7.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is met een vuurwapen met bijbehorende munitie naar een feestje gegaan. Midden in de nacht is daar een ruzie ontstaan tussen enkele aanwezigen. Verdachte heeft zich in deze ruzie gemengd. Om hen te laten schrikken heeft hij achter elkaar 13 kogels afgevuurd in het plafond van de woonkamer. Vervolgens heeft hij een kast en een tv vernield, heeft hij de bewoner met zijn vuist tegen het gezicht geslagen en heeft hij hem met het vuurwapen tegen zijn kin geslagen. Nadat verdachte de woning had verlaten is hij korte tijd later weer teruggekomen om zijn telefoon op te halen. Omdat de deur niet onmiddellijk werd opengedaan heeft hij de ruit van de deur ingeslagen. Eenmaal binnen heeft hij zich opnieuw agressief gedragen tegen [benadeelde partij 1] .
Door zijn handelen heeft verdachte angst, schade en grote overlast en consternatie veroorzaakt. Het is bijzonder zorgelijk dat verdachte een vuurwapen met een grote hoeveelheid munitie bij zich had en daarmee een feestje heeft bezocht. Wapenbezit draagt in sterke mate bij aan de onveiligheid in de maatschappij, wat ook in deze zaak weer is gebleken. Het is daarom van groot belang dat krachtig tegen illegaal wapenbezit wordt opgetreden.
Verdachte had die avond en nacht veel alcohol gedronken en het is aannemelijk dat dit alcoholgebruik een trigger is geweest voor het agressieve en ontremde gedrag van verdachte.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt in beginsel een forse gevangenisstraf.
Uit het strafblad van verdachte komt naar voren dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld waarbij in enkele gevallen aanzienlijke vrijheidsstraffen aan hem zijn opgelegd.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 28 januari 2021 is te lezen dat de reclassering een beginnend patroon ziet aangaande het gebruik van alcohol en het plegen van geweldsdelicten. Ook bij eerder door hem gepleegde geweldsdelicten was hij onder invloed van alcohol. Er is geen zicht op eventuele psychische problematiek. Verdachte weigert om mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek. Ook in het verleden heeft hij dit geweigerd, terwijl een opname in [psychiatrische observatiekliniek] (in 2014) niet meer inzicht heeft gegeven. De reclassering is van mening dat begeleiding en ondersteuning niet goed te realiseren zijn wanneer het onduidelijk blijft of al dan niet sprake is van psychische problematiek.
Het risico op recidive, letselschade en het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Op basis van de beschikbare informatie ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Indien verdachte echter ter zitting aangeeft dat hij toch wil meewerken aan bijzondere voorwaarden, dan adviseert de reclassering een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een locatieverbod, een locatiegebod en een verplichting om mee te werken aan middelencontrole. Het locatieverbod en het locatiegebod dienen te worden gecontroleerd door middel van een enkelband (Elektronische Monitoring). De reclassering adviseert tot slot de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn weerstand tegen hulpverleningsinstanties is ingegeven door slechte ervaringen in het verleden.
Hij ziet zichzelf niet als een agressief persoon maar onderkent wel dat alcohol een verkeerde uitwerking op hem kan hebben. Ondanks zijn weerstand wil hij wel meewerken aan een ambulante behandeling, en eventueel ook aan een persoonlijkheidsonderzoek als de rechtbank dit als extra voorwaarde zal opnemen.
Hoewel verdachte in het verleden steeds negatief heeft gestaan tegenover begeleiding en ambulante behandeling, constateert de rechtbank dat verdachte op dit moment bereid is om hieraan mee te werken. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daartoe de kans moet worden gegeven. Hopelijk weet verdachte hier gebruik van te maken en lukt het hem om inzicht te krijgen in zichzelf en in zijn handelen en om zijn mede door alcoholgebruik naar buiten komende agressie onder controle te krijgen.
De rechtbank komt daarom tot een andere straf dan door de officier van justitie is geëist. Omdat zij verdachte zal vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde is de straf bovendien lager dan geëist.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij zal de rechtbank aan verdachte de volgende voorwaarden opleggen: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij FAZ of soortgelijke zorgverlener waarbij verdachte tevens verplicht wordt om aan een persoonlijkheidsonderzoek mee te werken, een locatieverbod waarbij verdachte niet binnen een straal van 150 meter rond de woning van aangever [benadeelde partij 1] mag komen en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank ziet geen aanleiding om tevens een locatiegebod en Elektronische Monitoring als voorwaarden op te nemen en laat deze voorwaarden aldus achterwege. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om te bevelen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.