Beoordeling
5. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 lid 1 BW. Ter beoordeling ligt voor of de boot die [gedaagde] op 25 april 2019 bij [eiser] heeft afgeleverd, aan de overeenkomst beantwoordde.
6. Op grond van artikel 7:17 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden. Uit artikel 7:17 lid 2 BW volgt dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
7. Op grond van artikel 7:18 lid 2 BW wordt bij een consumentenkoop vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet.
8. Indien in geval van een consumentenkoop de verkoper verplicht is zorg te dragen voor de installatie van de zaak en deze installatie ondeugdelijk is uitgevoerd, wordt dit op grond van artikel 7:18 lid 3 BW gelijkgesteld aan een gebrek aan overeenstemming van de zaak aan de overeenkomst.
9. Beantwoordt het afgeleverde niet aan de overeenkomst, dan kan de koper op grond van artikel 7:21 lid 1 BW (a.) aflevering van het ontbrekende, (b.) herstel van de afgeleverde zaak, mits de verkoper hieraan redelijkerwijs kan voldoen of (c.) vervanging van de afgeleverde zaak eisen. Vervanging kan de koper niet eisen, indien de afwijking van het overeengekomene te gering is om dit te rechtvaardigen.
10. Op grond van artikel 7:21 lid 3 BW is de verkoper verplicht om binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de koper, zijn in lid 1 bedoelde verplichtingen na te komen.
11. Beantwoordt het afgeleverde niet aan de overeenkomst, dan heeft bij een consumentenkoop de koper op grond van artikel 7:22 lid 1 BW voorts de bevoegdheid om (a.) de overeenkomst te ontbinden, tenzij de afwijking van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt, of
(b.) de prijs te verminderen in evenredigheid met de mate van afwijking van het overeengekomene.
12. Op grond van artikel 7:22 lid 2 BW ontstaan de in lid 1 bedoelde bevoegdheden pas wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, danwel de verkoper tekort is geschoten in een verplichting als bedoeld in artikel 21 lid 3.
13. Volgens [eiser] voldoet de boot niet voldoet aan de overeenkomst, omdat de boot in 2018 is gebouwd terwijl bouwjaar 2019 is overeengekomen.
14. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan [gedaagde] duidelijk heeft gemaakt dat hij een boot wilde kopen die in 2019 moest zijn geproduceerd of uit mededelingen van [gedaagde] had kunnen begrijpen dat de boot in 2019 was geproduceerd. Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit de e-mailcorrespondentie tussen partijen die is voorafgegaan aan de order van 16 april 2019 niet worden afgeleid dat partijen een boot zijn overeengekomen die in 2019 is gebouwd. Met die order was sprake van een volkomen overeenkomst. In die order is geen bouwjaar of serienummer vermeld, terwijl wel is vermeld dat de boot al opgebouwd klaar staat en snel is te leveren. Op grond van deze vermelding had [eiser] kunnen begrijpen dat de boot al in 2018 van stapel was gelopen. Pas op de naderhand op naam van [naam zoon] gestelde order en factuur zijn een bouwjaar en serienummer vermeld. Uit dat serienummer kan worden afgeleid dat de boot een model van het jaar 2019 is en dat deze is geproduceerd in augustus 2018. [eiser] heeft onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat de boot om die reden niet de eigenschappen bezit die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
15. [eiser] stelt verder dat de boot niet nieuw was, omdat de boot in september 2018 aan het publiek is getoond tijdens de Hiswa te Lelystad en is gebruikt voor een promotiefilm. Dat is door [gedaagde] erkend.
16. Naar het oordeel van de kantonrechter had [eiser] mogen verwachten dat hij een nieuwe boot zou ontvangen en geen boot die op de Hiswa had gelegen en waarmee een promotiefilm is gemaakt. Hierdoor was in ieder geval sprake van meer vaaruren dan de uren die noodzakelijk waren om de boot te testen. De omstandigheid dat [gedaagde] hier ten tijde van de verkoop niet van op de hoogte was, komt voor zijn rekening en risico. Dat betekent dat de boot om die reden niet voldeed aan de overeenkomst. De mate van afwijking van de overeenkomst rechtvaardigt, gezien haar geringe betekenis, echter geen ontbinding daarvan. Dit geldt te meer omdat [eiser] met de boot is blijven varen en de boot ook nog steeds in zijn bezit heeft. De kantonrechter concludeert dat [eiser] daarom niet de bevoegdheid had om op grond van artikel 7:22 lid 1 sub a BW tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan.
