Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
2.De feiten
huurgenot aan de overige huurders en haar wens om, gelet op die verplichting, de rust in het pand te doen terugkeren. Dat die rust in de zeven maanden na het bestreden eindvonnis is teruggekeerd, is het hof geenszins gebleken. De belangenafweging valt echter voor de in de derde verklaring van de huisarts van [eiser 1] genoemde nog lopende herstelperiode wel in het voordeel van [eiser 1] uit. Het hof acht het in deze verklaring genoemde belang van zodanig gewicht dat het belang van [gedaagde] bij een ontruiming nog gedurende deze periode dient te wijken. Niet is gebleken dat [eiser 1] na de in deze verklaring genoemde termijn van vier maanden na 8 september 2020 nog dusdanige gezondheidsproblemen zal ondervinden dat zij niet in staat zal zijn om te verhuizen. De incidentele vordering van [eiseres] c.s. tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis wordt daarom tot na te noemen datum toegewezen en voor het overige afgewezen. Hiermee heeft [eiseres] c.s. tegen die tijd in totaal ruim tien maanden de tijd gehad om te voorzien in andere woonruimte.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bij zo’n open einde ligt een schorsing niet voor de hand.”. Ook het hof heeft in de in het tussenarrest gemaakte belangenafweging overwogen dat het belang van [eiser 1] [eiseres] prevaleert omdat het een korte termijn betreft. Dit maakt dat nu de hersteltermijn van [eiser 1] [eiseres] weer volledig onbepaald is dit niet kan leiden tot een uitstel van de ontruiming voor onbepaalde tijd.
980,00