ECLI:NL:RBAMS:2021:1450

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3429
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bijzondere bijstand wegens gebrek aan hoofdverblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2021 uitspraak gedaan over de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand. Eiser had op 11 december 2019 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor aanvangswerkzaamheden bewindvoering, maandelijkse bewindvoerderskosten en griffierecht. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen heeft deze aanvraag op 3 maart 2020 afgewezen, omdat eiser geen hoofdverblijf had op het door hem opgegeven adres in Diemen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard met een besluit op 7 mei 2020. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.

Tijdens de zitting op 29 maart 2021 heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl het college zich voorafgaand aan de zitting afmeldde. De rechtbank heeft aan het einde van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat eiser geen hoofdverblijf had op het opgegeven adres, gebaseerd op een rapport van een handhaver die tijdens onaangekondigde bezoeken geen levensmiddelen, verzorgingsproducten, koelkast of wasmachine aantrof. Eiser had enkel een matras op de grond en verklaarde veel bij zijn moeder te verblijven.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door het college terecht was, omdat er onvoldoende bewijs was dat eiser daadwerkelijk op het opgegeven adres woonde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. H.J. Doets, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/3429
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te Diemen, eiser

(gemachtigde: mr. N. Saidi),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen, verweerder

(gemachtigde: M. de Graaf).

Procesverloop

Met het besluit van 3 maart 2020 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van [eiser] om bijzondere bijstand afgewezen. Met het besluit van 7 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard. [eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op een zitting van 29 maart 2021. [eiser] heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het college heeft zich voorafgaand aan de zitting afgemeld.
Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. [eiser] heeft op 11 december 2019 een aanvraag om bijzondere bijstand voor de aanvangswerkzaamheden bewindvoering, de maandelijkse bewindvoerderskosten en de kosten voor griffierecht gedaan.
2. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat [eiser] geen hoofdverblijf had op het door hem opgegeven adres - [straat] 122 in Diemen - en dan bestaat geen recht op bijzondere bijstand. Het college heeft dit gebaseerd op een rapport van een handhaver.
3. [eiser] voert aan dat hij wel hoofdverblijf had in Diemen. Het rapport van de handhaver is onvoldoende om te concluderen dat dit niet zo is, mede gelet op de omstandigheid dat het college wist dat [eiser] weinig inkomen had en dus geen geld had om het huis in te richten. [eiser] vindt ook dat het college met het bestreden besluit de foto’s van zijn woning van 20 april 2020 had moeten meewegen.
4. De te beoordelen periode vangt aan op de aanvraagdatum en eindigt op de datum van het primaire besluit, dus van 11 december 2019 tot en met 3 maart 2020. De volledige heroverweging brengt met zich mee dat alle feiten en omstandigheden over deze periode mee worden gewogen. De foto’s die [eiser] had overgelegd, waren van na deze periode. Het college heeft de foto’s dus terecht niet bij het bestreden besluit betrokken.
5. Het rapport van de handhaver ziet wel op deze periode. Bij de drie onaangekondigde bezoeken, deed [eiser] niet open. Daarom werd een afspraak gemaakt voor een huisbezoek. De handhaver constateerde tijdens het huisbezoek dat er geen levensmiddelen, verzorgingsproducten, koelkast en wasmachine waren. Ook werd vrijwel geen kleding aangetroffen. Het bed was niet in elkaar gezet en de tv niet aangesloten. Er lag enkel een matras op de grond. Het verslag hiervan heeft [eiser] ondertekend. [eiser] heeft ook verklaard veel bij zijn moeder te verblijven, vanwege de werkrelatie die zij hebben. Gelet op deze omstandigheden, komt de rechtbank tot de conclusie dat [eiser] geen hoofdverblijf had op [straat] 122. Dat [eiser] weinig geld had om het huis in te richten, maakt het oordeel niet anders. Ook in dat geval zouden er meer aanwijzingen moeten zijn dat hij daar woonde, zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van levensmiddelen en een koelkast. Het college heeft daarom de aanvraag terecht afgewezen.
6. [eiser] krijgt dus geen gelijk. Bij deze uitkomst bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. J. Doets, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier, op 29 maart 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.