ECLI:NL:RBAMS:2021:1801

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
C/13/698412 / KG ZA 21-184
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot middelbare school na verwijdering wegens graffiti

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder, die optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon, en de Stichting Islamitisch Onderwijs Nederland (SION). De moeder vorderde dat SION haar zoon, die eerder was verwijderd van school wegens vermeende betrokkenheid bij graffiti, opnieuw toeliet tot het onderwijs. De school had de jongen geschorst na het aanbrengen van beledigende teksten op de schoolmuren, maar er was geen sluitend bewijs van zijn betrokkenheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verwijdering van de jongen niet gerechtvaardigd was, gezien het gebrek aan bewijs en de ingrijpende gevolgen van de verwijdering voor de jongen. De rechter heeft SION veroordeeld om binnen drie werkdagen na betekening van het vonnis onderwijs te bieden aan de jongen en binnen zeven dagen een herstelproject op te stellen voor het gemiste onderwijs. De vordering tot het overleggen van camerabeelden en een rectificatie werd afgewezen, omdat de beelden niet onder de AVG vallen en er geen bewijs was dat de naam van de jongen met derden was gedeeld. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/698412 / KG ZA 21-184 CdK/JE
Vonnis in kort geding van 18 maart 2021
in de zaak van
[eiseres],
zowel voor zichzelf als in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ),
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij niet betekende dagvaarding,
advocaat mr. W.D. Berkhout te Utrecht,
tegen
de stichting
STICHTING ISLAMITISCH ONDERWIJS NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. S.L.D. van den Brink te Mijdrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en SION worden genoemd.

1.De procedure

Op de zitting van 11 maart 2021 heeft [eiseres] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. SION heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties ingediend en [eiseres] daarnaast een pleitnota. Vonnis is bepaald op heden. Ter zitting waren aanwezig:
  • [eiseres] , [minderjarige] , en [naam 1] (hierna: [naam 1] ) met mr. Berkhout;
  • aan de kant van SION: [naam 2] ( [functie 1] ) met mr. Van den Brink.
Tijdens de zitting zijn 4 fragmenten van de camerabeelden van SION samen met [minderjarige] en met [naam 1] (2 fragmenten) bekeken.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is de moeder van [minderjarige] . [minderjarige] was vanaf het schooljaar 2017/2018 leerling aan het [naam school 1] , een school in Amsterdam voor voortgezet onderwijs met een Islamitische grondslag, die wordt bestuurd door SION.
2.2.
In mei 2020 is een conflict ontstaan binnen het bestuur van SION, in het kader waarvan de bestuurders [bestuurder] ( [functie 1] ) en [secretaris] (secretaris) zijn geschorst. Nadat in een kortgedingvonnis van deze rechtbank van 10 juni 2020 voorshands was geoordeeld dat de schorsingsbesluiten rechtsgeldig waren genomen, is [naam 2] als [functie 1] benoemd. Daarnaast is [naam 3] aangesteld als [functie 2] .
2.3.
Op 2 juli 2020 is op Youtube een filmpje verschenen, getiteld ‘Strijder’, waarin [minderjarige] wordt geïnterviewd door [naam 4] . [minderjarige] bevestigt in dit filmpje desgevraagd de stelling van [naam 4] dat op het [naam school 1] een “coup” is gepleegd en spreekt negatief over [naam 3] .
2.4.
Op zondagavond 29 november 2020 rond 22.30 uur ’s avonds hebben drie jongens met graffiti het [naam school 1] beklad met onder andere de teksten “weg met coupplegers”, “oprotten [naam 3] oprotten [naam 2] ” en “ [naam 3] [naam 2] eruit”. Van de bekladding bestaan camerabeelden met daarbij geluidsopnamen. De jongens hebben hun gezicht deels bedekt en te horen is dat zij “strijder” roepen.
2.5.
Op maandagochtend 30 november 2020 zijn de camerabeelden bekeken door de conciërge van de school, [naam 2] en een docent Engels. Zij waren ervan overtuigd [minderjarige] te herkennen en ook zijn vriend [naam 1] , die ook op het [naam school 1] zat. De derde jongen herkenden zij niet.
