ECLI:NL:RBAMS:2021:1324

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
25 maart 2021
Zaaknummer
C/13/675542 / HA ZA 19-1220
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over dekking na brand in horecagelegenheid door niet-functioneren van maximaalthermostaat

In deze zaak vordert de besloten vennootschap [eiseres] B.V. dat VIVAT SCHADEVERZEKERINGEN N.V. wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding na een brand in haar horecagelegenheid, [naam café], op 15 februari 2018. De brand ontstond in de keuken, vermoedelijk door oververhitting van frituurvet, waarbij de maximaalthermostaat van de rechterfrituurbak niet functioneerde. VIVAT heeft dekking geweigerd op basis van de Horeca clausule in de verzekeringsovereenkomst, die vereist dat frituurovens zijn voorzien van een goed werkende maximaalthermostaat. De rechtbank oordeelt dat VIVAT terecht een beroep doet op deze clausule, omdat [eiseres] niet heeft aangetoond dat de schade niet veroorzaakt of vergroot is door het niet functioneren van de maximaalthermostaat. De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] af en veroordeelt haar in de proceskosten. De zaak benadrukt de noodzaak voor verzekerden om te voldoen aan de voorwaarden van hun verzekeringsovereenkomst, vooral in situaties waar de verzekering dekking biedt voor specifieke risico's zoals brand.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/675542 / HA ZA 19-1220
Vonnis van 24 maart 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.P. Wolf te Breda,
tegen
de naamloze vennootschap
VIVAT SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Vivat genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 november 2019, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 8 juli 2020, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van de comparitie van 5 oktober 2020 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een onderneming die zich bezighoudt met de exploitatie van horecaondernemingen, onder meer onder de handelsnaam [handelsnaam] waarmee [naam café] aan de [adres] te [plaats] wordt geëxploiteerd.
2.2.
De heer [naam bestuurder] is enig bestuurder van [eiseres] .
2.3.
Sinds 1 mei 2001 huurt [eiseres] onder meer de bedrijfsruimte aan de [bedrijfsruimte] te [plaats] en de inventaris van [naam café] van Meyer Beheer B.V. Meyer Beheer B.V. huurt deze bedrijfsruimte op haar beurt van Interbrew Nederland B.V. die deze op haar beurt huurt van de heer [naam 1] , eigenaar van de bedrijfsruimte (hierna: [naam 1] ).
2.4.
Op basis van een offerte van assurantietussenpersoon Herenvest Groep B.V. heeft [eiseres] op 12 februari 2012 een aanvraag ingediend bij Vivat voor een aantal verzekeringen onder de naam “Bedrijven Totaalplan”. Deze aanvraag is door Vivat geaccepteerd, waarna met ingang van 1 januari 2012 voor de duur van 3 jaar met stilzwijgende verlenging voor 36 maanden een verzekeringsovereenkomst tussen [eiseres] en Vivat tot stand is gekomen (hierna: de verzekeringsovereenkomst). De verzekeringsovereenkomst biedt onder meer dekking voor de risico’s van brand voor inventaris/goederen en bedrijfsschade.
2.5.
In de polis die geldt met ingang van 1 januari 2018 is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
Clausules(…)
0128 Horeca clausule (garantie)[hierna: Horeca clausule, rb]
(…)
b. Frituurovens
Er dienen in de directe nabijheid van de oven(s) passende metalen deksel(s) en een CO2-blusapparaat van ten minste 6kg inhoud aanwezig te zijn.
Om daarop toezicht te houden moet steeds gedurende het functioneren van de frituuroven(s) iemand daarbij aanwezig zijn.
De frituuroven(s) moet(en) zijn voorzien van een goed werkende maximaal-thermostaat en waakvlambeveiliging, terwijl boven de oven(s) een deugdelijke afzuiginstallatie is geïnstalleerd.
De frituuroven(s) en de daarbij behorende afzuiginstallatie(s) moet(en) jaarlijks gecontroleerd worden door een erkend servicebedrijf.
(…)
2900 Garantie[hierna: Garantie clausule, rb]
Als niet voldaan wordt aan één of meer garantieclausules op deze polis, is Reaal niet verplicht de schadevergoeding te betalen. Tenzij u aantoont dat de schade niet door het niet-nakomen van de garantie veroorzaakt of vergroot is. (…)”.
2.6.
Op 15 februari 2018 heeft in [naam café] een brand gewoed. De brand is ontstaan in de keuken van [naam café] .
2.7.
[eiseres] heeft op 16 februari 2018 via haar advocaat een schademelding gedaan bij Vivat.
2.8.
Vivat heeft onmiddellijk na de brand onderzoek laten verrichten naar het ontstaan van de brand. Daartoe heeft zij als experts ingeschakeld Dekra Experts en Dekra Certifications B.V. (hierna: Dekra) en Biesboer Expertise B.V. (hierna: Biesboer).
2.9. (
De verzekeraars van) Meyer Beheer B.V. en [naam 1] hebben EMN en CED Forensic als experts ingeschakeld.
2.10.
[eiseres] heeft Efectis B.V. (hierna: Efectis) als expert ingeschakeld, alsmede Stekelenburg schade onderzoek bureau B.V. (hierna: Stekelenburg).
2.11.
Dekra heeft de schadelocatie op 16 februari 2018 bezocht. In het eerste verslag van expertise van Dekra van 19 februari 2018 staat onder het kopje “Oorzaak” dat de brand is ontstaan in de rechter frituurpan, dat de toedracht nog niet duidelijk is, maar dat het kan liggen in het niet goed functioneren van de maximaalthermostaat of in gebruik van oudere olie.
2.12.
Dekra heeft in opdracht van Biesboer de friteuse onderzocht en vragen van Biesboer beantwoord. Het ging daarbij om de vraag of de maximaalthermostaat naar behoren heeft gefunctioneerd en zo niet, wat de oorzaak hiervan is geweest. Daartoe heeft op 8 maart 2018 onderzoek plaatsgevonden aan de friteuse bij Dekra in Arnhem. Hierbij waren experts van [eiseres] en Vivat aanwezig, alsook (experts van) de verzekeraars van Meyer Beheer B.V. en [naam 1] . Op 13 maart 2018 heeft vervolgonderzoek plaatsgevonden bij Dekra.
2.13.
In het rapport van Dekra van 4 april 2018 staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
2 Inleiding
(…)
Om een antwoord te vinden op bovengestelde vragen is op 8 maart allereerst een gezamenlijke bespreking gehouden tussen de betrokken partijen. Vervolgens is gezamenlijk onderzoek uitgevoerd aan de restanten van de friteuse. Hierna hebben de betrokkenen ermee ingestemd dat DEKRA zelfstandig nadere onderzoek uit zou voeren.
Het vervolgonderzoek door DEKRA is op 13 maart uitgevoerd.
De uitkomsten van beide onderzoeken worden in dit rapport weergegeven.

3.ONDERZOEK 8 MAART

(…)
3.1
Bespreking
Voorafgaand aan het technische onderzoek is allereerst een gezamenlijke bespreking gehouden om de beschikbare gegevens te delen om een algehele indruk te krijgen van de omstandigheden rond het ontstaan van de brand. (…)
3.8
Samenvatting
De bevindingen zijn samengevat als volgt:
  • Na de brand waren de elementen elektrisch gezien niet meer ingeschakeld
  • De beide bakken waren elektrische volledig gescheiden
  • De thermostaatvoelers bevinden zich op de juiste plaats voor beide friteuses
  • De beide thermostaten van de rechter bak functioneren niet meer na de brand
  • Er zijn twee onafhankelijke relais toegepast
  • De contacten van de maximaa thermostaat zitten vast tegen elkaar
3.9
Conclusie na eerste onderzoek
De volgende voorlopige conclusies zijn geformuleerd na het eerste onderzoek:
Er moeten zich twee onafhankelijke fouten hebben voorgedaan: óf twee thermostaten die defect zijn geweest óf twee relais. Deze conclusie volgt uit de waarneming dat er twee afzonderlijke afschakelmechanismen aanwezig zijn. Deze moeten beiden niet meer naar behoren gefunctioneerd.
Een enkelvoudige fout kan bij deze constructie niet leiden tot brand. Het ontwerp voldoet hiermee aan de eisen die hiervoor gelden volgens de laagspanningsrichtlijn. (…)

4.ONDERZOEK 13 MAART

(…)
4.6
Samenvatting
Het vervolgonderzoek van 13 maart heeft de volgende uitkomsten.
Het elektrische schema is volledig gereconstrueerd. Hierna is de veiligheid aan de hand van het schema geanalyseerd. De uitkomst hiervan is dat aan alle eisen met betrekking van elektrische beveiliging wordt voldaan. Het ontwerp is veilig.
De bedrading is onderzocht. Hierin zijn geen sporen van een elektrische sluiting als potentiële oorzaak van de brand gevonden. Hierbij is ook het elektrische schema gebruikt. Er is geen plaats voor een enkelvoudige sluiting gevonden waardoor de brand zou zijn te verklaren.
De beide relais zijn gecontroleerd. Hierin staat geen enkel contact in de “aan” stand. Als een relais in blijft staan en de behuizing tijdens de brand versmelt, worden de contacten in de “aan” stand gefixeerd. Nu dit niet het geval is geweest, is uit te sluiten dat de brand is ontstaan als gevolg van het blijven “plakken” van beide relais.
Er is verbrand vet aanwezig rond de elektrische onderdelen. De meest waarschijnlijke oorzaak hiervan is dat dit hier is gekomen als gevolg van de brand en de blussing.
De capillairs van de regel- en maximaalthermostaat zijn gecontroleerd. Hierbij is geconstateerd dat ter plekke van de elektrische aansluitingen van de verwarmingselementen het capillair van de maximaalbeveiliging is onderbroken.
Macro opnames van het capillair hebben aangetoond dat de onderbreking is ontstaan als gevolg van een elektrische sluiting. Het capillair was wel beschermd tegen kortsluiting door een geweven kous van hittebestendig materiaal, mar deze beschermende kous is doorgeschuurd.
Het capillair liep langs de aansluitschroeven van de verwarmingselementen. Hiermee heeft deze sluiting gemaakt met een defect als gevolgschade.
Een vergelijkbare schade is ook in de andere friteuse geconstateerd. Ook hier is de isolerende kous doorgeschuurd ter plekke van de elektrische aansluitschroeven van het verwarmingselement. Het schuren treedt op als het verwarmingselement omhoog gekanteld wordt bij schoonmaken.

5.CONCLUSIES

De maximaalthermostaat van de rechter friteuse heeft niet meer gefunctioneerd voorafgaand aan de brand. De oorzaak hiervan is dat de beschermende kous was doorgeschuurd, vermoedelijk als gevolg van het kantelen van de verwarmingselementen tijdens de schoonmaakbeurten van de frituurbak. Nadat de kous was doorgesleten, heeft de capillair leiding contact gemaakt met de aansluitschroeven van het verwarmingselement, met als gevolg dat er door de optredende sluiting een gat is gebrand in het capillair. Hierna functioneerde de maximaalbeveiliging niet meer.
Als de maximaalthermostaat niet meer functioneert is de veiligheidsfunctie hiervan uitgevallen. Een enkel defect in de regelthermostaat (niet meer afschakelen) leidt dan direct tot brand.
Uit de beschrijving van de gebeurtenissen door de gebruiker tijdens het ontstaan van de brand blijkt dat de regelthermostaat niet naar behoren heeft gefunctioneerd direct voorafgaand aan de brand. Hij heeft genoemd dat de frites veel te snel bruin werden. Wat de oorzaak is geweest van het niet meer afschakelen van de regelthermostaat is tijdens het onderzoek niet vastgesteld. Mogelijk is dit veroorzaakt door “einde levensduur” / slijtage. (…)”.
2.14.
Bij de stukken bevindt zich ook een rapport van Biesboer, afgesloten op 9 april 2018, opgesteld in opdracht van Vivat en Achmea (als opstalverzekeraar van [naam 1] ). Biesboer heeft het tactisch onderzoek uitbesteed aan Dekra (zie 2.13). In het rapport van Biesboer staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
5. Onderzoek Dekra Certification
Op 8 maart 2018 en 13 maart 2018 is door de heer [naam 6] van Dekra Certification B.V. een onderzoek ingesteld aan de onderhavige friteuse. Dit onderzoek vond plaats in het onderzoekslaboratorium van Dekra Certification te Arnhem. Bij het onderzoek d.d. 8 maart 2018 waren naast rapporteur aanwezig de heer [naam 3] van CED Forensic, namens de verzekeraar van Meyer Beheer, mevrouw [naam 2] van Efectis Nederland B.V. namens de contra expert van verzekerde I [ [eiseres] , rb], de heren [naam 4] en [naam 5] van Achmea. Het onderzoek d.d. 13 maart 2018 werd door de heer [naam 6] voornoemd uitgevoerd met goedkeuring en in afwezigheid van voormelde betrokkenen. Nadat eerst een beknopt verslag van de uitkomsten van het onderzoek was verkregen werd op 4 april 2018 van de heer [naam 6] voornoemd een uitgebreid onderzoeksverslag ontvangen. Dit verslag is als bijlage A bij deze rapportage gevoegd. Naar de inhoud wordt kortheidshalve verwezen. [zie 2.13, rb]
(…)
9. Samenvatting en conclusie
Gezien het vorenstaande, kan als resultaat van de ingestelde technische expertise, het ingestelde vervolg onderzoek en daarbij gelet op de inhoud van de afgelegde verklaring(en) de daarin vermelde verklaarde waarnemingen, de gedane mededelingen, en overgelegde bescheiden worden gesteld dat:
  • op donderdag 15 februari 2018, omstreeks 20.30 uur, brand is ontstaan in de keuken van [naam café] aan de [bedrijfsruimte] te [vestigingsplaats] ;
  • de brand is ontdekt door een in de keuken werkzame kok;
  • ten tijde van het ontstaan van brand gasten in het café aanwezig waren;
  • bij aankomst van de gealarmeerde brandweer het café was ontruimd en de brand door de brandweer is geblust;
  • gelet op het aangetroffen brandschadebeeld, de brand is ontstaan in de rechter frituurbak van een in de keuken aanwezige friteuse;
  • uit expertise is gebleken dat de brand het gevolg moet zijn geweest van ten minste 2 optredende mankementen / defecten;
  • met zekerheid is vastgesteld dat het eerste defect de niet functionerende maximaal thermostaat van de rechter frituurbak is geweest;
  • als gevolg daarvan de veiligheidsfunctie is weggevallen en een enkel defect in de regelthermostaat (niet meer afschakelen) direct leidt tot brand;
  • een defect aan de regelthermostaat (2e defect) vooralsnog niet is kunnen worden vastgesteld;
  • door verzekerde I niet dan wel niet geheel is voldaan aan de in betreffende verzekeringspolis gestelde horeca clausule en
  • door verzekerde II [ [naam 1] , rb] niet danwel niet geheel is voldaan aan de in de van toepassing zijnde verzekeringspolis gestelde horeca preventiemaatregelen.
Resumerend wordt dan ook gesteld, dat de brand in de keuken van [naam café] is ontstaan door het in de rechter frituurpand tot ontbranding komen van de daarin aanwezige olie/vet. Met zekerheid is vastgesteld dat als gevolg van het onderbreken van het capillair van de maximaal thermostaat, deze voorafgaand aan de brand niet functioneerde. Aangezien is vastgesteld dat zich voor het doen ontstaan van brand, zich twee defecten hebben voorgedaan, en is gebleken dat de beide relais geen defecten toonden, is het zeer wel mogelijk te achten dat een vooralsnog niet vastgesteld defect aan de regelthermostaat (einde levensduur / slijtage) heeft geleid tot het ontstaan van onderhavige brand. (…)”.
2.15.
[eiseres] heeft opdracht gegeven aan Stekelenburg om onderzoek te doen. In het rapport van Stekelenburg van 10 april 2018 staat, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
ALGEMEEN/KORTE TOEDRACHT
Donderdagavond 15 februari 2018 verrichte keukenpersoneel werkzaamheden in de keuken ten behoeve van de klanten in het restaurant van [naam café] . Tijdens deze werkzaamheden bleek, dat het vet in de frituur veel te warm werd. Ondanks het feit, dat men de frituur uit had gezet, was de temperatuur van het vet dusdanig hoog geworden dat er brand uit brak. In paniek is toen een branddeken over de frituur gegooid, echter deze vatte ook vlam. Door de paniek is men vergeten gebruik te maken van de frituurdeksels. De gewaarschuwde brandweer was snel ter plaatse en zorgde ervoor, dat de brand beperkt bleef tot de keuken. De overige delen van het pand liepen rook-, roet- en waterschade op. (…)
BRANDBEELD
Algemeen
Toen Stekelenburg op 6 maart 2018 op het schadeadres kwam, bleek de mogelijke plaats van het ontstaan van de brand geheel te zijn ontruimd en had verder technisch onderzoek geen toegevoegde waarde.
OORZAAKONDERZOEK
Voor wat betreft een mogelijke oorzaak van de brand is daarom uitgegaan van, via verzekerde, verkregen foto’s, welke kort na blussing van de brand zijn gemaakt. Uit de eerste informatie zou reeds duidelijk zijn, dat de brand ontstaan is door oververhitting van het frituurvet. (…)”.
2.16.
Bij e-mail van 11 april 2018 heeft de toenmalige advocaat namens [eiseres] aan Vivat het volgende geschreven:
“(…) Ik begrijp dat u uiterlijk morgen over de dekking op de brandpolis en afwikkeling van de schaderegeling zult beslissen en die beslissing ook nog morgen aan de betrokken tussenpersoon en mij bekend zult maken. (…)
1. Frituurdeksel
(…)
2. Maximaal thermostaat
Ook bij dit onderwerp is een onnodige discussie ontstaan over de werking, omdat de maximaal thermostaat door de enorme vuurbelasting zodanig was aangetast dat de werking voor de brand niet meer vast te stellen was. Bovendien hebben de onderzoekers van Dekra bij hun onderzoek verzaakt de beginstand van de thermostaat te controleren – de test achteraf met een warmtebron was dus ook volgens Dekra bij voorbaat niets zeggend – en hebben zij daarbij ook nog kortsluiting veroorzaakt. Kortom, volgens onze onderzoeker, de heer ing. [naam 7] van Efectis, is niet meer vast te stellen of de maximaal thermostaat intact was voorafgaand aan de brand! Verder is van belang dat er perfect onderhoud is gedaan en dat de maximaalthermostaat binnen afzienbare tijd voor de brand nog was vervangen en dat het personeel – ook volgens de brandweer – adequaat heeft gereageerd door de frituurpan tijdig uit te zetten en een blusdeken te gebruiken. Verder was alles gericht op de veiligheid van gasten, bewoners boven het pand en het personeel zelf. Meer kan en mag er van een verzekerde niet worden verwacht, dunkt me. (…)”.
2.17.
Bij brief van 12 april 2018 aan de advocaat van [eiseres] heeft Vivat bericht dat zij geen dekking biedt voor de geleden schade en daarbij verwezen naar de rapporten van Biesboer en Dekra die zijn aangehecht.
2.18.
Bij brief van 1 juni 2018 heeft de huidige advocaat van [eiseres] gereageerd op de brief van Vivat van 12 april 2018 en betwist dat er geen dekking voor de brand bestaat.
2.19.
CED heeft op verzoek van Nationale Nederlanden, verzekeraar van Meyer Beheer B.V., een aanvullend onderzoek ingesteld. In haar rapport van 28 september 2018 is een e-mail opgenomen van de heer [naam 8] , schade-expert bij EMN, die voor zover van belang, luidt:
“1. Het verkleuren van de friet wijst op een defecte regelthermostaat. In dat geval dient de maximaalthermostaat dus in te grijpen. Blijkbaar is dit niet gebeurd.
2. De maximaalthermostaat is gespecificeerd op een uitschakeltemperatuur van ongeveer 250 graden. Schone bakolie heeft een ontstekingstemperatuur van ongeveer 375 graden. Dit ligt dus nog een behoorlijk eind uit elkaar. (…)
4. Dekra stelt dat de maximaalthermostaat niet functioneerde omdat de capillair (tussen voeler en thermostaatschakelaar) sluiting maakte met een aansluitschroef van het verwarmingselement. De capillair vertoont inderdaad sluitingssporen echter waarom is de schroef niet onderzocht? Hierop zou dan ook een sluitingsspoor te zien moeten zijn. De sluiting kan ook het gevolg zijn van de brand.
5. De zwarte substantie tussen de contacten van de maximaalthermostaat is blijkbaar elektrisch gezien een doorverbinding. Dekra stelt dat deze substantie waarschijnlijk na de brand in de thermostaat binnengedrongen moet zijn. Deze mening deel ik niet. De ervaring leert dat dit type met kantelbare verwarmingselementen vaak binnenin vervuild zijn met vet. De behuizing van de max-thermostaat is m.i. niet dicht. Op foto 3 is een opening tussen beide helften zichtbaar (en hoe zou de substantie immers anders naar binnen gedrongen kunnen zijn?). De zwarte substantie zou dus voor de brand reeds binnengedrongen kunnen zijn waardoor de max-thermostaat niet meer functioneerde. Verbrand vet bevat veel koolstof (dus stroom geleidend). Dit kan derhalve dus ook een mogelijke oorzaak zijn van het niet functioneren van de max.thermostaat. Ook kan de maximaalthermostaat reeds eerder defect zijn geraakt (bv door lekkage van de capillair; solderingen zijn een beruchte lekkagebron)
6. Waarom is de regelthermostaat niet onderzocht? Zou hier ook vet in zitten?
7. M.i. is het onderzoek dan ook niet volledig.
8. Vooralsnog deel ik wel de conclusie van Dekra dat de max-thermostaat voor de brand reeds defect was. Ben benieuwd waarmee Efectis komt.”
2.20.
Bij e-mail van 11 oktober 2018 heeft Nationale Nederlanden aan Meyer Beheer B.V. het volgende, voor zover van belang, bericht:
“(…)
Dekking
Zoals wij op 4 april 2018 berichtten, is uit onderzoek gebleken dat de maximaalthermostaat defect was. Er kan dan worden gesteld dat niet aan de bepaling ‘Frituurinrichting’ van clausule 19 ‘Garanties Algemeen, van ‘Clausuleblad Horecapolis De Keyzer – Brand’ is voldaan.
Er is echter ook gebleken dat wel regulier onderhoud is gepleegd en – met verwijzing naar de e-mail van 3 oktober 2018 – dat de thermostaat in juli 2017 is vervangen.
Het is naar onze mening dan ook niet redelijk en/of billijk om de schade af te wijzen omdat de maximaalthermostaat niet functioneerde. Immers, het moment dat de maximaalthermostaat defect raakt, leidt direct tot oververhitting. De oververhitting heeft in dit geval direct de brand tot gevolg gehad.
Gezien het bovenstaande komt de schade ten laste van de verzekering. (…)”.
2.21.
[eiseres] heeft opdracht gegeven aan Efectis voor een tegenrapport. In het rapport Efectis van oktober 2018 staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…) 2. BEOORDELING RAPPORT DEKRA (…)
2.1
INLEIDING
(…)
Uit de inleiding wordt duidelijk dat het rapport van Dekra geen onderzoek naar de oorzaak van de brand betreft, maar een zeer beperkt onderzoek naar het functioneren van de maximaalthermostaat. Een onderzoek dat zich beperkt tot één onderdeel kan nooit tot een conclusie over de oorzaak van de brand leiden.
(…)
2.2
HET ONDERZOEK OP 8 MAART
(…)
2.2.3
Functionele werking thermostaatvoelers
(…)
Verderop in het rapport wordt duidelijk dat de capillair, die de voeler met de maximaalthermostaat verbindt, open was als gevolg van een elektrische sluiting. Wanneer het onderzoek aan de frituur nauwkeurig uitgevoerd zou zijn voordat er allerlei testen uit werden gevoerd was deze hele test niet nodig geweest en had vooraf al vastgesteld kunnen worden dat de thermostaat niet op deze test zou kunnen reageren. Op basis van dit onderzoek kan niet gesteld worden dat de maximaalthermostaat voorafgaand aan de brand niet functioneerde, omdat het defect aan de thermostaat (het open capillair) een gevolg kan zijn van het door Dekra uitgevoerde onderzoek. (…)
2.2.7
Conclusie na eerste onderzoek
(…)
In par. 3.10 wordt gesteld dat een aantal zaken nader moeten worden onderzocht. Als één van die zaken wordt genoemd: Oorzaak van het niet functioneren van de maximaalthermostaat. Dekra vermeldt in haar rapport echter niet dat zij zelf sluiting heeft veroorzaakt, waardoor het niet mogelijk is om conclusies te trekken over de staat van de thermostaat voorafgaand aan de brand of direct na de brand. Dat geldt ook voor de overige nog te onderzoeken zaken.
2.3
ONDERZOEK 13 MAART
(…)
2.3.5
Onderzoek capillair
(…)
Ten slotte merkt Efectis op dat de door Dekra tijdens het onderzoek veroorzaakte sluiting door het aansluiten van de linker friteuse op de voeding van 400 Volt ook geleid kan hebben tot het ontstaan van het op de capillair aangetroffen sluitspoor. Hieruit volgt dat de conclusies van Dekra over de aanwezigheid van dit sluitspoor geen stand kunnen houden en dat er dus ook geen conclusie getrokken kan worden over het functioneren van de maximaalthermostaat voorafgaand aan het ontstaan van de brand.
(…)
3. CONCLUSIES EFECTIS
Bij het uitvoeren van een onderzoek naar de oorzaak van een brand dienen alle mogelijke oorzaken onderzocht te worden. De vraagstelling van Achmea “Heeft de maximaalthermostaat naar behoren gefunctioneerd” kan nooit leiden tot een conclusie over de oorzaak van de brand. Om daar conclusies over te trekken moeten immers alle onderdelen van het systeem in samenhang grondig onderzocht worden. Wanneer op basis van een dergelijk beperkt onderzoek een conclusie getrokken wordt over de oorzaak van de brand wordt dit in de door Efectis gehanteerde NFPA 921 norm aangemerkt als een vooringenomen conclusie welke onbruikbaar is.
Uit het rapport blijkt niet dat de relais inwendig onderzocht zijn, de bedrading volledig onderzocht is en ook blijkt niet dat er onderzoek is uitgevoerd naar het functioneren van de regelthermostaat.
Bij het uitvoeren van een onderzoek is het van belang om te weten wat er met het bewijsmateriaal gebeurd is en hoe het behandeld is. Tijdens transport kunnen onderdelen kwijtraken en door schokken en stoten kunnen schakelaars en relais van stand wisselen. Geen van deze zaken is door Dekra voorafgaand aan het onderzoek in overweging genomen. Dat blijk ten minste niet uit het rapport.
Bij het uitvoeren van een onderzoek is het van belang dat sporen zoveel mogelijk beschermd worden tegen beschadiging. Ook mogen als gevolg van het onderzoek geen sporen ontstaan die invloed kunnen hebben op de uiteindelijke resultaten van het onderzoek.
Doordat de installatie is aangesloten op een 400 Volt voeding en er tijdens het onderzoek sluiting is ontstaan kunnen er geen conclusies meer getrokken worden uit de aangetroffen sluitsporen.
Uit het elektrisch schema volgt dat er verschillende combinaties van defecten kunnen leiden tot het ontstaan van brand.
De volgende combinaties van defecten kunnen leiden tot het ontstaan van de brand:
1. Defect in de regelthermostaat en de maximaalthermostaat;
2. Defect in een relais en de maximaalthermostaat;
3. Defect in een relais en de regelthermostaat;
4. Defect in beide relais.
Het onderzoek en rapport van Dekra geven onvoldoende informatie om alle vier de mogelijke brandoorzaken uit te kunnen sluiten.
Op basis van de beschikbare informatie en het door Dekra uitgevoerde onderzoek kan de oorzaak van de brand in de friteuse van [naam café] te [vestigingsplaats] niet vastgesteld worden.”.
2.22.
Bij brief van 18 oktober 2018 heeft de advocaat van [eiseres] aan Vivat bericht, voor zover van belang:
“(…) Kort en bondig samengevat komt Efectis tot de navolgende conclusies:
  • Dekra heeft enkel een zeer beperkt onderzoek naar het functioneren van de maximaalthermostaat uitgevoerd. Dekra heeft geen objectief onderzoek naar de oorzaak van de brand uitgevoerd;
  • het technisch onderzoek is op amateuristische manier verricht, en derhalve volstrekt ondermaats;
  • diverse relevante gebeurtenissen zijn niet vermeld in het rapport van Dekra. Het rapport geeft daardoor geen compleet beeld, is derhalve selectief;
  • Dekra heeft bij aanvang van het technisch onderzoek (kort)sluiting veroorzaakt in de frituur. Hierdoor is haar verdere onderzoek irrelevant geworden;
  • door de door Dekra veroorzaakte sluiting zijn geen conclusies meer te trekken over het functioneren van de maximaalthermostaat voorafgaand aan de brand;
  • op basis van de beschikbare informatie en het door Dekra uitgevoerde onderzoek kan de oorzaak van de brand in de friteuse niet vastgesteld worden. (…)
Opmerkelijk is dat CED, op verzoek van Nationale Nederlanden (hierna: NN), de verzekeraar van Meyer Beheer, aanvullend onderzoek heeft verricht, en in dit kader EMN heeft verzocht om het rapport van Dekra te beoordelen. Los van elkaar komen Efectis en EMN tot vrijwel gelijkluidende conclusies over het rapport van Dekra. (…)
Gelet op het gestelde in mijn brief van 1 juni jl. alsmede gelet op het gestelde in deze brief, kan uw conclusie dat met zekerheid is vastgesteld dat de maximaalthermostaat voorafgaand aan de brand niet functioneerde, op basis van de onderzoeken van Biesboer en Dekra niet worden getrokken. Hiermee is uw maatschappij niet geslaagd in het op haar rustende bewijs.
(…)
Cliënte is van mening dat u(w maatschappij) ten onrechte dekking weigert. In dit standpunt wordt cliënte gesterkt door het standpunt van Nationale Nederlanden, verzekeraar van Meyer Beheer, de verhuurder van cliënte. NN heeft Meyer Beheer recentelijk te kennen gegeven dat de schade ten laste van de verzekering komt. (…)”.
2.23.
Bij brief van 30 oktober 2018 heeft Vivat aan [eiseres] medegedeeld dat zij de verzekeringsovereenkomsten (ook andere dan die ten behoeve van [naam café] ) aan het einde van de looptijd, vanaf 31 december 2018, niet wenst te verlengen. In de brief staat vermeld dat het schadeverloop erg slecht is en dat vaker en hogere claims worden ingediend dan andere klanten van Vivat gemiddeld doen.
2.24.
Bij nader rapport hebben Dekra (op 13 november 2018) en Biesboer (op 21 november 2018) gereageerd op het rapport van Efectis. In het rapport van Dekra, dat puntsgewijs ingaat op het rapport van Efectis, staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“De gezamenlijke bespreking heeft van 9:30 tot 11 :45 plaatsgevonden. Bij deze uitgebreide bespreking is de inbreng van alle partijen gevraagd. Hierbij is tevens alle informatie gedeeld. De foto's zijn doorgenomen. De verklaringen van de betrokkenen zijn gedeeld. De aanpak
van het uit te voeren onderzoek is gezamenlijk bepaald. Hierbij is tevens gevraagd of iemand hier bezwaren tegen heeft of ander suggesties heeft. Dit was niet het geval.
Ook is tijdens het onderzoek zelf bij elke stap vooraf gevraagd of iemand hier bezwaar tegen heeft of hier andere inzichten bij heeft. Dit bleek telkens niet het geval.
Op deze wijze is het gehele onderzoek uitgevoerd in gezamenlijkheid met als doel
waarheidsvinding met betrekking tot de schade.
(…)
Reactie DEKRA
Het is ondenkbaar dat het bovenstaande zou zijn uitgevoerd door DEKRA. Het aanbrengen van een voeding van 400 Volt op een verbrande friteuse is levensbedreigend voor de
onderzoekers zelf. En tevens leidt in potentie tot het ontstaan van sluitingen waardoor
onderzoek naar de oorzaak verstoord wordt.
Bovenstaande is dan ook niet uitgevoerd. Wat wel is uitgevoerd is het volgende.
Tijdens de metingen, die zijn beschreven in paragraaf 3.2, is vastgesteld dat er in de linker friteuse mogelijk nog een directe verbinding tussen de stekkerpolen en de
verwarmingselementen aanwezig was. Besproken is hoe dit kon worden vastgesteld.
Besloten is dit te testen met een variabele voeding (variac) en deze aan te sluiten op de
polen van de stekker. Deze voeding heeft een aardlekbeveiliging aan de uitgang waarmee voorkomen wordt dat er spanning wordt afgegeven in geval van een verbinding naar aarde. Met deze opstelling wordt bereikt dat op het verwarmingselement uitsluitend een spanning wordt aangeboden als deze nergens sluiting mee maakt.
Gekozen is voor een variabele voeding, die geregeld kan worden van 0 tot 230 Volt. Samen
is besproken dat op het element een zeer lage spanning wordt aangeboden zodanig, dat het verwarmingselement ca 10 graden warm wordt. Dit laatste wordt middels een warmtebeeld
camera bewaakt.
Omdat het verzamelen van de vereiste materialen enige tijd zou duren zijn de mede onderzoekers koffie gaan drinken, terwijl DEKRA de warmtebeeld camera heeft opgehaald samen met de regelbare voeding. De regelbare voeding is ingesteld op 0 Volt uitgangsspanning en is vervolgens aangesloten op de stekker van de linker friteuse. Op het moment van aansluiten trad het afschakelmechanisme van de regelbare voeding direct in werking. Op dat moment gaf de regelbare voeding dus geen uitgangsspanning.
Het afschakelen van de variabele voeding duidt er op dat er een sluiting aanwezig was binnen de friteuse tussen één van de verbindingen en aarde. Het verloop van deze werkzaamheden is vervolgens
gemeld aan de betrokkenen.
De bovengenoemde zaken zijn in het rapport niet vermeld omdat de bedoelde temperatuur meting met infra rood camera niet daadwerkelijk is uitgevoerd. Tevens hebben deze werkzaamheden geen enkel effect gehad op de friteuse aangezien er op geen enkel moment spanning is aangeboden.”
2.25.
In mei 2019 heeft Achmea/Centraal Beheer aan [naam 1] geschreven:
“(…) Wij hebben e.e.a. aan onze afdeling Juridische Zaken voorgelegd. De reactie heeft lang op zich laten wachten, excuses daarvoor.
Aan de hand van de informatie waarover we nu beschikken, zien wij geen reden meer om de dekking voor de brandschade d.d. 15-2-2018 aan de opstal van de heer [naam 1] af te wijzen. Wij hebben de expert vandaag dan ook geïnformeerd dat hij de schade alsnog kan vaststellen. Na ontvangst van diens rapport gaan wij de schade met de heer [naam 1] afwikkelen. (…)”.
2.26.
Bij bericht van 23 oktober 2019 heeft Efectis gereageerd op de nadere rapportages van Dekra en Biesboer van 13 en 21 november 2018.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
a. Vivat veroordeelt om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 580.378,64, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. Vivat veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Vivat ten onrechte weigert om dekking te verlenen onder de polis. Daarmee schiet Vivat jegens [eiseres] toerekenbaar tekort in de nakoming van de met haar gesloten verzekeringsovereenkomst.
3.3.
Vivat voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil tussen [eiseres] en Vivat is of Vivat uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst dekking moet verlenen voor de schade die [eiseres] heeft geleden ten gevolge van de brand in [naam café] op 15 februari 2018.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat [eiseres] bij Vivat verzekerd was tegen brand en dat de brand in [naam café] een voorval was waartegen de verzekering in beginsel dekking bood. Vivat beroept zich erop dat [eiseres] haar verplichtingen uit de Horeca clausule niet is nagekomen met als gevolg dat Vivat geen dekking meer hoeft te verlenen. Nu het hier een garantiebepaling betreft, heeft Vivat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de feiten en omstandigheden waaruit de niet-nakoming volgt. Voor het geval Vivat daarin slaagt, voorziet de Garantie clausule er vervolgens in dat [eiseres] kan aantonen dat de schade niet door het niet-nakomen van de garantie veroorzaakt of vergroot is (2.5). Slaagt [eiseres] daarin, dan is Vivat alsnog gehouden dekking te verlenen (indien aan de overige bepalingen van de verzekeringsovereenkomst is voldaan). De Garantie clausule is een uitwerking van jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat het beroep op een vervalbeding door een verzekeraar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als de verzekerde bewijst dat het niet-toepassen van de voorgeschreven regels niet de (mede) oorzaak van de brand kan zijn geweest of van het zich uitbreiden daarvan. [1]
4.3.
Vivat stelt thans nog dat [eiseres] haar verplichtingen onder de Horeca clausule op twee onderdelen niet is nagekomen: De maximaalthermostaat functioneerde niet en de metalen deksels bevonden zich niet in de directe nabijheid van de frituur. Beide punten worden door [eiseres] betwist. Het geschil tussen partijen spitst zich dus toe op deze twee punten, waarbij de rechtbank opmerkt dat het niet-nakomen van een van deze verplichtingen voor Vivat voldoende is om niet langer dekking te hoeven verlenen (behoudens toepassing van de Garantie clausule).
de maximaalthermostaat
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat de Horeca clausule als voorwaarde stelt dat frituurovens voorzien moeten zijn van een goed werkende maximaalthermostaat. Anders dan [eiseres] stelt, betekent deze voorwaarde niet dat voldoende is dat [eiseres] als een goed huisvader zorg draagt voor deugdelijk onderhoud en controle van de frituurovens, althans dat met deze zorg [eiseres] het recht behoudt op een uitkering ook als de maximaalthermostaat niet functioneert. Deze uitleg volgt niet uit de tekst en de omstandigheden die [eiseres] in dit verband heeft aangedragen, waaronder dat andere verzekeraars die ondanks het bestaan van een dergelijke clausule toch uitkeren, maken niet dat [eiseres] mocht verwachten dat ook Vivat de Horeca clausule zo heeft moeten begrijpen. Als vast komt te staan dat er geen goed werkende maximaalthermostaat aanwezig was ten tijde van de brand is [eiseres] deze verplichting onder de Horeca clausule niet nagekomen. Daarbij is de oorzaak van het niet goed werken van de maximaalthermostaat niet van belang.
4.5.
Vivat heeft, onder verwijzing naar de rapporten van Biesboer en Dekra, het standpunt ingenomen dat de maximaalthermostaat van de rechterfrituurbak voorafgaand aan de brand niet heeft gefunctioneerd. Samengevat komen Biesboer en Dekra tot de conclusie dat (i) de brand is ontstaan in de rechterfrituurbak door oververhitting, (ii) daartoe twee mankementen/defecten noodzakelijk zijn, (iii) één daarvan de niet functionerende maximaalthermostaat is geweest, (iv) het tweede defect mogelijk de regelthermostaat is geweest maar dat dit niet definitief is vastgesteld (2.13 en 2.14).
4.6.
[eiseres] heeft onder verwijzing naar de door Efectis opgestelde tegenrapportages kritiek geuit op dit standpunt en in het bijzonder op het rapport van Dekra. Samengevat komt haar kritiek erop neer dat (i) het onderzoek van Dekra is beperkt tot één onderdeel (het functioneren van de maximaalthermostaat) en daarmee nooit tot een conclusie over de oorzaak van de brand kan leiden, (ii) de relais en de regelthermostaat niet of onvoldoende zijn onderzocht, (iii) Dekra tijdens het onderzoek 400 volt op het systeem heeft aangesloten zodat sluiting is ontstaan wat maakt dat geen conclusies meer getrokken kunnen worden uit de sluiting zoals Dekra doet en (iv) verandering van het bewijsmateriaal (de friteuse) tijdens het transport naar de onderzoekslocatie niet is overwogen. Efectis concludeert in haar tegenrapport van oktober 2018 dat de oorzaak van de brand in de friteuse niet kan worden vastgesteld (2.21).
4.7.
De kritiek van Efectis ziet voor een belangrijk deel op de beperktheid van het onderzoek dat Dekra heeft uitgevoerd en dat als gevolg daarvan geen conclusies over de oorzaak van de brand getrokken kunnen worden. Zoals overwogen onder 4.4 is de oorzaak van de brand voor dit geschil niet van belang zodat hetgeen [eiseres] daarover heeft aangevoerd (onder verwijzing naar Efectis) buiten beschouwing kan blijven. Datzelfde geldt voor de regelthermostaat die niet of niet voldoende onderzocht zou zijn. Ten aanzien van de stelling dat Dekra 400 volt op het systeem gezet zou hebben heeft Dekra in haar reactie op het tegenrapport toegelicht dat hier geen sprake van is geweest en wat zij wel gedaan heeft (2.24). Efectis heeft deze gang van zaken in haar laatste reactie niet betwist maar enkel nog aangevoerd dat dit niet controleerbaar is. Hetzelfde geldt voor de verwijten die zijn gemaakt ten aanzien van het transport, waarbij Dekra heeft aangegeven dat de defecten die zijn gevonden niet tijdens het transport ontstaan kunnen zijn.
4.8.
Voorts geldt dat de rapportages van Efectis veel commentaar bevatten over de wijze waarop Dekra het onderzoek heeft ingericht en uitgevoerd. Daarbij miskent Efectis dat [naam 2] namens Efectis op de eerste onderzoeksdag (8 maart 2018) als een van de vier experts aanwezig was bij Dekra en dat de experts, na uitgebreid vooroverleg, in gezamenlijkheid tot een aanpak hebben besloten (2.24). Efectis heeft voorts zelf besloten niet bij het vervolgonderzoek op 13 maart 2018 aanwezig te zijn, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld. Deze gang van zaken heeft Efectis in haar laatste reactie niet langer betwist. Met [eiseres] en Efectis is de rechtbank van oordeel dat dit onverlet laat dat Efectis een eigen mening mag hebben over de uitkomsten van het onderzoek, maar kritiek op de wijze waarop het onderzoek is ingericht en uitgevoerd vereist tegen deze achtergrond wel een nadere onderbouwing die ontbreekt.
4.9.
De door Efectis aangedragen kritiek is daarmee onvoldoende om de conclusies van Dekra en Biesboer dat de maximaalthermostaat niet functioneerde te weerleggen.
4.10.
Dat er sprake is van vooringenomenheid dan wel subjectiviteit aan de zijde van Dekra en Biesboer, zoals door [eiseres] nog gesteld, is niet gebleken. De aantijgingen die [eiseres] in dit verband maakt worden niet onderbouwd en de rechtbank ziet ook geen aanleiding te veronderstellen dat dit zo is. Het enkele feit dat Biesboer de onderzoeksvraag voor Dekra uitsluitend heeft gericht op de maximaalthermostaat betekent niet dat Biesboer en Dekra daarmee vooringenomen zijn en is, gegeven de Horeca clausule, ook niet onbegrijpelijk (vgl. 4.4).
4.11.
Tot slot heeft naast Dekra en Biesboer ook de expert van EMN – ingeschakeld door Nationale Nederlanden – geoordeeld over de maximaalthermostaat. De expert deelt (vooralsnog) de conclusie van Dekra dat de maximaalthermostaat voor de brand reeds defect was (2.19).
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de informatie die zich in het dossier bevindt voldoende vast is komen te staan dat de maximaalthermostaat niet functioneerde voorafgaand aan de brand.
4.13.
[eiseres] heeft nog aangedragen dat hij recht heeft op dekking omdat andere verzekeraars die bij deze brand betrokken zijn wel dekking hebben verleend. Het gaat daarbij om Achmea voor [naam 1] (2.25) en om Nationale Nederlanden die, naar de rechtbank aanneemt, in haar polis voor Meyer Beheer B.V. een clausule kent die vergelijkbaar is aan de Horeca clausule en die ondanks de niet nakoming daarvan tot uitkering is overgegaan (2.20). De rechtbank acht het niet van belang dat andere verzekeraars die bij deze brand zijn betrokken wel tot uitkering van schade zijn overgegaan. Het staat verzekeraars in beginsel vrij hun eigen afweging te maken in een concreet geval en ook, bijvoorbeeld uit overweging van coulance, een schade onder de dekking te brengen waarvoor op basis van de polis geen dekking bestaat.
4.14.
Het vorenstaande betekent dat Vivat in beginsel terecht dekking heeft afgewezen. Zoals overwogen kan [eiseres] in dit geval op basis van de Garantie clausule alsnog dekking verkrijgen als zij aantoont dat de schade niet veroorzaakt of vergroot is door het niet functioneren van de maximaalthermostaat (4.2). Voor zover [eiseres] dit al voldoende concreet heeft gesteld, is [eiseres] er niet in geslaagd dit na betwisting door Vivat te bewijzen. Uit de verschillende rapporten die zich in het dossier bevinden en hiervoor aan de orde zijn geweest volgt dat de brand is ontstaan door oververhitting in de rechterfrituur en dat de maximaalthermostaat niet functioneerde. [eiseres] heeft, onder verwijzing naar de rapportage van Efectis, aangegeven dat andere oorzaken (mede) geleid kunnen hebben tot de brand, althans dat nog geen conclusie getrokken kan worden over de oorzaak van de brand. Daarmee heeft [eiseres] echter niet aangetoond dat de schade niet veroorzaakt of vergroot is door het niet functioneren van de maximaalthermostaat, zoals de Garantie clausule verlangt. Dit betekent dat de Garantie clausule in dit geval geen toepassing vindt.
4.15.
[eiseres] heeft nog een beroep gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid en daartoe aangevoerd dat hij al het redelijke heeft gedaan wat onder de gegeven omstandigheden van hem verwacht kon worden. Dit beroep wordt gepasseerd. Een deel van dit beroep overlapt met hetgeen in de Garantie clausule is opgenomen waarvoor de rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen (4.14). Daarnaast is de vraag of [eiseres] al het redelijke heeft gedaan niet doorslaggevend bij de vaststelling of een concreet schadevoorval wel of niet onder de dekking valt. Het staat een verzekeraar in beginsel vrij om in de polisvoorwaarden te omschrijven in welke gevallen zij wel en in welke gevallen zij geen dekking wil verlenen. [2] In dit geval was de Horeca clausule opgenomen op het polisblad en daarmee onderdeel van de polisvoorwaarden. [eiseres] had hiermee bekend kunnen zijn. Bovendien werd [eiseres] ter zake bijgestaan door een tussenpersoon die de verzekeringnemer erop behoort te wijzen welke bijzondere voorwaarden van toepassing zijn en te adviseren wat wel en niet onder de dekking valt zodat [eiseres] geïnformeerd kan besluiten de verzekeringsovereenkomst wel of niet aan te gaan. Het enkele feit dat andere verzekeraars bij deze schade wel tot uitkering zijn overgegaan is ook niet voldoende om het beroep van Vivat op de Horeca clausule onaanvaardbaar te laten zijn. De slotsom is dat het Vivat in dit geval vrijstaat een beroep te doen op het niet nakomen door [eiseres] van haar verplichtingen onder de Horeca clausule.
4.16.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen.
de metalen deksels
4.17.
Bij deze stand van zaken behoeft de vraag of [eiseres] de verplichting ten aanzien van de metalen deksels onder de Horeca clausule is nagekomen geen behandeling meer.
afronding
4.18.
[eiseres] zal als verliezende partij in de proceskosten wordt veroordeeld.
4.19.
De kosten aan de zijde van de Vivat worden begroot op
- griffierecht € 4.030,00
- salaris advocaat €
6.428,00(2 punten × tarief € 3.214)
Totaal € 10.458,00
4.20.
De nakosten van de Vivat worden begroot zoals hierna in de beslissing is vermeld.
4.21.
Wegens gebrek aan belang zal Vivat niet meer in de gelegenheid worden gesteld om zich bij nadere akte uit te laten over de antwoordakte van [eiseres] .

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Vivat tot op heden begroot op € 10.458,00,
5.3.
veroordeelt de [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Vivat niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, rechter, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2021.

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7915
2.Hoge Raad 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793