ECLI:NL:RBAMS:2021:1519

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
9096565 KK EXPL 21-187
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming woning en schorsing van verstekvonnis

In deze zaak heeft de stichting Woningstichting Eigen Haard [eiser] gedagvaard in kort geding met als doel de executie van een eerder verstekvonnis te schorsen. Dit verstekvonnis, gewezen op 1 maart 2021, veroordeelde [eiser] tot ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 maart 2021, waarbij [eiser] en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een medewerker van Eigen Haard en diens gemachtigde. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de belangen van beide partijen en de omstandigheden rondom de huurachterstand en de ontruiming.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eiser] tot schorsing van de executie van het verstekvonnis niet werd toegewezen. De rechter stelde vast dat de ontruiming was gebaseerd op zowel de huurachterstand als op het feit dat [eiser] zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet was nagekomen door de woning te gebruiken voor illegale prostitutie. De kantonrechter concludeerde dat het belang van Eigen Haard om de ontruiming door te zetten zwaarder woog dan het belang van [eiser] om in de woning te blijven totdat er in de verzetprocedure een beslissing was genomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Eigen Haard direct kon overgaan tot ontruiming, ongeacht de uitkomst van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9096565 KK EXPL 21-187
vonnis van: 24 maart 2021
func.: 42146

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. A.W. van Dalen
t e g e n

de stichting Woningstichting Eigen Haard

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Eigen Haard
gemachtigde: mr. J. Groenewoud

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding (met producties) van 18 maart 2021, heeft [eiser] een voorziening gevorderd.
Ter zitting van 19 maart 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Namens Eigen Haard is mevrouw [naam] (medewerker woonfraude) verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Eigen Haard heeft op voorhand stukken in het geding gebracht. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
Eigen Haard is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet. Eigen Haard is eigenaresse van de woning aan de [adres] (hierna: de woning). Met ingang van 2 juni 2008 verhuurt zij de woning aan [eiser] . De thans verschuldigde huurprijs bedraag € 502,52 bruto per maand. De woning is een sociale huurwoning.
1.2.
Eigen Haard heeft [eiser] in kort geding gedagvaard tegen de zitting van 22 februari 2021. [eiser] heeft op die datum verstek laten gaan.
1.3.
De kantonrechter heeft [eiser] bij verstekvonnis in kort geding van 1 maart 2021 (hierna het verstekvonnis) veroordeeld tot (kort gezegd) ontruiming van de woning en tot betaling van i) € 2.779,11 aan huurachterstand tot en met januari 2021, ii) € 505,52 per maand na 1 februari 2021 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming plaatsvindt en iii) € 4.500,00 aan contractuele boete.
1.4.
Eigen Haard heeft het verstekvonnis op 10 maart 2021 aan [eiser] laten betekenen.

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert – na wijziging van eis – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de executie van het verstekvonnis te schorsen totdat in de verzetprocedure is beslist, onder voorwaarde dat de verzetdagvaarding uiterlijk 7 april 2021 wordt uitgebracht, met veroordeling van Eigen Haard in de proceskosten.
3. De grondslag van de vordering en het daarop gevoerde verweer van Eigen Haard zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling aan de orde komen.