2.6.
[minderjarige] is op 30 november 2020 geschorst. [eiseres] is daarover geïnformeerd door [naam 2] in een brief van 1 december 2020.
2.7.
[mentor] , de mentor van [minderjarige] en [naam 1] , heeft met hen gesproken op 2 december 2020. [minderjarige] heeft ontkend een aandeel in de bekladdingen te hebben gehad en heeft gezegd dat hij op de avond van 29 november 2020 thuis was.
2.8.
SION heeft op 21 december 2020 het besluit genomen over te gaan tot verwijdering van [minderjarige] van het [naam school 1] en [eiseres] daarover geïnformeerd. Vanaf die datum kan [minderjarige] geen onderwijs meer volgen op het [naam school 1] .
2.9.
De Geschillencommissie Passend Onderwijs (GPO) heeft naar aanleiding van een door [eiseres] ingediend verzoek advies uitgebracht op 5 februari 2021. De GPO heeft hierin – kort gezegd – geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om het besluit tot verwijdering van [minderjarige] te kunnen dragen.
2.10.
Op 25 februari 2021 zijn de camerabeelden van 29 november 2020 in het bijzijn van [naam 2] bekeken door [eiseres] , haar broer, haar zus (oom en tante van [minderjarige] ) en mr. Berkhout. Zijn familieleden hebben ontkend dat [minderjarige] op de beelden te zien is. [minderjarige] was uitgenodigd, maar was niet verschenen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – SION te veroordelen, op straffe van een dwangsom:
I. binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot het bieden van onderwijs aan [minderjarige] ;
II. binnen zeven werkdagen een herstelproject vorm te geven voor het gemiste onderwijs door het opstellen van een ontwikkelingsperspectief;
III. over te gaan tot het overleggen van de camerabeelden en geluidsfragmenten van de bekladding;
IV. een rectificatie met de tekst die is opgenomen onder 63 van de dagvaarding te verzenden aan de klasgenoten van [minderjarige] en het docententeam en deze te publiceren op haar website;
V. SION te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten, waaronder
de proceskosten, te vermeerderen met rente, en in de nakosten.
3.2.
[eiseres] stelt daartoe – kort weergegeven – het volgende. SION heeft [minderjarige] ten onrechte verwijderd van het [naam school 1] . Zij is gehouden weer onderwijs te bieden aan [minderjarige] , primair omdat zij de onderwijsovereenkomst tussen haar en [minderjarige] moet nakomen en subsidiair omdat SION met het besluit tot verwijdering handelt in strijd met haar zorgplicht. [minderjarige] heeft door de verwijdering een achterstand opgelopen in de onderwijsstof en SION dient hem in staat te stellen deze achterstand in te lopen met een herstelproject. De camerabeelden en geluidsopnames van 29 november 2020 kwalificeren als persoonsgegevens in de zin van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). [minderjarige] heeft het recht deze in te zien en een kopie daarvan te ontvangen. Subsidiair doet [eiseres] in dat kader een beroep op artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). SION handelt onrechtmatig door aan derden kenbaar te maken dat [minderjarige] betrokken zou zijn bij de bekladding van de school, nu de juistheid van die beschuldiging niet vaststaat. Daarom is zij gehouden een rectificatie te verspreiden.
3.3.
