In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam als verweerder en eisers, vertegenwoordigd door mr. V.J. Oranje. De zaak betreft de intrekking van een vergunning door de verweerder, omdat de vergunninghouder gedurende meer dan 26 weken geen gebruik heeft gemaakt van de verleende vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit is ingetrokken, wat betekent dat aan het beroep van eisers is tegemoetgekomen. Dit leidt tot de mogelijkheid voor eisers om proceskostenvergoeding aan te vragen.
Eisers hebben bij de intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, die forfaitair zijn vastgesteld op € 534,-. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder in de proceskosten van eisers moet worden veroordeeld, ondanks het standpunt van verweerder dat de intrekking van het besluit niet het gevolg was van de beroepsgronden van eisers. De rechtbank heeft de intrekking van het besluit als een tegemoetkoming aan het beroep van eisers beschouwd, wat volgens vaste jurisprudentie leidt tot een proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 170,- aan eisers moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen. Dit vonnis is relevant voor de toepassing van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).