Op 16 februari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een beroep werd ingesteld tegen een gedragsaanwijzing die was opgelegd door de officier van justitie op 3 december 2020. De verdachte, geboren in 1994, had een beroep ingediend tegen deze beslissing, die voortvloeide uit verdenkingen van stalking. Het beroepschrift werd op 4 februari 2021 ingediend en de zaak werd buiten zitting behandeld in overleg met de raadsman, mr. I.J.G. van Raab van Canstein, en de officier van justitie, mr. R. Leuven.
De gedragsaanwijzing hield in dat de verdachte zich gedurende 90 dagen niet op bepaalde adressen mocht ophouden en geen contact mocht hebben met specifieke personen. De officier van justitie had deze maatregel opgelegd vanwege de verdenking van stalking, waarbij vrees bestond voor ernstig belastend gedrag van de verdachte. In het beroepschrift werd aangevoerd dat er geen sprake was van stalking, omdat de wederrechtelijkheid en stelselmatigheid ontbraken. De verdachte had inmiddels psychologische hulp gezocht, wat zou bijdragen aan het voorkomen van toekomstig ongewenst gedrag.
In een e-mail van 8 februari 2021 heeft de officier van justitie meegedeeld dat de stalkingszaak zou worden geseponeerd wegens gebrek aan bewijs en dat er geen verzet zou worden gedaan tegen het beroep. Gelet op deze ontwikkelingen heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de gedragsaanwijzing opgeheven. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter E.G.C. Groenendaal, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.