SION voert – eveneens kort weergegeven – het volgende verweer. SION heeft op goede gronden tot verwijdering besloten. Zeven medewerkers van de school hebben de camerabeelden ook bekeken en [minderjarige] herkend op de camerabeelden aan zijn postuur, mimiek, stemgeluid en kenmerkende lach. Voor SION bestaat er dan ook geen twijfel over dat [minderjarige] aan de bekladding schuldig is. Bovendien is het incident volledig in lijn met hoe [minderjarige] en [naam 1] zich hebben opgesteld sinds het aantreden van de nieuwe schoolleiding. Zij hebben zich aangesloten bij een groep ‘vrije ouders’ die de achterban vormen van [bestuurder] en voor zijn terugkeer strijden en deelden in het kader daarvan flyers uit aan medeleerlingen en personeelsleden. Daarnaast onderhoudt [minderjarige] nauwe contacten met [naam 4] , een van de grootste aanjagers van acties op sociale media, gericht tegen de huidige schoolleiding. [minderjarige] is te zien op een filmpje op YouTube, waarop hij bevestigt dat op het [naam school 1] een “coup” is gepleegd en zich negatief uitlaat over de huidige [functie 2] . Dit filmpje is getiteld ‘strijder’ en dat woord werd ook geroepen door de jongens tijdens de bekladding. Daarnaast is terugkeer van [minderjarige] niet in zijn belang en ook niet in het belang van het [naam school 1] , aangezien er een groot wantrouwen bestaat tussen [minderjarige] en zijn familieleden en het bestuur van de school. Voor een rectificatie bestaat geen grond. Bovendien is de naam van [minderjarige] door SION niet in de media of anderszins genoemd. SION kan de camerabeelden niet verstrekken, aangezien de politie haar uitdrukkelijk heeft geadviseerd deze in het belang van het lopende politieonderzoek op geen enkele manier te delen. Er is aangifte gedaan, maar de politie doet nog geen onderzoek in afwachting van de vraag of [minderjarige] zal erkennen dat hij wel betrokken is. Als hij dat doet, is SION bereid om met [minderjarige] te praten over terugkeer op school.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[minderjarige] volgt vanaf 21 december 2020 geen onderwijs meer. Hiermee is het spoedeisend belang gegeven.
4.2.
Het gaat in dit kort geding in de kern om de vraag of SION het besluit om [minderjarige] te verwijderen van het [naam school 1] gerechtvaardigd is. Daarvoor is relevant of het normschendende gedrag dat SION hieraan ten grondslag legt in voldoende mate is komen vast te staan.
4.3.
In het licht van de door SION aangevoerde feiten en omstandigheden, waaronder met name het onder 2.3 genoemde filmpje op YouTube, is haar verdenking van [minderjarige] zonder meer begrijpelijk. Tot nu toe zijn de camerabeelden echter het enige wat als direct bewijs voor zijn betrokkenheid zou kunnen dienen.
4.4.
SION erkent dat zij zich bewijstechnisch in zekere mate in een moeilijke positie bevindt, maar benadrukt dat zeven medewerkers afzonderlijk van elkaar [minderjarige] hebben herkend en dat er voor haar geen enkele twijfel over bestaat dat hij op de beelden te zien is. De camerabeelden van de bekladding zijn ter zitting bekeken, maar – zoals ook al was aangekondigd door SION – is niet goed te beoordelen of [minderjarige] daarop te zien is, zonder hem goed te kennen en zodoende in staat te zijn om zijn stemgeluid, lach en manier van bewegen te herkennen. Tegenover de verklaringen van de medewerkers van het [naam school 1] staan verklaringen van [minderjarige] , [naam 1] en familieleden van [minderjarige] , die allemaal zijn betrokkenheid ontkennen. [eiseres] , haar broer en haar zus, die alle drie op 25 februari 2021 de videobeelden hebben bekeken, hebben schriftelijk verklaard dat zij [minderjarige] niet op de beelden konden herkennen. Daarnaast hebben twee andere familieleden verklaard dat zij op zondagavond 29 november 2020 met [minderjarige] thuis waren. Uit zijn OV-kaartgegevens valt af te leiden dat hij zondagmiddag naar [woonplaats] is teruggekeerd en maandagochtend weer naar Station Sloterdijk te Amsterdam is gereisd.
4.5.
Volgens SION zou [naam 1] in een gesprek met zijn mentor op 2 december 2020 min of meer hebben erkend dat hij en [minderjarige] schuldig zijn aan de bekladdingen, maar dit is later door [naam 1] ten stelligste betwist. [naam 1] heeft een andere lezing van hoe het gesprek is verlopen en hoe zijn uitingen in dat gesprek moeten worden uitgelegd.
4.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan in het kader van dit geding niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld of de beschuldiging door SION van [minderjarige] juist is.
4.7.
