ECLI:NL:RBAMS:2021:1202

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
AMS 18/7290
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergunning en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam als verweerder en eisers, vertegenwoordigd door mr. V.J. Oranje. De zaak betreft de intrekking van een vergunning door de verweerder, omdat de vergunninghouder gedurende meer dan 26 weken geen gebruik heeft gemaakt van de verleende vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit is ingetrokken, wat betekent dat aan het beroep van eisers is tegemoetgekomen. Dit leidt tot de mogelijkheid voor eisers om proceskostenvergoeding aan te vragen.

Eisers hebben bij de intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, die forfaitair zijn vastgesteld op € 534,-. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder in de proceskosten van eisers moet worden veroordeeld, ondanks het standpunt van verweerder dat de intrekking van het besluit niet het gevolg was van de beroepsgronden van eisers. De rechtbank heeft de intrekking van het besluit als een tegemoetkoming aan het beroep van eisers beschouwd, wat volgens vaste jurisprudentie leidt tot een proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 170,- aan eisers moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen. Dit vonnis is relevant voor de toepassing van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/7290

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eisers], te Amsterdam, eisers,
(gemachtigde: mr. V.J. Oranje),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de besloten vennootschap Seve none Seven B.V., vergunninghouder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 11 december 2018 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 31 oktober 2018 (het bestreden besluit), aangevuld met beroepsgronden op 7 januari 2019.
Op 17 oktober 2019 zou de behandeling van het beroep bij de rechtbank plaatsvinden. Partijen hebben op 4 oktober 2019 en 4 februari 2020 om aanhouding van de zaak verzocht in afwachting van nieuwe ontwikkelingen.
Op 18 november 2020 hebben eisers het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft op 27 november 2020 een verweerschrift ingediend. Eisers hebben op
14 december 2020 op het verweerschrift gereageerd.

Overwegingen

1. Eisers hebben bij de intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de forfaitaire vergoeding in beroep. [1] De rechtbank sluit het onderzoek en zal uitspraak doen buiten zitting. Het verzoek is gegrond. [2]
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit is ingetrokken, omdat de vergunninghouder over een periode van meer dan 26 weken geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning. Het bestreden besluit is niet ingetrokken naar aanleiding van de aangevoerde beroepsgronden. Een proceskostenvergoeding moet om die reden dan ook achterwege blijven. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder niet.
3. Verweerder heeft het bestreden besluit ingetrokken. [3] Daarmee is verweerder aan het beroep van eisers tegemoet gekomen. In dat geval wordt volgens vaste jurisprudentie een verzoek om toepassing van artikel 8:75a van de Awb in de regel ingewilligd. Dat de aanleiding van de intrekking van het besluit gelegen was in het feit dat de vergunninghouder niet op tijd gebruik van de verleende vergunning heeft gemaakt, maakt niet dat een uitzondering op het de hiervoor genoemde regel moet worden gemaakt. [4] Dit speelt te meer nu uit het dossier blijkt dat voorafgaande aan de intrekking van het besluit verweerder de derde belanghebbende herhaaldelijk heeft verzocht om in te stemmen met de intrekking van de vergunning, omdat daar geen gebruik van werd gemaakt. Daarmee is verweerder feitelijk tegemoetgekomen aan het beroep, dat immers tot doel had de intrekking van de vergunning.
4. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. De hoogte wordt forfaitair vastgesteld op € 534,- als kosten van verleende rechtsbijstand. [5]
5. Verweerder dient aan eisers het betaalde griffierecht van € 170,- te vergoeden. [6]

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van
€ 534,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
19 februari 2021
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een hogerberoepschrift opsturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in 's-Gravenhage. U kunt een hogerberoepschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.onder toepassing van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, Awb op grond van artikel 8:75a, derde lid, Awb
3.met toepassing van artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen
4.vergelijk onder meer ECLI:NL:RBZWB:2014:6354
5.onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend: 1 punt voor het
6.ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb