Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Omdat halverwege de zitting het gebouw van de rechtbank moest worden ontruimd vanwege een verdacht pakket, heeft het vervolg van de zitting diezelfde dag digitaal plaatsgevonden, via Skype for Business.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
mr. Steenmetser.
Na verder debat is vonnis bepaald op 21 januari 2021.
2.De feiten
In afwijking van het bepaalde in artikel 14.1 van de Algemene Bepalingen komen partijen uitdrukkelijk overeen dat huurder gerechtigd is tot opschorting in de zin van artikel 6:52 e.v. B.W., en tot het leggen van eigenbeslag. (…)2.4. In verband met de coronacrisis is het restaurant op last van de overheid gesloten van 15 maart 2020 tot en met 31 mei 2020. Vanwege wegvallende omzet heeft Swissôtel besloten het hotel van 25 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 te sluiten. Op 14 oktober 2020 is het restaurant op last van de overheid opnieuw gesloten. Op 15 december 2020 zijn de eet- en drinkgelegenheden in het hotel op last van de overheid gesloten. Ten tijde van de mondelinge behandeling van dit kort geding was bekend dat deze maatregelen tot tenminste 19 januari 2021 van kracht blijven.
3.Het geschil
I. opschorting van betaling van 50% van de verschuldigde huurpenningen door Swissôtel, althans van een in goede justitie te bepalen percentage, over de periode vanaf 15 maart 2020 totdat in een door haar aan te spannen bodemprocedure is beslist, althans over een in goede justitie te bepalen periode;
II. Dam Square te veroordelen, al dan niet bij wijze van voorschot, 50% van de betaalde huurpenningen over de periode van 15 maart 2020 tot en met 31 december 2020, althans een in goede justitie te bepalen percentage, terug te betalen aan Swissôtel;
III. aan de onder I. en II. genoemde vorderingen de voorwaarde te verbinden dat Swissôtel binnen één maand na dit vonnis een bodemprocedure aanhangig maakt over de vraag in hoeverre Swissôtel aan haar verplichtingen moet voldoen in de periode dat zij als gevolg van de coronacrisis wordt beperkt in de exploitatie van het gehuurde;
IV. Dam Square te verbieden bezwarende maatregelen te treffen voor door Swissôtel op grond van dit vonnis onbetaald gelaten huurpenningen;
V. Dam Square te verbieden om een boete of wettelijke rente in rekening te brengen voor door Swissôtel op grond van dit vonnis onbetaald gelaten huurpenningen;
VI. Dam Square te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
VII. Dam Square te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
(1) Als gevolg van de overheidsmaatregelen ter bestrijding van de coronacrisis wordt Swissôtel aanzienlijk beperkt in het genot van het gehuurde. Dit kan als een gebrek worden aangemerkt in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW, hetgeen ook in de wetsgeschiedenis is toegelicht. Op grond van artikel 7:210 BW kan Swissôtel dan in de bodemprocedure gedeeltelijke ontbinding vorderen (voor zover het de hoogte van de huurprijs betreft), dan wel een vordering tot huurvermindering instellen op grond van artikel 7:207 BW.
share the pain-beginsel’ vindt breed bijval in literatuur en jurisprudentie.
(3) In artikel 9.16(a) van de huurovereenkomst (zie 2.3) is een extra contractueel opschortingsrecht opgenomen (dit recht speelde niet in de vele andere kortgedingvonnissen die de afgelopen tijd zijn gewezen en waarin de huurder op een van de andere twee grondslagen werd toegestaan om de huurprijs partieel op te schorten).
Ter toelichting het volgende. De omzet van Swissôtel in de periode van maart tot en met november 2020 bedroeg 92% minder dan de omzet in dezelfde periode in 2019. Ondanks forse maatregelen om de kosten te reduceren (waaronder de beëindiging van het dienstverband van 15 FTE’s) en ondanks de overheidssteun, heeft Swissôtel in 2020 een verlies geleden van ruim 1,2 miljoen euro. Swissôtel heeft hierover in haar producties volledige openheid van zaken gegeven. De financiële verwachtingen voor 2021 zijn ronduit somber.
