ECLI:NL:RBAMS:2021:1539

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
RK 20/6190
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift tegen vervangende hechtenis in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat was ingediend door een veroordeelde. De veroordeelde had op 12 september 2019 een taakstraf van 60 uren opgelegd gekregen door de politierechter, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 30 dagen zou worden toegepast. Op 8 december 2020 heeft het Openbaar Ministerie besloten om de vervangende hechtenis toe te passen, en deze beslissing is op dezelfde dag aan de veroordeelde betekend.

Het bezwaarschrift tegen deze beslissing is op 24 december 2020 ingediend. De politierechter heeft vastgesteld dat de kennisgeving van de omzetting van de taakstraf op 8 december 2020 was betekend, en dat het bezwaarschrift dus niet binnen de wettelijke termijn van artikel 6:6:23, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering was ingediend. Hierdoor heeft de politierechter geoordeeld dat de veroordeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn bezwaarschrift.

De uitspraak werd gedaan door mr. E.G.C. Groenendaal, politierechter, in aanwezigheid van mr. C.T. St Rose, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op de zitting van 16 februari 2021.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/192051-19
RK: 20/6190
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 6:6:23, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres],
thans gedetineerd in de [detentieadres],
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. R.J.H. Titahena,
[kantooradres],
hierna te noemen: veroordeelde.

1.Procesgang

De politierechter in deze rechtbank heeft op 12 september 2019 veroordeelde een taakstraf van 60 uren opgelegd. De politierechter heeft bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 30 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 8 december 2020 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 8 december 2020 aan veroordeelde betekend.
Het bezwaarschrift is op 24 december 2020 op de griffie van deze rechtbank ingediend.

2.Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Het strekt ertoe dat de politierechter de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt zijn taakstraf alsnog te verrichten.
In raadkamer op 16 februari 2021 heeft de waarnemend raadsvrouw, mr. J.T. Brassé, de rechtbank verzocht ervan uit te gaan dat veroordeelde 21 december 2020 de kennisgeving van omzetting heeft ontvangen.

3.De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift

De politierechter heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift op 24 december 2020 is ingediend en dat uit het dossier blijkt dat de kennisgeving van de omzetting van de taakstaf al op 8 december 2020 aan veroordeelde in de Penitentiaire Inrichting is betekend. De politierechter heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift dus niet binnen de in artikel 6:6:23, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn is ingediend. Op grond hiervan is de politierechter van oordeel dat de veroordeelde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn bezwaarschrift.

4.Beslissing

De politierechter verklaart de veroordeelde niet-ontvankelijk in zijn bezwaarschrift.
Deze beslissing is gegeven door
mr. E.G.C. Groenendaal, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2021.