Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen
[eiseres] , te Voorburg, eiseres
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Standpunten van partijen
In artikel 3, eerste lid, van het Bsf wordt – voor zover van belang – met een Nederlander gelijkgesteld de vreemdeling die in Nederland rechtmatig verblijf heeft:
a. op grond van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 [4] ;
e. op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 [5] die is verleend onder een beperking:
1°. verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid van een Nederlander of van een vreemdeling als bedoeld in onderdeel a, of dit onderdeel, of hiermee verband houdende niet-tijdelijke humanitaire gronden;
2°. verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden of hiermee verband houdende niet-tijdelijke humanitaire gronden.
a. vijf jaar in Nederland verblijft als houder van een verblijfsvergunning onder de beperking, genoemd onder 1°, of drie jaar in Nederland verblijft onder een beperking, genoemd onder 2° of 3°:
1°. verblijf als familie- of gezinslid van een persoon met een niet-tijdelijk verblijfsrecht;
2°. medische behandeling, voor zover die medische behandeling naar het oordeel van Onze Minister gedurende ten minste nog één jaar in Nederland noodzakelijk zal zijn;
3°. tijdelijke humanitaire gronden.
In artikel 2 van het Eerste Protocol bij het EVRM is bepaald dat niemand het recht op onderwijs mag worden ontzegd. Bij de uitoefening van alle functies die de Staat in verband met de opvoeding en het onderwijs op zich neemt, eerbiedigt de Staat het recht van ouders om zich van die opvoeding en van dat onderwijs te verzekeren, die overeenstemmen met hun eigen godsdienstige en filosofische overtuigingen.
Beoordeling door de rechtbankVoldoet eiseres aan de voorwaarden van artikel 3 van het Bsf?
Is het onderscheid op grond van verblijfsstatus op grond van artikel 3 van het Bsf discriminatoir?
“De derde groep, die nog niet is opgenomen in het Bsf 2000 c.q. het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (hierna: Btos), bestaat uit slachtoffers van mensenhandel. Deze personen zijn vaak illegale vreemdelingen die in principe het land dienen te verlaten, maar die, indien zij aangifte doen van mensenhandel, een verblijfsvergunning krijgen voor de duur van de opsporing en vervolging van de dader. Zeker in het geval er beroep wordt ingesteld kan het enkele jaren duren voordat er een onherroepelijke uitspraak tegen de verdachte is gedaan. Per 14 augustus 2016 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie de voorwaarden om voortgezet verblijf in Nederland te kunnen verkrijgen na afronding van het proces versoepeld. Dit betekent dat, naast het feit dat slachtoffers van mensenhandel noodgedwongen jarenlang in Nederland verblijven, zij vervolgens ook steeds vaker een permanente verblijfsvergunning zullen verkrijgen. De personen in kwestie zijn doorgaans jonge vrouwen (maar soms ook jonge mannen) die aan hun toekomst willen werken. Onderwijs maakt hen zelfredzaam en uiteindelijk zelfstandig waardoor het risico weer verhandeld te worden afneemt. Deze groep mag betaalde arbeid verrichten en komt reeds in aanmerking voor andere sociale voorzieningen, zoals WWB, huurtoeslag, etc. Gelet hierop is het gewenst deze kleine groep op te nemen in het Bsf 2000 en het Btos.”
Conclusie
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken.