ECLI:NL:RBAMS:2021:1190

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
1325941820
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en TBS met dwangverpleging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De feiten vonden plaats op 15 oktober 2020, waarbij de verdachte een agent en psychiatrisch verpleegkundigen met de dood heeft bedreigd. De rechtbank heeft op 11 februari 2021 uitspraak gedaan na een zitting op 28 januari 2021. De officier van justitie, mr. J. Ang, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. M. Baadoudi. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een chronische psychotische stoornis, wat heeft geleid tot de conclusie dat de feiten hem niet kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en ter beschikking gesteld met dwangverpleging, gezien het recidiverisico en de noodzaak van behandeling. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 37a, 37b, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/259418-20 (A) 13/258466-20 (B)
Datum uitspraak: 11 februari 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres]
,
gedetineerd [detentieplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2021.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Ang en van wat de uitdrukkelijk gemachtigde raadsman van verdachte, mr. M. Baadoudi, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er in zaak A van beschuldigd dat hij op 15 oktober 2020 agent [naam agent] met de dood heeft bedreigd. In zaak B wordt hij ervan verdacht dat hij op 15 oktober 2020 psychiatrisch verpleegkundigen [naam 1] en [naam 2] heeft bedreigd met de dood en/of zwaar lichamelijk letsel door hen een mes te laten zien, stekende bewegingen in hun richting te maken en daarbij dreigende woorden te zeggen (feit 1). Ook wordt hij ervan beschuldigd dat hij op dezelfde dag hun collega [naam 3] heeft bedreigd door een mes te laten zien en/of dreigende woorden te zeggen (feit 2).
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden.
3.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de tenlastegelegde feiten.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Zaak A:
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte op 15 oktober 2020 in Amsterdam [naam agent] heeft bedreigd met de dood door dreigend op hem af te lopen, zijn armen op te heffen, dichtbij [naam agent] te gaan staan en te zeggen: “Wat als ik jou nu dood maak”. Dit blijkt uit de aangifte van [naam agent] , het proces-verbaal van een andere agent die het heeft gezien en gehoord en de bekennende verklaring van verdachte.
Zaak B:
Feit 1:
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte [naam 1] en [naam 2] heeft bedreigd met zware mishandeling en/of de dood op 15 oktober 2020. Dit volgt uit de aangifte van [naam 1] en de verklaring van getuige [naam 2] . [naam 1] heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte tegen haar en haar collega’s heeft gezegd: “Jullie kunnen mij toch niet tegenhouden” en dat hij met een smeermes in zijn hand steekbewegingen in hun richting heeft gemaakt. [naam 2] heeft verklaard dat verdachte met het mes naar hem en zijn collega’s heeft staan wijzen en zei: “Moet ik eerst iemand neersteken voor de politie komt?”. Later kwam verdachte naar hen toegelopen met het mes in zijn hand en zei “Als jullie mij er nu niet doorlaten, ga ik jullie wat doen”.
Feit 2:
Ook dit tenlastegelegde feit zal de rechtbank bewezen verklaren. Verdachte heeft [naam 3] op 14 oktober en op 15 oktober 2020 bedreigd. Uit de aangifte volgt dat verdachte op beide momenten een mes in zijn hand had en dat aan aangever toonde. Op 14 oktober heeft hij daarbij ook nog gezegd: “Moet ik deze gaan gebruiken voordat de politie komt?”. Verdachte heeft verklaard dat hem niks bijstaat van een bedreiging en dat alles door de psychose komt. Op grond van dit alles, samen met de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] , in onderlinge samenhang bezien concludeert de rechtbank dat verdachte ook [naam 3] heeft bedreigd met de dood dan wel zware mishandeling.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
Zaak A:
op 15 oktober 2020 te Amsterdam [naam agent] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met versnelde pas op [naam agent] afgelopen en heeft vervolgens zijn armen opgeheven en is vervolgens dichtbij [naam agent] gaan staan en heeft [naam agent] de woorden toegevoegd: “wat als ik jou nu dood maak;
Zaak B:
1.
op 15 oktober 2020 te Amsterdam [naam 1] en [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan [naam 1] en [naam 2] en stekende bewegingen gemaakt met voornoemd mes in de richting van [naam 1] en [naam 1] en [naam 2] de woorden toegevoegd: “jullie kunnen me toch niet tegenhouden” en “moet ik iemand neersteken voor de politie komt” en “als jullie mij er nu niet doorlaten ga ik jullie wat doen”;
2.
op 14 en 15 oktober 2020 te Amsterdam [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte meermalen opzettelijk dreigend een mes getoond aan [naam 3] en heeft hij hem op 14 oktober 2020 de woorden toegevoegd: “moet ik deze gaan gebruiken voordat de politie komt”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is echter niet strafbaar. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte is door een psychiater en psycholoog onderzocht in het kader van zaak A.
Psychiater H. Wind concludeert in het Pro-Justitia-rapport van 15 januari 2021 dat er bij verdachte sprake is van een chronische psychotische stoornis (ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis) en een stoornis in het gebruik van alcohol, amfetamine en cannabis. Ten tijde van de tenlastegelegde feiten was er sprake van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld met wanen en agitatie en verdachte had in de dagen ervoor amfetamine gebruikt.
Verdachte was op de psychiatrische afdeling van het AMC opgenomen wegens een geagiteerde paranoïde psychotische toestand. Vanwege bedreigingen met een mes is hij overgebracht naar een politiebureau. Hij is bekend met angst en verwardheid tijdens psychotische ontregeling. Hij heeft de dreigementen geuit in deze toestand. Het denken en handelen van verdachte werden op dat moment dermate dominant bepaald door de psychotisch ontregelde toestand bij verdachte dat de psychiater adviseert om verdachte de tenlastegelegde feiten niet toe te rekenen.
Psycholoog R.S. Turk schrijft in het Pro-Justitia-rapport van 7 januari 2021 dat verdachte lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type, ADHD van het gecombineerde type en polymiddelenafhankelijkheid. Hij komt uit het onderzoek naar voren als een chronisch psychotische man. Dit was het geval ten tijde van het ten laste gelegde en heeft de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte op dat moment beïnvloed. De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies over, maakt deze tot de hare en volgt de adviezen. De rechtbank acht de rapporten, hoewel in zaak A opgemaakt, eveneens redengevend voor haar oordeel omtrent de toerekenbaarheid van verdachte in zaak B gelet op de korte tijd die er tussen de feiten in zaak A en B is gelegen, de gelijksoortigheid van de feiten en het chronisch beeld van verdachte.
Het bewezen geachte kan verdachte derhalve wegens een ziekelijke stoornis niet worden toegerekend. Verdachte dient ter zake daarvan dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.Terbeschikkingstelling

8.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vindt dat aan verdachte een maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging moet worden opgelegd en dat deze niet beperkt moet worden tot een periode van 4 jaar.
8.2
Standpunt verdediging
De raadsman brengt naar voren dat verdachte een behandeling nodig heeft en instemt met de adviezen. Verdachte zou het liefst in [naam kliniek] geplaatst worden. De raadsman heeft aangegeven dat verdachte zich ook ten aanzien van de duur van de op te leggen maatregel refereert aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een agent bedreigd door dreigende woorden tegen hem te zeggen. Verdachte heeft voorafgaand daaraan op dezelfde dag drie psychiatrisch verpleegkundigen bedreigd, waarbij hij dreigende woorden heeft geuit en die woorden kracht heeft bijgezet door het tonen van een mes en/of het maken van stekende bewegingen in hun richting.
De rechtbank heeft op basis van de rapporten van de psychiater en psycholoog geconcludeerd dat bij verdachte tijdens het begaan van de bewezen feiten een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. De rechtbank heeft ook geconcludeerd dat de feiten hem niet kunnen worden toegerekend.
Verdachte heeft dus een misdrijf begaan dat behoort tot een van de misdrijven die genoemd worden in artikel 37a Wetboek van Strafrecht terwijl er op dat moment sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Volgens artikel 37a Sr kan dan TBS opgelegd worden als de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel vereist. De rechtbank moet dus beoordelen of - ter bescherming van de maatschappij - TBS met dwangverpleging aangewezen is.
Recidiverisico en TBS met dwangverpleging
Uit het rapport van de psychiater komt met name naar voren dat er sprake is van een psychotische stoornis (ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis). De klinische inschatting van het recidiverisico wordt, gezien de voorgeschiedenis en het huidige psychiatrische beeld, zonder gepaste maatregelen als hoog ingeschat. De psychiater adviseert om een behandeling op te leggen in het kader van TBS met dwangverpleging gezien de onvoorspelbaarheid van de te verwachten behandelduur en het benodigde hoge beveiligingsniveau met voldoende controlemogelijkheden.
De psycholoog schrijft dat verdachte uit het onderzoek naar voren komt als een chronisch psychotische man en dat verdachte onder meer lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type. Hij concludeert dat risicotaxatie wijst op een hoge kans op gewelddadige recidive. “Betrokkene heeft langdurig toezicht, controle en behandeling nodig, is het niet om zijn stoornissen onder controle te krijgen dan toch om het maatschappelijk risico te minimaliseren.” De psycholoog acht het zeer wel mogelijk dat verdachte op grond van zijn stoornissen tot veel ernstigere delicten kan komen. Hij denkt dat behandeling in het kader van de TBS de enige realistische mogelijkheid biedt om het recidiverisico blijvend te verlagen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het rapport reclasseringsadvies van L. Pel van Fivoor GGZ Haarlem van 21 januari 2021. Gezien het chronische ziektebeeld, de hoge kans op recidive en het feit dat een voorwaardelijk kader niet haalbaar wordt geacht, adviseert ook GGZ Reclassering Fivoor een Tbs-maatregel met dwangverpleging.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 4 januari 2021 waaruit blijkt dat hij veelvuldig is veroordeeld voor bedreiging en overige geweldsdelicten waarbij ook veelvuldig behandeltrajecten zijn opgelegd. In 2009 is aan verdachte de (gemaximeerde) Tbs-maatregel opgelegd. Dit heeft recidive kennelijk niet kunnen voorkomen.
Op grond van de bevindingen van de psychiater en psycholoog en hetgeen verder uit het dossier naar voren komt, vindt de rechtbank dat verdachte ter beschikking gesteld moet worden en van overheidswege moet worden verpleegd. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van die maatregel.
Verdachte heeft zowel bij de psychiater als bij de psycholoog als bij monde van zijn raadsman te kennen gegeven dat hij de maatregel van TBS met dwangverpleging opgelegd wil krijgen. Hij zou graag in de [naam kliniek] , onderdeel van de Van der Hoevenkliniek, worden behandeld.
De rechtbank adviseert om, conform de suggestie van de psychiater en het verzoek van verdachte, verdachte te plaatsen in kliniek “ [naam kliniek] ” te [plaats] .
Ongemaximeerde TBS
De rechtbank legt de maatregel van terbeschikkingstelling op voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten bedreiging. Verdachte heeft daarbij dreigende woorden geuit en dit (in zaak B) kracht bijgezet door het tonen van een mes en het maken van stekende bewegingen. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte het dreigen met geweld instrumenteel heeft ingezet om het door hem gewenste doel te bereiken en ook dat hij bereid lijkt steeds een stap verder te gaan als zijn eerste pogingen of dreigementen niet slagen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaar.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Zaak B:
Feit 1: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaar en
ontslaat hem van alle rechtsvervolgingterzake daarvan.
Gelast dat verdachte
ter beschikking gesteldzal worden en beveelt dat hij
van overheidswege verpleegdzal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en M. Jeltes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 februari 2021.
[Bijlage]
.