ECLI:NL:RBAMS:2021:1890
Rechtbank Amsterdam
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Overlevering toegestaan na verzetsgarantie in het kader van Europees aanhoudingsbevel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 februari 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen op 12 mei 2020. De opgeëiste persoon, geboren in België in 1985 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is in deze procedure bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de overlevering.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Belgische nationaliteit heeft. Het EAB is gebaseerd op een verstekvonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 18 december 2019, waarbij een vrijheidsstraf van 30 maanden is opgelegd. De rechtbank heeft onderzocht of er weigeringsgronden zijn voor de overlevering, met name in het kader van artikel 12 OLW. De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon adequaat geïnformeerd zal worden over zijn rechten na de overlevering, en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er een garantie is gegeven zoals bedoeld in artikel 12 sub d OLW. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan het Parket van de procureur des Konings Antwerpen toe te staan. Deze beslissing is genomen in het openbaar en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.