ECLI:NL:RBAMS:2021:1643

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
RK 20/6121 en 20/6122
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na onterecht ondergane detentie en afwijzing van hogere vergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in 1969, had een verzoek ingediend voor een hogere schadevergoeding van € 500,- voor psychisch leed en € 550,- voor de kosten van het opstellen van het verzoekschrift, na een detentie die volgde op zijn aanhouding op 14 augustus 2020. Verzoeker was aangehouden na een incident waarbij zijn vriendin gewond raakte. Hij stelde dat de detentie hem bovenmatig psychisch leed had berokkend en dat het Openbaar Ministerie onjuiste beslissingen had genomen. De rechtbank heeft het verzoek om een hogere schadevergoeding afgewezen, omdat verzoeker onvoldoende had onderbouwd dat hij daadwerkelijk bovenmatig leed had ervaren. De rechtbank kende wel een standaardvergoeding van € 105,- toe voor de schade die verzoeker had geleden door de ondergane verzekering, en een vergoeding van € 550,- voor de kosten van het verzoekschrift. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter mr. R.A. Overbosch, en tegen deze beslissing staat hoger beroep open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/238129-20
RK: 20/6121 en 20/6122
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. G.A. Jansen, Eerste Jansteenstraat 43A, 1072 NB Amsterdam,
verzoeker.

De procesgang

Het verzoekschrift is op 21 december 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 31 januari 2021 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 16 maart 2021 de gemachtigde raadsvrouw en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Verzoeker is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 500,- voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering stelt te hebben geleden.
Het verzoek strekt daarnaast tot het toekennen van een vergoeding van € 550,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de raadsvrouw ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Verzoeker dient een hogere vergoeding te krijgen in verband met het psychische leed dat hij heeft opgelopen in verband met zijn ondergane detentie.
Verzoeker is op 14 augustus 2020 om 00:44 aangehouden na een heel vervelend ongeluk waarbij zijn vriendin door een glazen deur is gevallen. Zij heeft daardoor veel letsel opgelopen. Verzoeker is vervolgens door de politie geboeid afgevoerd op verdenking van mishandeling van zijn vriendin. Verzoeker was door het ongeluk dusdanig emotioneel dat hij niet goed in staat was om de vragen van de politie te beantwoorden. Het verhoor is diverse keren onderbroken omdat er een dokter en een psychiater moesten komen. Verzoeker is ook een observatiecel gezet om hem te observeren en te voorkomen dat hij zichzelf iets zou aandoen. Verzoeker heeft de hele situatie als zeer traumatisch ervaren en hij heeft zich daarom aangemeld voor traumabehandeling bij De Waag. Vanwege wachttijden heeft hij pas in december 2020 een intake gehad.
Verzoeker meent dat het Openbaar Ministerie in deze zaak evident onjuiste beslissingen heeft genomen en een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt, waardoor hij schade heeft geleden. Zo is de ernst van zijn psychische situatie onjuist ingeschat en heeft het Openbaar Ministerie niet naar zijn verhaal willen luisteren. De aanhouding en de inverzekeringstelling zijn disproportioneel.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – met verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich niet te verzetten tegen het toekennen van de standaardschadevergoeding vanwege de inverzekeringstelling. De officier van justitie ziet echter geen reden om af te wijken van die standaardvergoeding. Het staat niet vast dat verzoeker zoveel psychische schade heeft opgelopen door de gehele gang van zaken. Verzoeker is aangehouden op verdenking van zware mishandeling van zijn partner en is direct in vrijheid gesteld na het bezoek van de psychiater, die op verzoek van de verdediging is gekomen. Er was sprake van een verdenking van een een heftig feit en op basis daarvan is hij aangehouden. Nadat is gebleken dat zijn vriendin geen aangifte wenste te doen is hij met een sepot heengezonden.

De beoordeling

Verzoeker is op 14 augustus 2020 aangehouden en dezelfde dag in verzekering gesteld op verdenking van zware mishandeling. Verzoeker is dezelfde dag ook heengezonden.
De officier van justitie heeft de strafzaak tegen verzoeker onvoorwaardelijk is geseponeerd en dat bij brief van 22 september 2020 aan hem meegedeeld.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of als wel een straf en/of maatregel is opgelegd, maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechtbank op grond van artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 530 lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoeker is op 22 september 2020 onvoorwaardelijk geseponeerd. Een onvoorwaardelijk sepot dient te worden aangemerkt als een ‘einde zaak’ in de zin van artikel 533 en 530 Sv.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen en rekening houdend met de levensomstandigheden van verzoeker, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van na te noemen hoogte.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoeker gedurende zijn voorarrest in een politiecel en/of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen én geëindigd op een en dezelfde dag (en het voorarrest dus tot enkele uren beperkt is gebleven) wordt een vergoeding toegekend naar de maatstaf van een volledige dag.
Verzoeker heeft in totaal één dag op een politiebureau doorgebracht. De rechtbank kent een standaardvergoeding toe van € 105,- per dag die op het politiebureau is.
Ten aanzien van de gevraagde hogere vergoeding overweegt de rechtbank dat het standaardbedrag dat in het kader van een verzoek ex artikel 533 Sv wordt toegekend, feitelijk een vergoeding is voor de materiële en immateriële schade ten gevolge van detentie. Daarnaast kan ingevolge artikel 533 Sv een vergoeding worden toegekend voor inkomstenderving en andere extra-immateriële schade, mits deze een rechtstreeks gevolg zijn van de detentie. In het onderhavige geval ziet de rechtbank geen aanleiding om een bijzonder geval aanwezig te achten waarin boven het forfaitaire bedrag uit zou moeten worden gegaan. De stelling dat er bij de inverzekeringstelling evidente inschattingsfouten zijn gemaakt blijkt niet uit het dossier. Dat verzoeker bovenmatig psychisch leed heeft ondervonden van zijn ondergane detentie is wel gesteld, maar acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 105,- (eenhonderdenvijf euro) voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering heeft geleden.
Wijst het overige verzochte af
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,- (vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.A. Overbosch, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2021.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open, voor de officier van justitie binnen veertien dagen
en voor verzoeker binnen een maand na betekening van deze beschikking,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 655,- (zeshonderdvijfenvijftig euro) op IBAN-nummer [nummer] ten name van [naam] , onder vermelding van vergoeding 533 en 530 Sv, inzake: 2020-091 [verzoeker] 533Sv.
Aldus gedaan op 30 maart 2021
door mr. R.A. Overbosch, rechter.