17. De kantonrechter ziet wel aanleiding voor een prijsvermindering van de boot op grond van artikel 7:22 lid 1 sub b BW. De kantonrechter begroot deze prijsvermindering op € 3.845,00, zijnde het verschil tussen € 122.885,00 en de “Demo” prijs van
€ 119.040,00 waarvoor de boot door [naam 1] Watersport werd aangeboden. De door [gedaagde] overgelegde offerte van [naam 1] Watersport van 13 april 2019 laat de kantonrechter buiten beschouwing in verband met de lagere inruilwaarde van de Stout 850, terwijl niet bekend is welke prijs [gedaagde] voor de boot aan [naam 1] Watersport heeft betaald.
18. [eiser] heeft in zijn brief van 27 mei 2019 diverse gebreken aan [gedaagde] kenbaar gemaakt. Vervolgens is volgens [eiser] op 28 juni 2019 de subwoofer kapot gegaan. [eiser] stelt dat na melding hiervan bij [gedaagde] door [gedaagde] werd meegedeeld dat zij daar niets aan zou doen, terwijl [eiser] voor de aankoop en montage van de stereoset een prijs heeft betaald van € 2.000,00. [eiser] heeft gesteld dat de kosten van het plaatsen van een nieuwe geluidsinstallatie € 678,79 bedragen en heeft ter onderbouwing van die kosten een factuur met factuurnummer 11866 overgelegd van Oranjemarine van 18 augustus 2019.
19. De kantonrechter stelt vast dat het gestelde gebrek zich binnen een termijn van zes maanden na de aflevering heeft geopenbaard. Gelet op het bepaalde in artikel 7:18 lid 2 BW wordt dan vermoed dat de geluidsinstallatie reeds bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. Tegenover dit wettelijk vermoeden kan [gedaagde] tegenbewijs leveren.
20. [eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] niet bereid was om alsnog correct na te komen. [gedaagde] voert aan dat zij bereid was tot herstel van de gebreken, maar dat [eiser] haar daartoe niet in de gelegenheid heeft gesteld. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] dit verweer onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd. [gedaagde] heeft in strijd met artikel 7:21 lid 3 BW dan ook nagelaten haar in artikel 7:21 lid 1 BW bedoelde verplichting na te komen. Niet valt echter in te zien dat een geheel nieuwe geluidsinstallatie diende te worden geïnstalleerd, terwijl alleen de subwoofer kapot was gegaan. Het door [eiser] gevorderde bedrag aan prijsvermindering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 678,79.
21. Daarnaast stelt [eiser] dat hij de overige gebreken heeft laten repareren door Oranjemarine, omdat [gedaagde] daartoe niet bereid was. Deze stelling van [eiser] is door [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd weersproken. Ter zitting heeft [gedaagde] alleen gesteld dat [eiser] gelegenheid had moeten bieden tot herstel op het moment dat dat aan de orde was. [gedaagde] heeft haar verweer op dit punt niet nader onderbouwd. De gevorderde prijsvermindering van € 902,57 op grond van de door [eiser] overgelegde factuur van Oranjemarine met factuurnummer 11865 zal daarom worden toegewezen.
22. De primaire vordering zal worden toegewezen tot een bedrag aan hoofdsom van € 5.426,36 (€ 3.845,00 + € 1.581,36). De subsidiare vordering van [eiser] is niet toewijsbaar.
23. De gevorderde wettelijke rente is als onweersproken eveneens toewijsbaar.
24. Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten wordt het volgende overwogen.
24. De relatie tussen partijen is na de e-mail van [gedaagde] aan [naam zoon] van 28 mei 2019 verstoord geraakt omdat [eiser] ten onrechte bleef vasthouden aan terugbetaling van het volledige aankoopbedrag van € 122.885,00. In de gegeven omstandigheden is de weerstand van [gedaagde] tegen de incassomaatregelen begrijpelijk. Het voorgaande geeft aanleiding de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af te wijzen en de proceskosten te compenseren.