Op 23 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Stuttgart in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 31 december 2020 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van diefstal. De opgeëiste persoon, geboren in Polen, was gedetineerd in Nederland en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M.H.M. Dekker, tijdens de openbare zitting op 9 maart 2021. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De raadsvrouw heeft betoogd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft het EAB beoordeeld en vastgesteld dat het voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeert dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn, en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast, waaronder artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.
De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de Rechtbank Amsterdam, waarbij de voorzitter en de rechters in tegenwoordigheid van de griffier de beslissing hebben genomen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.