In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. J.C. Walker, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. S.S. Kisoentewari. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van de eiser per 22 januari 2020, waarbij het college op 17 juni 2020 het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit op 9 april 2020 per gewone post naar de eiser is verzonden en dat de eiser dit besluit heeft ontvangen. De eiser heeft op 25 mei 2020 bezwaar gemaakt, wat volgens de rechtbank te laat was, aangezien de bezwaartermijn op 10 april 2020 is aangevangen en op 21 mei 2020 is geëindigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is, omdat de eiser verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van zijn bezwaar.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.