8.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een periode van nog geen maand schuldig gemaakt aan twee pogingen tot zakkenrollen en een winkeldiefstal. Zakkenrollerij en diefstal zijn hinderlijke feiten die bij de slachtoffers overlast, schade en gevoelens van onveiligheid kunnen veroorzaken. Verdachte heeft hiermee laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendom. Hij heeft zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen en heeft enkel gedacht aan zijn eigen gewin.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 26 februari 2021, opgemaakt door [naam medewerker reclassering] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in. Verdachte verblijft ongeveer dertig jaar illegaal in Nederland. Hij komt oorspronkelijk uit [geboorteland] . Op vijftienjarige leeftijd is hij zelfstandig naar Nederland gereisd nadat hij was weggelopen uit een kindertehuis in Frankrijk. Hij heeft nooit asiel aangevraagd en is in 2000 ongewenst verklaard in verband met zijn delictgedrag. Wegens veranderingen in wet- en regelgeving is de ongewenstverklaring in 2014 opgeheven waarna er een inreisverbod werd opgelegd van vijf jaren. Het delictgedrag van verdachte hangt direct samen met het opgelegde inreisverbod (onrechtmatig verblijf).
Het inreisverbod maakt dat hij geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen, geen recht heeft op huisvesting, inkomen en/of werk. In zekere zin is er sprake van een vicieuze cirkel die niet eenvoudig kan worden doorbroken. Doordat verdachte in de loop der jaren meerdere langdurige relaties heeft gehad, heeft hij zich desondanks tamelijk staande kunnen houden binnen de maatschappij. Verdachte voelt zich genoodzaakt vermogensdelicten te plegen om zichzelf te kunnen onderhouden. Het toekomstperspectief in Nederland is nihil. Verdachte zal, indien hij in Nederland blijft, niet in staat worden gesteld op legale wijze in zijn bestaan te voorzien, waardoor de kans op recidive onveranderd hoog zal blijven en de situatie voor hem uitzichtloos blijft.
Het inreisverbod dat van kracht is en het gegeven dat verdachte geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, maakt dat de reclassering geen bijzondere voorwaarden kan adviseren. Eerdere onvoorwaardelijke gevangenisstraffen en de eerdere ISD-VRIS zitting in november 2019 hebben niet geleid tot recidivevermindering. Verdachte voldoet aan de harde criteria voor een ISD-VRIS maatregel. Deze maatregel is er enerzijds bedoeld om te werken aan terugkeer naar het land van herkomst, en anderzijds (tijdelijke) bescherming van de maatschappij tegen delictgedrag en overlast. Door middel van het opleggen van deze maatregel zal voldaan worden aan de bescherming van de maatschappij. Er kan echter niet gegarandeerd worden dat terugkeer naar land van herkomst realistisch is aangezien de benodigde identiteitspapieren hiervoor ontbreken en het de vraag is of die überhaupt binnen een ISD-VRIS maatregel verkregen kunnen worden, aldus de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V). Indien het binnen een ISD-VRIS maatregel niet tot terugkeer komt betekent dit feitelijk gezien dat verdachte na twee jaar detentie opnieuw op straat zal komen in Nederland en de kans op recidive dan alsnog zal toenemen.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting reclasseringswerker [naam medewerker reclassering] als deskundige gehoord. Zij heeft voornoemd rapport bevestigd en waar nodig aangevuld. Zij heeft verklaard te hebben begrepen dat er geen enkel perspectief is op uitzetting of terugkeer naar [geboorteland] , zelfs als verdachte in het kader van een ISD-VRIS maatregel gemotiveerd zou worden om vrijwillig terug te keren. De deskundige heeft op de vraag of de maatregel wat de reclassering betreft passend is, geantwoord dat zij daar vraagtekens bij heeft.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [medewerker Vreemdelingenpolitie] , buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam bij Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel van 4 januari 2021 en bijbehorende bijlage van de DT&V. Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in. De Algerijnse nationaliteit van verdachte is in 2014 door de Algerijnse autoriteiten bevestigd, echter niet zijn identiteit. Hiertoe zijn brondocumenten noodzakelijk. Verdachte heeft nimmer documenten getoond die zijn identiteit kunnen aantonen. Verdachte is in de loop der jaren herhaaldelijk voor lange of korte periode in vreemdelingenbewaring gesteld, teneinde hem ter uitzetting omtrent zijn identiteit en/of nationaliteit te kunnen horen of om hem te presenteren ter verkrijging van een reisdocument. Dit heeft tot op heden niet geleid tot identiteitsvaststelling of tot afgifte van een reisdocument door de Algerijnse nationaliteiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 februari 2021. Hieruit blijkt dat verdachte vaker voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Hoewel verdachte formeel voldoet aan de harde ISD-criteria en de officier van justitie oplegging van de ISD-maatregel heeft gevorderd, zal de rechtbank aan verdachte geen ISD-maatregel opleggen. Verdachte verblijft illegaal in Nederland en kan feitelijk niet worden uitgezet. Er is ook niet aannemelijk gemaakt dat, als het zou lukken om verdachte tijdens het ondergaan van een ISD-VRIS maatregel te motiveren voor vrijwillige terugkeer naar [geboorteland] , die terugkeer ook zou kunnen worden verwezenlijkt.
Bij verdachte is geen sprake van bijzondere problematiek waarvoor hij in het kader van de ISD-maatregel behandeling zou kunnen krijgen. Oplegging van de ISD-maatregel zou in het geval van verdachte daarom neerkomen op een kale detentie met als enig doel bescherming van de maatschappij gedurende de duur van de maatregel. Hoewel dit één van de doelen van de ISD-maatregel is, weegt de rechtbank het belang van voorkomen van recidive bezien in het licht van de ernst van het bewezen geachte niet zo zwaar dat dit oplegging van de ISD-maatregel vereist.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een meer passende strafmodaliteit is. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die gelden voor winkeldiefstal in geval van veelvuldige recidive. Deze gaan uit van één maand onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de Amsterdamse oriëntatiepunten voor zakkenrollen in geval van veelvuldige recidive. Deze gaan uit van 4 maanden gevangenisstraf per voltooid feit. In onderhavige strafzaak gaat het om twee pogingen tot zakkenrollen. Gelet op de combinatie van feiten binnen minder dan een maand tijd, vindt de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden een passende straf.