Beoordeling

4. Het gaat hier om een executiegeschil in de zin van artikel 438 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) over een in het verstekvonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling waartegen de mogelijkheid van verzet nog open staat. In het verstekvonnis is de beslissing om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren niet gemotiveerd.
5. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) geldt ook in die situatie als uitgangspunt dat het verstekvonnis hangende het (nog in te stellen) verzet ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd (kort gezegd) door omstandigheden die meebrengen dat het belang van (in dit geval) [eiser] bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het in te stellen verzet is beslist, zwaarder weegt dan het belang van (in dit geval) Eigen Haard bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Daarbij moet worden uitgegaan van de beslissingen in het verstekvonnis en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het daartegen nog aan te wenden verzet buiten beschouwing, met dien verstande dat in de oordeelsvorming kan worden betrokken of het verstekvonnis berust op een kennelijke misslag. Het feit dat het verstekvonnis is gewezen zonder dat inhoudelijk verweer is gevoerd, betekent niet dat dat in een executiegeschil (alsnog) een inhoudelijke toets moet plaatsvinden. Bij een verstekvonnis kan wel eerder dan bij een op tegenspraak gewezen vonnis de conclusie worden getrokken dat naderhand is gebleken van feiten die (waren zij eerder bekend geweest) naar verwachting tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.
6. [eiser] heeft aangevoerd dat sprake is van een tweetal kennelijke misslagen in het verstekvonnis, namelijk dat de kantonrechter heeft verzuimd om in de beoordeling te betrekken dat hij op 23 februari 2021 € 650,00 aan Eigen Haard heeft betaald, welk bedrag in mindering op de huurschuld gebracht had moeten worden. Uit het verstekvonnis volgt volgens [eiser] verder dat de ontruiming van de woning slechts is toegewezen vanwege een bestaande huurachterstand. Daarom was de boete – die betrekking heeft op het in gebruik gegeven van de woning aan derden – niet toewijsbaar.
7. [eiser] wordt in dit standpunt niet gevolgd. Vaststaat dat in het verstekvonnis is beslist op basis van de in de inleidende dagvaarding ingenomen stelling dat sprake was van een huurachterstand van € 2.779,11. Nu daartegen geen verweer is gevoerd, mocht de kantonrechter van die huurschuld uitgaan. Dat de ontruiming in het verstekvonnis slechts zou zijn toegewezen op grond van voornoemde huurachterstand, berust op een onjuiste lezing van het verstekvonnis. Uit het verstekvonnis blijkt immers dat de vordering tot ontruiming is toegewezen op de in de inleidende dagvaarding vermelde subsidiaire grondslag, te weten dat [eiser] i) ernstig tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst doordat zijn woning is gebruikt voor illegale bedrijfsmatige prostitutie en ii) een huurachterstand heeft laten ontstaan van meer dan drie maanden. Tegen die achtergrond valt niet in te zien dat het verstekvonnis is gebaseerd op een kennelijke (feitelijke of juridische) misslag.
8. In dit geval wegen de belangen van [eiser] bij behoud van de bestaande toestand niet zwaar genoeg om af te wijken van de hoofdregel dat Eigen Haard een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis direct ten uitvoer kan leggen. Voor zover [eiser] in dit kader heeft willen aanvoeren dat hij er belang bij heeft om alsnog een inhoudelijk debat te kunnen voeren over de vorderingen van Eigen Haard, geldt dat hij dat belang onvoldoende heeft toegelicht. [eiser] heeft immers (ook in deze procedure) niet betwist dat er illegale prostitutie activiteiten in de woning hebben plaatsgevonden. [eiser] heeft wel aangevoerd dat hij daarvan niet op de hoogte was, omdat hij in die periode niet in de woning verbleef en zijn huissleutels aan een vriend had afgegeven. [eiser] heeft echter niet gesteld en onderbouwd dat hij voor de illegale prostitutie activiteiten in de woning als huurder niet verantwoordelijk kan worden gehouden.
9. Bij deze stand van zaken is de kantonrechter van oordeel dat het belang van Eigen Haard om direct te kunnen optreden tegen dergelijke tekortkomingen, mede om de leefbaarheid van de wijk waarin zij woningen heeft te beschermen, zwaarder weegt dan het belang van [eiser] bij het behoud van de woning in afwachting van de uitkomst van de nog aanhangig te maken verzetprocedure. Dat het verlies van de woning voor [eiser] ingrijpend is, is inherent aan de toewijzing van een vordering tot ontruiming en er mag dan ook vanuit worden gegaan dat de kantonrechter met deze omstandigheid in het verstekvonnis rekening heeft gehouden. Dat [eiser] geestelijke gezondheidszorg geniet voor niet nader omschreven klachten, maakt nog niet dat de ontruiming leidt tot een noodtoestand aangezien [eiser] in de periode van drie maanden dat de woning op last van de burgermeester van Aalsmeer gesloten is geweest kennelijk ook de mogelijkheid had om elders te verblijven.
10. De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen worden afgewezen. Hetgeen [eiser] heeft aangevoerd ten aanzien van de hoogte van de bestaande huurachterstand (te weten dat hij de huur over de maand januari en februari 2021 niet zou zijn verschuldigd), kan niet tot een ander oordeel leiden zodat dit geen verdere bespreking behoeft.
11. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
weigert de gevraagde voorziening;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Eigen Haard begroot op € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.