Dam Square bestrijdt dat de coronacrisis, tezamen met de overheidsmaatregelen, een gebrek opleveren. In de huurovereenkomst is een risicoverdeling opgenomen met betrekking tot het huurobject en de exploitatie van het bedrijf van Swissôtel, waaruit volgt dat de coronamaatregelen voor risico van Swissôtel komen. Overigens zijn hotels niet op last van de overheid gesloten en worden zij hooguit geconfronteerd met tegenvallende bezoekersaantallen. In de dagvaarding wordt ten onrechte de indruk gewekt alsof in de literatuur eensgezind het standpunt wordt gevolgd dat de coronamaatregelen een gebrek opleveren. Ook de verwijzing naar de parlementaire geschiedenis gaat mank.
Verder kan Dam Square zich niet vinden in de door Swissôtel voorgestane toepassing van artikel 6:258 BW dat gaat over onvoorziene omstandigheden. Op grond van alle omstandigheden van het geval dienen de vorderingen van Swissôtel, zeker in dit kort geding, te worden afgewezen. Gewezen wordt op de volgende omstandigheden.
4.De beoordeling
opschortingvan een gedeelte van de huurprijs in afwachting van de uitspraak van de bodemrechter en om terugbetaling
bij wijze van voorschotvan in het verleden betaalde huurpenningen, eveneens in afwachting van de uitspraak van de bodemrechter. Het is onjuist dat Swissôtel “in feite een declaratoir vonnis vraagt”, zoals gesteld onder 6 van de conclusie van antwoord van Dam Square. Ook heeft Swissôtel een spoedeisend belang bij het in behandeling nemen van haar vorderingen. Gezien de ernst van de coronacrisis en de gevolgen hiervan, met name voor de horeca en het hotelwezen is op voorhand aannemelijk dat de financiële positie van Swissôtel sinds het uitbreken van die crisis aanzienlijk is verslechterd. Of die verslechtering ook moet leiden tot toewijzing van de vorderingen van Swissôtel, wordt hierna beoordeeld.
op dit momentgeen beroep op artikel 6:258 BW toekomt. Verder is onvoldoende aannemelijk dat Swissôtel haar cijfers over 2020 slecht heeft onderbouwd of hierover niet transparant is. Ter zitting heeft zij verklaard dat die cijfers zijn opgesteld op de wijze die algemeen aanvaard is in de hotelbranche en dat de overheidssteun die zij heeft ontvangen hierin wel degelijk is meegenomen. In dat kader wordt opgemerkt dat de berekening die Dam Square voorstaat waarbij de TVL eerst van de verschuldigde huur wordt afgetrokken en het restant 50/50 door beide partijen wordt gedeeld niet opgaat. Het gaat er immers om dat Swissôtel een substantieel lagere omzet heeft en dat zij meer vaste lasten heeft dan alleen de huur. Er dient dus naar het totaalplaatje te worden gekeken, zoals Swissôtel dit heeft onderbouwd door overleggen van haar cijfers over 2020. Mocht dit anders zijn, dan zal dit in de bodemprocedure moeten blijken. Over de reparatie van de vloer kan voorshands worden aangenomen dat die is uitgevoerd op een moment dat het restaurant toch was gesloten en dat hieraan geen substantiële omzetdaling kan worden gewijd. Tot slot kan voorshands niet worden aangenomen dat Dam Square tot nu toe redelijke voorstellen heeft gedaan die Swissôtel niet had mogen weigeren. Dam Square heeft weliswaar ingestemd met maandbetalingen in plaats van met kwartaalbetalingen, maar door in de verdere onderhandelingen vast te houden aan een huurprijsherziening in 2025, terwijl de huurovereenkomst een looptijd heeft tot 2032, heeft zij zich voorshands niet redelijk opgesteld. Het is Dam Square in beginsel niet toegestaan om de regeling met betrekking tot onvoorziene omstandigheden aan te wenden om een (in haar ogen) commercieel onvoordelig contract in haar voordeel aan te passen.
5.De beslissing
€ 980,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien deze bedragen niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn voldaan,