van de Raad. De Raad wees het verzoek van eiseres om extra uren af met het bestreden besluit van 7 juli 2020. [1] Eiseres is het hier niet mee eens en startte daarom deze procedure bij de rechtbank.
2.3.
Eiseres legde uit dat zij van de Raad de standaard 9 punten voor de zaak kreeg. Dit betekent dat zij ongeveer 9 uur vergoed kreeg voor de zaak. Volgens de regels kan zij bij de Raad een aanvraag indienen om extra uren vergoed te krijgen, als zij meer dan 27 uur aan de zaak heeft gewerkt. Als zo’n aanvraag wordt toegewezen, krijgt een advocaat de al toegekende 9 punten en dan vanaf 27 uur de extra punten (per uur extra werkzaamheden krijgt een advocaat 1 punt). In het urenoverzicht dat eiseres overlegde, staat dat eiseres 40 uur heeft besteed aan de zaak. Zij heeft van de Raad 7 uur vergoed gekregen (2 uur moest [cliënte] zelf betalen als eigen bijdrage). Eiseres heeft dus 31 uur van haar gestelde werktijd in de zaak [cliënte] niet vergoed gekregen.
2.4.
De rechtbank hield zitting in de zaak op 19 februari 2020, waar partijen hun standpunten naar voren brachten. De gemachtigde van de Raad was op de zitting aanwezig. Eiseres was niet op de zitting aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door een kantoorgenoot.

Wat waren de werkzaamheden van eiseres in de zaak?

Minnelijke schikking
3.1.
Eiseres kon de zaak niet binnen de tijd doen die daar in beginsel voor is gegeven en legde uit wat de activiteiten waren die zij verrichtte. Er was volgens eiseres sprake van een feitelijk complexe zaak. Om te bemiddelen in het huurgeschil tussen [cliënte] en Eigen Haard probeerde eiseres eerst om tot een minnelijke oplossing te komen met Eigen Haard (een oplossing buiten een rechterlijke procedure om). Eigen Haard had eiseres verzocht om de huur op te zeggen, omdat zij twee jaar lang geen hoofdverblijf in de woning had. Eiseres heeft eerst veel moeten corresponderen met Eigen Haard over de intrekking van de huuropzegging van [cliënte] . Zij heeft vervolgens onderzocht of er andere oplossingen mogelijk waren, zoals het gebruik van bepaalde regelingen van Eigen Haard (een Tweede Kans Overeenkomst of de van Groot naar Beter regeling, zodat eiseres een nieuwe woning zou krijgen). De gemeentelijke Ombudsman en de GGD zijn hier ook bij betrokken geweest.
Procedure bij de kantonrechter
3.2.
Het lukte niet om het geschil op te lossen met Eigen Haard. Ondanks de poging tot bemiddeling van eiseres bleef Eigen Haard bij het standpunt dat [cliënte] de woning moest ontruimen en verlaten, omdat zij hier niet haar hoofdverblijf had. Eigen Haard heeft [cliënte] uiteindelijk gedagvaard (een dagvaarding met 13 pagina’s en 18 producties), waarna de procedure bij de kantonrechter begon. Gedurende de rechterlijke procedure heeft eiseres alsnog geprobeerd tot een minnelijke oplossing van het geschil te komen, wat niet is gelukt. De kantonrechter bepaalde dat de zaak eerst schriftelijk moest worden behandeld. Eiseres en Eigen Haard hebben schriftelijk hun standpunten naar voren gebracht (via een zogenoemde conclusie van repliek en een conclusie van dupliek met een productie en nog de akte uitlating producties van Eigen Haard). De kantonrechter deed vervolgens op 25 september 2020 uitspraak, waarin is geoordeeld dat de huurovereenkomst werd ontbonden en dat [cliënte] de woning moest verlaten. Op de zitting bij deze rechtbank gaf de gemachtigde van eiseres aan dat er waarschijnlijk geen zitting (comparitie) is geweest bij de kantonrechter vanwege de maatregelen rondom het coronavirus.

Waarom wees de Raad het verzoek van eiseres af?

