ECLI:NL:RBAMS:2021:1643
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na onterecht ondergane detentie en afwijzing van hogere vergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in 1969, had een verzoek ingediend voor een hogere schadevergoeding van € 500,- voor psychisch leed en € 550,- voor de kosten van het opstellen van het verzoekschrift, na een detentie die volgde op zijn aanhouding op 14 augustus 2020. Verzoeker was aangehouden na een incident waarbij zijn vriendin gewond raakte. Hij stelde dat de detentie hem bovenmatig psychisch leed had berokkend en dat het Openbaar Ministerie onjuiste beslissingen had genomen. De rechtbank heeft het verzoek om een hogere schadevergoeding afgewezen, omdat verzoeker onvoldoende had onderbouwd dat hij daadwerkelijk bovenmatig leed had ervaren. De rechtbank kende wel een standaardvergoeding van € 105,- toe voor de schade die verzoeker had geleden door de ondergane verzekering, en een vergoeding van € 550,- voor de kosten van het verzoekschrift. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter mr. R.A. Overbosch, en tegen deze beslissing staat hoger beroep open.