ECLI:NL:RBAMS:2021:1635
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechterlijke beslissing in civiele procedure
Op 2 februari 2021 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, dat op 4 januari 2021 was ingediend. Het verzoek was gericht tegen mr. R.H.C. van Harmelen, kantonrechter te Amsterdam, en had betrekking op een civiele procedure waarin de verzoeker gedaagde was. De verzoeker had verzocht om uitstel voor het nemen van een conclusie van dupliek, maar dit verzoek was niet tijdig ontvangen. De rechter had de zaak vervolgens voor vonnis verwezen, wat de verzoeker als onbegrijpelijk en partijdig beschouwde. Hij stelde dat de rechter al een oordeel had gevormd en hem niet de kans wilde geven om zijn standpunt te verduidelijken.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, de rechtbank benadrukte dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond kan zijn voor wraking, zoals ook is bevestigd in een arrest van de Hoge Raad. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker geen belang meer had bij het wrakingsverzoek, aangezien de beslissing om de zaak voor vonnis te verwijzen inmiddels was teruggedraaid. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd er geen mondelinge behandeling gehouden.
De beslissing van de Wrakingskamer werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De zaak benadrukt het belang van de onpartijdigheid van rechters en de grenzen van wrakingsverzoeken in het licht van het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.