De regels
4.1.
Volgens de regels kan de Raad toestemming verlenen voor het besteden van extra uren aan een zaak, als de rechtsbijstand doelmatig is verleend. [2] Dit heeft de Raad in haar beleid zo uitgewerkt dat er vast moet staan dat de zaak feitelijk en/of juridisch ingewikkeld is. Dit beleid is goed gevonden door de hogerberoepsrechter. [3]
De zaak is niet feitelijk complex
4.2.
De Raad stelt zich op het standpunt dat de zaak van eiseres niet feitelijk complex is. Het gaat in de kern om een huurgeschil. Eiseres heeft de woning door persoonlijke omstandigheden ongeveer twee jaar lang niet gebruikt. De vraag stond centraal of deze tekortkoming - vanwege haar bijzondere aard - de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Dat eiseres voorafgaand aan de procedure heeft geprobeerd te schikken en dat misschien een comparitie van partijen zou worden ingelast, maakt niet dat het gaat om een complexe zaak. Deze werkzaamheden passen binnen de tijdgrens van een gemiddelde civielrechtelijke zaak. Daarbij komt dat voorafgaand aan de dagvaardingsprocedure alleen maar kort contact is geweest tussen eiseres en Eigen Haard. Ook uit de overgelegde dagvaarding en conclusie van antwoord blijkt niet van een complexe zaak. Dat er overleg is gevoerd tussen partijen maakt de zaak tijdrovend, maar daarmee nog niet bewerkelijk in de zin van het beleid. Er blijkt niets van omvangrijke, inhoudelijke correspondentie tussen partijen. Daarbij rijst de vraag of de werkzaamheden met betrekking tot het verkrijgen van andere huisvesting voor eiseres kunnen worden aangemerkt als het verlenen van juridische rechtsbijstand.
4.3.
Dat het rapport Andere Tijden een kritische evaluatie geeft van de puntentoekenning in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand - ook in het huurrecht - , maakt niet dat de Raad tot een ander oordeel komt. De Raad toetst de regels zoals die nu gelden.

Waarom stelt de rechtbank eiseres in het gelijk?

De zaak is feitelijk complex
5.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de huurrechtzaak die eiseres heeft behandeld, bewerkelijk (feitelijk complex) was, zodat er recht is op extra urenvergoeding van rechtsbijstand. Volgens de regels is een zaak feitelijk complex als deze ziet op een omvangrijk juridisch relevant feitencomplex, waardoor niet verwacht kan worden dat alle rechtsbijstand binnen de forfaitaire tijdgrens kan worden verleend.
5.2.
De rechtbank oordeelt met eiseres dat de Raad in redelijkheid niet kon concluderen dat de huurrechtszaak die eiseres heeft behandeld, niet feitelijk complex is. Volgens het beleid kan er sprake zijn van een feitelijk complexe zaak als er uitvoerig inhoudelijk is gecorrespondeerd. Op de zitting bleek dat het rechtbankdossier niet compleet was. De gemachtigde van eiseres heeft een omvangrijk stuk overgelegd met alle correspondentie van eiseres om tot een minnelijke oplossing van het geschil te komen (voorafgaand aan de rechtbankprocedure). De rechtbank oordeelt dat uit deze stukken blijkt dat er sprake is geweest van uitvoerige correspondentie in de zaak. Eiseres heeft veelvuldig gecorrespondeerd met Eigen Haard over de medische situatie van [cliënte] en zij heeft hierbij meerdere medische stukken moeten overleggen uit Portugal en deze moeten laten vertalen. Verder heeft eiseres onderzocht of er andere mogelijkheden waren voor eiseres om een nieuwe woning te krijgen als zij haar woning zou worden uitgezet. Zij heeft hierover in meerdere e-mails gecorrespondeerd met medewerkers van de GGD en de gemeentelijke ombudsman in Amsterdam, die ook weer contact hebben gehad met Eigen Haard.
5.3.
De gemachtigde van de Raad gaf op de zitting aan dat - voor zover zij dit op de zitting kon zien - deze stukken geen verschil maakten voor het standpunt van de Raad. Het is namelijk de vraag in hoeverre deze correspondentie ziet op juridische dienstverlening. De rechtbank kan het standpunt van de Raad niet volgen. Als een burger op het punt staat om een woning te verliezen, kan het juridisch relevant zijn dat de advocaat beziet op welke manier de rechten van deze persoon beschermd kunnen worden via een minnelijke oplossing. De werkzaamheden die eiseres in deze zaak heeft verricht, waren noodzakelijk om te onderzoeken of een juridische procedure te vermijden was. Van eiseres had vanuit het oogpunt van efficiëntie in dit geval niet verwacht kunnen worden dat zij deze werkzaamheden had overgedragen aan een maatschappelijk werkster. Dit zou immers meer tijd gaan kosten, terwijl de rechterlijke procedure al liep. Verder waren de werkzaamheden in het kader van het zoeken naar een minnelijke oplossing wel degelijk juridisch relevant.
5.4.
Samenvattend heeft eiseres in de zaak uitvoerig inhoudelijk gecorrespondeerd, waarbij ook overleg is gepleegd met overheidsinstanties (de GGD en de ombudsman). In het urenoverzicht dat eiseres heeft overgelegd, staat dat zij 40 uur aan de zaak heeft besteed. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Uit dit alles in samenhang bezien, zou afgeleid kunnen worden dat de zaak zo’n karakter heeft, dat de behandeling in redelijkheid niet binnen de standaard tijdgrens kon plaatsvinden. De rechtbank kan daarom niet het standpunt van de Raad volgen dat eiseres geen recht zou hebben op een vergoeding voor de 13 extra punten, die zij aan de zaak besteedde.
Het rapport Andere Tijden en de huidige regelgeving
5.5.
Eiseres werkt in de sociale advocatuur. Zij verwijst in dit kader naar het rapport Andere Tijden. Dit is een rapport uit 2017 van een commissie die de puntentoekenning in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand heeft geëvalueerd. Het stelsel is in de jaren negentig tot stand gekomen en de vraag is gerezen of de vergoedingen van toen nog wel aansluiten bij de huidige tijd. De regering destijds heeft de commissie de opdracht gegeven dit onderzoek te doen. De commissie heeft onderzoek gedaan op basis van data. De commissie concludeert in zijn algemeenheid dat de vergoedingen voor rechtsbijstand in de loop van de tijd niet meer aan hun doelstelling voldoen, namelijk het ontvangen van een redelijke bijdrage voor de in een zaak geleverde rechtsbijstand. Over een huurrechtzaak waar het ook in deze zaak om gaat, concludeert de commissie dat hiervoor 9 punten worden toegekend, terwijl advocaten in de huidige tijd gemiddeld 14,2 punten aan dit soort zaken besteden. De commissie raadt dan ook aan om meer punten toe te kennen voor dit soort zaken.
5.6.
De rechtbank overweegt ten overvloede het volgende. Uit het rapport Andere Tijden blijkt duidelijk dat het aantal punten dat het Besluit vergoedingen rechtsbijstand toekent in een huurrechtzaak zoals hier aan de orde, veel minder is dan het aantal uren dat gemiddeld aan zo’n zaak wordt besteed. Dit brengt met zich mee dat de Raad haar beleid over de doelmatige besteding van extra uren niet te streng en rigide kan toepassen. Het is belangrijk dat de Raad in huurrechtzaken waarin een aanvraag om extra uren wordt ingediend, - anders dan zij in de onderhavige zaak deed - zorgvuldig bekijkt en maatwerk levert. Het kan niet zo zijn dat een te strikte toepassing van het beleid door de Raad (zonder zorgvuldig maatwerk) ertoe leidt dat huurrechtadvocaten hun doelmatig besteedde extra uren niet vergoed krijgen.

Wat zijn de gevolgen van de uitspraak van de rechtbank?

6.1.
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien, vanwege de beslissingsruimte van de Raad in de regelgeving. De Raad zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.

Krijgt eiseres de kosten van deze procedure vergoed?

7.1.
De rechtbank bepaalt dat de gemeente aan eiseres het door haar betaalde griffierecht voor deze procedure van € 48,- vergoedt.
7.2.
Eiseres schakelde voor deze procedure een gemachtigde in. De rechtbank veroordeelt de Raad in de proceskosten die eiseres daarvoor maakte. [4] Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond.
- vernietigt het bestreden besluit.
- draagt de gemeente op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak.
- draagt de Raad op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt de Raad in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1068,-.
Dit is de uitspraak van mr. H.J. Doets, tot stand gekomen in samenwerking met
mr. A. Teggelaar, gerechtsjurist.
gerechtsjurist (griffier bij zittingen) rechter
niet aanwezig om te tekenen
Verzonden op:

Bent u het niet eens met deze beslissing?

Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019 2500 EA Den Haag. Burgers kunnen ook digitaal hoger beroep instellen (www.raadvanstate.nl).
Als hoger beroep is ingesteld, kunnen partijen bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening. [5] Aan het instellen van hoger beroep en het indienen van een voorlopige voorziening zijn kosten verbonden.
BIJLAGE
Wettelijk kader
Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: BVR 2000)
Artikel 13
1. Indien in een procedure de tijdsbesteding aan de verlening van rechtsbijstand uitgaat boven het aantal uren dat gelijk is aan driemaal het aantal punten dat in de bijlage voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak of op grond van artikel 6 is bepaald, voor elk uur waarin boven voornoemde grens rechtsbijstand wordt verleend, één punt toegekend mits het bestuur de begroting van de tijdsbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten
werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 31, heeft goedgekeurd.
Artikel 28
1. De rechtsbijstandverlener dient na beëindiging van de verlening van rechtsbijstand bij de Raad een aanvraag in tot vaststelling van de vergoeding voor de verrichte werkzaamheden.
Artikel 31
1. In afwijking van het eerste lid van artikel 28 dient de rechtsbijstandverlener bij het bereiken van de in de artikelen 3 en 22 bedoelde tijdgrens een aanvraag in bij het bestuur tot vaststelling van de vergoeding voor de verrichte werkzaamheden. Tegelijkertijd legt hij een begroting over met betrekking tot de tijdsbesteding van de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden.
2. Het bestuur stemt geheel of gedeeltelijk in met de begroting, bedoeld in het eerste lid, indien het van oordeel is dat de rechtsbijstand doelmatig wordt verleend.
3. Nadat de tijd waarmee het bestuur heeft ingestemd is verstreken, dient de rechtsbijstandverlener een aanvraag in tot vaststelling van de vergoeding voor de desbetreffende werkzaamheden en dat hij daarbij een begroting kan indienen met betrekking tot de tijdsbesteding van de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden. Het tweede lid Is van overeenkomstige toepassing.
In de Nota van Toelichting staat met betrekking tot artikel 31 van het BVR 2000 (Stb, 1.999, 580, p. 38);
‘Vervolgens moet worden beoordeeld of tot het moment waarop de tijdgrens is bereikt de rechtshulpverlening doelmatig is geschied en of de begroting betrekking heeft op een doelmatig vervolg van de werkzaamheden. Hiermee wordt bedoeld dat het bureau moet kunnen beoordelen of de zaak een zodanig karakter heeft dat de behandeling in redelijkheid niet binnen de tijdgrens heeft kunnen plaatsvinden en nog de begrote tijd vergt.”
De Kenniswijzer eerste aanvraag extra uren
Het criterium ‘doelmatig’ is in het Bvr 2000 gekoppeld aan de ‘feitelijke en/of juridische complexiteit’ van de zaak. Dit volgt uit (de nota van toelichting bij) artikel 19 Bvr 1994 en de daarmee samenhangende jurisprudentie.
Feitelijke complexiteit
Je spreekt van een bewerkelijke zaak, als sprake is van een omvangrijk juridisch relevant feitencomplex, waardoor niet verwacht kan worden dat alle rechtsbijstand binnen de forfaitaire tijdgrens kan worden verleend.
Feitelijke complexiteit moet objectief vast te stellen zijn in vergelijking met een soortgelijke zaak. Bijvoorbeeld uitvoerige inhoudelijke correspondentie, een bijzonder en/of langdurig procesverloop met een groot aantal zittingen of noodzakelijk overleg met een deskundige.
Je neemt geen bewerkelijkheid van de zaak aan als uitsluitend wordt verwezen naar het aantal aan de zaak bestede uren, omvang van het dossier of naar factoren die herleidbaar zijn tot de persoon(lijkheid) van de rechtzoekende of de wederpartij. Bijvoorbeeld maatschappelijke of culturele achtergrond, taalproblemen, gebruik van een tolk, psychische stoornis of een onverzoenlijke houding. Deze factoren maken de zaak wel intensief, maar niet feitelijk complex.

Voetnoten

1.De Raad wees het verzoek in eerste instantie af met het primaire besluit van 6 april 2020 en verklaarde het bezwaar van eiseres hiertegen ongegrond met het besluit op bezwaar van 7 juli 2020 (het bestreden besluit in deze procedure).
2.Dit staat in artikel 31, tweede lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (BVR). De relevante regels zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 29 juli 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ4097.
4.De hoogte van deze kosten volgen uit het Besluit proceskosten bestuursrecht.
5.Dit betekent dat de hoger beroepsrechter een voorlopige uitspraak kan doen, als partijen de uitkomst van de procedure in hoger beroep niet kunt afwachten vanwege een spoedeisend belang.