ECLI:NL:RBAMS:2021:1444

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
AMS 20/1595
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de Wet WIA na afwijzing van uitkeringsaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) aanvroeg, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser was van mening dat hij meer arbeidsongeschikt was dan door het Uwv was vastgesteld, en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische klachten. Het primaire besluit van het Uwv, dat eiser per 4 september 2019 niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, werd door eiser bestreden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waaronder de medische rapportages van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Eiser had in het verleden een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, maar deze was in 1995 beëindigd. Eiser had zich in 2016 ziek gemeld en na zijn aanvraag voor een WIA-uitkering werd hij door het Uwv als 0% arbeidsongeschikt beoordeeld. In de bezwaarprocedure werd dit percentage verhoogd naar 7,96%. Eiser voerde aan dat zijn klachten onvoldoende waren erkend en dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen hadden moeten worden. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de klachten van eiser serieus had genomen en dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen en dat het bestreden besluit in stand bleef. Eiser werd in het ongelijk gesteld en het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/1595

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

(gemachtigde: [naam] )
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: [naam] )
.

Procesverloop

Bij besluit van 13 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij per 4 september 2019 niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Bij besluit van 18 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

feiten en omstandigheden

1. Eiser, geboren [geboortedatum] , heeft in het verleden een uitkering ontvangen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Deze is in 1995 beëindigd. Nadien is eiser gaan werken als [functie] bij de [werkgever] , laatstelijk bij re-integratiebedrijf [naam] . Vanuit dit werk heeft eiser zich op 7 september 2016 ziek gemeld. Na eisers aanvraag om een WIA-uitkering heeft verweerder aan [naam] een loondoorbetalingsverplichting opgelegd tot 4 september 2019.
2. Een verzekeringsarts heeft eiser op 26 augustus 2019 gezien. De arts heeft eiser belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Een arbeidsdeskundige heeft een aantal functies geduid die voor eiser met inachtneming van zijn beperkingen geschikt worden geacht. Eiser wordt 0% arbeidsongeschikt geacht.
3. In de bezwaarprocedure heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een enkele beperking toegevoegd en de FML aangepast. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens een van de eerder geduide functies vervangen. Het arbeidsongeschiktheidspercentage komt nu uit op 7,96%.
4. In beroep hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gereageerd op de door eiser aangevoerde gronden. Verweerder heeft het bestreden besluit gehandhaafd.
Beoordeling van het beroep
5. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder zijn besluiten baseren op rapporten die zijn opgesteld door een verzekeringsarts, een arbeidsdeskundige, een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep als deze rapporten voldoen aan de voorwaarden dat zij op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen inconsistenties bevatten en concludent zijn (dat wil zeggen dat ze tot een onbetwistbare conclusie moeten leiden). Een betrokkene kan aannemelijk maken dat zo’n rapport niet aan die voorwaarden voldoet of dat de in het rapport gegeven beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel wel een rapport van een arts noodzakelijk. In zo’n geval is het ook aan de betrokkene om een dergelijke rapportage over te leggen.
6. Het bestreden besluit is wat de medische situatie van eiser betreft gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam] van 13 februari 2020. Deze heeft het dossier van eiser bestudeerd. Hij heeft de hoorzitting bijgewoond en eiser aansluitend op zijn spreekuur gezien. Ook heeft [naam] informatie van eisers neuroloog en reumatoloog (arts-assistent) ontvangen en bij de beoordeling betrokken. Hij heeft diverse beperkingen aangenomen waaronder een groot aantal in de rubrieken 4, dynamische handelingen, en 5, statische houdingen. Eiser wordt onder meer beperkt geacht ten aanzien van hand- en vingergebruik, het maken van schroefbewegingen met hand en arm, het maken van hoofdbewegingen, staan en staan op het werk en gebogen en/of getordeerd actief zijn.
7. Eiser is het niet eens met de conclusie van verweerder over zijn mate van arbeidsongeschiktheid. Hij vindt dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen en dat de geduide functies niet geschikt zijn. Eiser voelt zich hierin niet serieus genomen.
Medische gronden
8. Eiser heeft gewezen op al lang bestaande klachten. Eiser lijdt aan hemochromatose en mede als gevolg daarvan heeft hij hevige vermoeidheidsklachten en een verhoogd risico op ernstige ziektes als darm- en leverkanker. Hij heeft ook veel last van reuma en artrose. Hij kan zijn polsen, handen en vingers niet goed gebruiken, heeft problemen met voeten en enkels en is sprake van kanaalstenose en schade aan de halswervels. Eiser heeft veel pijn en ervaart in het dagelijks leven veel last van zijn beperkingen. Eiser vindt hiervan te weinig terug in de FML. Deze zou moeten worden aangevuld met meer beperkingen, onder andere in rubriek 2 ten aanzien van slecht zien en slecht horen. Eiser vindt ook dat een urenbeperking aangewezen is.
9. De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door eiser genoemde klachten ook heeft benoemd. In zijn rapportage van 13 februari 2020 maakt hij melding van gegeneraliseerde artrose ten gevolge van de hemochromatose die zich zichtbaar heeft gemanifesteerd in de handen en voeten. De rotatie van de nek naar rechts is duidelijk beperkt, mogelijk als gevolg van de geconstateerde kanaalstenose.
In beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de gewrichtsklachten zijn verwerkt in de dynamische en statische beperkingen.
10. Eiser vindt dat meer beperkingen hadden moeten worden opgenomen in de FML. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser onder meer naar het rapport van de door hem ingeschakelde deskundige, [naam] , [functie] bij de [naam] . Eiser heeft zijn standpunt in beroep en ter zitting voorts uitgebreid toegelicht en naar voren gebracht op welke punten het volgens hem schort aan de vaststelling van de beperkingen. In dat verband heeft hij vooral aandacht gevraagd voor zijn hardhorendheid en voor de (artritis)klachten in de handen. Eiser heeft problemen met schrijven, het hanteren van de pengreep en de sleutelgreep en hij kan zijn vingers moeilijk uit elkaar doen.
11. De rechtbank stelt vast dat met de door eiser genoemde klachten rekening is gehouden in de FML. Ten aanzien van de handen zijn vier beperkingen aangenomen en is onderkend dat eisers knijp- en grijpkracht is beperkt, evenals het maken van schroefbewegingen, en dat repetitieve hand/vingerbewegingen alleen mogelijk zijn als er niet veel kracht hoeft te worden gezet. Ook mag geen sprake zijn van intensieve trillingsbelasting op de handen.
12. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet worden gezegd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de klachten van eiser niet serieus heeft genomen. De arts heeft in bezwaar beperkingen ten aanzien van de sensibiliteit in de vingers en boven schouderhoogte actief zijn toegevoegd en heeft verder in de rapportages in bezwaar en in beroep voldoende gemotiveerd waarom hij geen verdergaande beperkingen heeft aangenomen dan al in de FML zijn vermeld.
Wat de hardhorendheid betreft heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage geconcludeerd dat eiser de hoorzitting kon volgen en dat communicatie met eiser mogelijk was zonder stemverheffing. Ter zitting is hierover nog toegelicht dat het hoorvermogen van eiser op die grond binnen de normaalwaarde valt van het CBBS.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de medische situatie van eiser op zorgvuldige wijze heeft onderzocht en op basis daarvan beperkingen heeft weergegeven in de FML. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat eiser veel klachten ervaart. Naar het oordeel van de rechtbank is echter op basis van medisch objectieve gronden geen grond voor twijfel ontstaan dat deze klachten tot meer beperkingen hadden moeten leiden dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. Verweerder heeft op basis van de rapportage van de verzekeringsgeneeskundige ook afdoende gemotiveerd dat geen sprake is van een situatie die moet leiden tot het aannemen van een urenbeperking. Eiser heeft gesteld dat hij vermoeidheidsklachten ervaart maar op grond van de stukken ziet de rechtbank geen aanleiding om eiser te volgen in zijn standpunt dat op energetische gronden een urenbeperking is aangewezen.
14. Het door eiser ingebrachte advies van [functie] [naam] leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. [naam] adviseert eiser ten aanzien van de slijtageklachten nader onderzoek door een orthopedisch chirurg te laten doen en ten aanzien van de hardhorendheid onderzoek door een KNO-arts. Hij ziet geen aanleiding voor een urenbeperking. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het advies geen medisch objectieve informatie op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de beperkingen onjuist zijn vastgesteld. Het advies roept op dat punt geen twijfel op en biedt de rechtbank dan ook geen aanleiding om over te gaan tot inschakeling van een onafhankelijk deskundige.
Arbeidskundige gronden
15. Uitgaande van de juistheid van de FML is de vraag aan de orde of het bestreden besluit ook voldoet aan de eis dat eiser in staat geacht wordt om de geduide functies te vervullen, in dit geval de functies van [functie] ( [code] ), [functie] ( [code] ) en [functie] ( [code] ).
16. Eiser heeft aangevoerd dat geen van de functies geschikt is vanwege zijn bewegingsbeperkingen, onder meer het gebruik maken van de handen, het maken van hoofdbewegingen, torderen en achter een trolley lopen. De functies [functie] en [functie] zijn ook uit opleidingsoogpunt niet geschikt; eiser kan zich niet Word en Excel eigen maken. Specifiek ten aanzien van de functie [functie] heeft eiser zich voorts beroepen op zijn hardhorendheid.
17. De rechtbank volgt de opvatting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapportage van 17 februari 2010 dat eiser gezien zijn genoten opleiding in staat moet worden geacht zich Word en Excel eigen te maken. In deze rapportage alsmede de rapportage van 23 april 2020 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep eveneens toegelicht dat en waarom de functies voor eiser passend zijn. De vereisten van de functie gaan de belastbaarheid van eiser zoals opgenomen in de FML niet te boven. Naar aanleiding van aanvullende gronden in beroep heeft de arbeidsdeskundige op 15 februari 2021 nog nadere informatie ingezonden over de functie van [functie] . Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen over de gewrichtsklachten en de hardhorendheid is zij van oordeel dat verweerder de geduide functies aan de besluitvorming ten grondslag kon leggen.
18. Ten slotte overweegt de rechtbank ten aanzien van eisers overige gronden, over tekortschietende re-integratie in het verleden en het bestaan hebben van een WSW-indicatie, dat deze niet tot vernietiging van het nu voorliggende bestreden besluit, dat gaat over een schatting op basis van de Wet WIA, kunnen leiden.
Conclusie
19. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit in stand blijft. Het beroep is ongegrond.
20. Er is geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten of om te bepalen dat verweerder het griffierecht aan eiser dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Verberne, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.A. Lammertink, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.