ECLI:NL:RBAMS:2021:1408

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
13/752145-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 23 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Stuttgart in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 31 december 2020 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van diefstal. De opgeëiste persoon, geboren in Polen, was gedetineerd in Nederland en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M.H.M. Dekker, tijdens de openbare zitting op 9 maart 2021. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De raadsvrouw heeft betoogd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft het EAB beoordeeld en vastgesteld dat het voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeert dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn, en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast, waaronder artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.

De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de Rechtbank Amsterdam, waarbij de voorzitter en de rechters in tegenwoordigheid van de griffier de beslissing hebben genomen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752145-20
RK nummer: 20/6244
Datum uitspraak: 23 maart 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 december 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 maart 2020 door
het Amtsgericht Stuttgart(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1997
postadres: [postadres]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 maart 2021. Het verhoor heeft via een videoverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M.H.M. Dekker, advocaat te Den Haag en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Standpunt verdediging

De raadsvrouw heeft het woord gevoerd en zich op het standpunt gesteld dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een op 17 februari 2020 door het Amtsgericht Stuttgart uitgevaardigd arrestatiebevel.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

5.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert op naar Nederlands recht op:
Diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
het Amtsgericht Stuttgart(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en J.A.A.G. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.