In dat kader is verder relevant dat verwijdering ingrijpende gevolgen heeft voor [minderjarige] . Niet in geschil is dat zijn schoolgang in ieder geval tot voor kort probleemloos is verlopen. Hij zat in het vierde jaar van de havo en wil graag zijn havo-diploma aan deze school behalen. Het is voor hem belangrijk naar een school te gaan met een Islamitische grondslag en er is geen andere school met Islamitische grondslag waar hij naartoe zou kunnen gaan. Het hem aangeboden alternatief, het [naam school 2] , wil hij niet accepteren. Aan de stelling van SION dat niet valt in te zien waarom [minderjarige] terug zou willen naar een school die hem in zijn ogen ten onrechte heeft verwijderd, wordt voorbijgegaan. [minderjarige] heeft immers zelf verklaard dat hij, ondanks wat er de afgelopen maanden is gebeurd, graag terug wil naar het [naam school 1] .
4.8.
De combinatie van het gebrek aan bewijs en de ingrijpende gevolgen van verwijdering voor [minderjarige] , maken dat het besluit van SION tot verwijdering van [minderjarige] van het [naam school 1] voorshands niet gerechtvaardigd is. De vordering hem opnieuw toe te laten tot het onderwijs zal dan ook worden toegewezen. Het is dan aan SION of zij door middel van het politie-onderzoek de verdenking van betrokkenheid van [minderjarige] verder willen laten onderzoeken. Mocht het zo zijn dat [minderjarige] radicaliseert in het Islamitisch geloof – wat kennelijk een vrees van de school is -, dan zal de school passende actie moeten ondernemen, omdat duidelijk is dat dergelijk gedrag op het [naam school 1] door de schoolleiding niet (meer) geaccepteerd wordt en ook niet past in een democratische rechtstaat.
4.9.
Aangezien [minderjarige] op dit moment ongeveer drie maanden onderwijs heeft gemist, zal hij een achterstand hebben opgelopen. Aannemelijk is dat hij om deze achterstand in te kunnen lopen extra ondersteuning nodig heeft van de school. De vordering SION te veroordelen een herstelproject vorm te geven zal daarom eveneens worden toegewezen.
4.10.
Aan de veroordelingen zal geen dwangsom worden verbonden. SION heeft immers toegezegd aan een eventuele veroordeling te zullen voldoen en er is geen aanleiding aan deze toezegging te twijfelen.
4.11.
Ten aanzien van de vordering tot overlegging van de camerabeelden en bijbehorende geluidsfragmenten geldt het volgende. Het beroep van [eiseres] op de AVG kan niet slagen, nu het daarbij niet gaat om de geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking, of op de verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen, zodat de camerabeelden niet onder het materiële toepassingsgebied van de AVG vallen. Overigens stelt [minderjarige] zelf niet op de beelden te staan. De vordering zal ook niet op grond van artikel 843a Rv worden toegewezen, nu zowel [eiseres] als [minderjarige] de beelden al hebben gezien – [eiseres] op 25 februari 2021 en [minderjarige] ter zitting – en niet is onderbouwd welk concreet belang zij erbij hebben zelf over de beelden te beschikken.
4.12.
SION veroordelen tot het publiceren van een rectificatie wordt niet nodig geacht, nog los van het antwoord op de vraag of SION de naam van [minderjarige] met derden heeft gedeeld. Het grootste belang van [eiseres] en [minderjarige] is erin gelegen dat [minderjarige] weer deel kan nemen aan het onderwijs van het [naam school 1] . Daarnaast zou een rectificatie de onderlinge verhoudingen niet ten goede komen en de onrust die is ontstaan rondom de verwijdering van [minderjarige] verergeren. Voldoende is dat [minderjarige] weer onderwijs op de school kan volgen.
4.13.
SION zal niet worden veroordeeld buitengerechtelijke kosten te betalen, nu [eiseres] niet heeft gesteld dat deze zijn gemaakt. Nu beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd als hierna in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt SION om binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot het bieden van onderwijs aan [minderjarige] ,
5.2.
veroordeelt SION om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis een herstelproject vorm te geven voor het door [minderjarige] vanaf 21 december 2020 gemiste onderwijs,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.M. Eisenhardt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: JE