ECLI:NL:RBAMS:2021:1644
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vergoeding voor schade door ondergane detentie en voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2021 uitspraak gedaan over de verzoeken van een verzoeker om schadevergoeding op basis van de artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in 1987, had een schadevergoeding van € 7.680,- aangevraagd voor de schade die hij had geleden door ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Daarnaast vroeg hij € 550,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 29 juli 2020 is aangehouden en op 30 maart 2021 is ontslagen van alle rechtsvervolging. De voorlopige hechtenis was noodzakelijk voor onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, maar leidde uiteindelijk niet tot opname in de zorg. De rechtbank oordeelde dat, gezien de omstandigheden, het billijk was om een schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank kende de verzoeker een schadevergoeding toe van € 7.945,- voor de ondergane detentie en € 550,- voor de kosten van het verzoekschrift, wat in totaal € 8.495,- bedraagt. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de officier van justitie als de verzoeker.