Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 mei 2020 van ARRS met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met producties;
2.De feiten
gaat akkoord met bewaar- en opslagkosten van 1,-- Euro per dag per object.18. De Eigenaar gaat ermee akkoord dat nadat het wetenschappelijk onderzoek is voltooid het object(en) terug zal worden gegeven aan de Eigenaar. Indien het object(en), voor wat voor reden dan ook, niet wordt geaccepteerd door de Eigenaar brengt ARRS de opslagkosten doorlopend in rekening. (…)”
restauratie schilderijen
3 röntgensten bedrage van € 2.856. Onderaan de factuur staat vermeld: “
Zoals overeengekomen is de multicolorscan zonder berekening van kosten uitgevoerd.” [gedaagde] heeft deze factuur betaald.
opmaak, druk 210 x 297 mm. 12 pagina’s full colorten bedrage van in totaal € 471,90. [gedaagde] heeft deze factuur betaald.
succes feevan 7,5% van de netto verkoopsom. Het lukt [naam vennoot] , ook na verlenging, niet een koper te vinden voor deze prijs.
3.Het geschil
primair,
subsidiairen
meer subsidiair), samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt (i) tot betaling van € 38.260,63 aan hoofdsom en € 1.157,61 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van verzuim, (ii) in de proceskosten waaronder de nakosten en (iii) tot het ophalen van de aan hem toebehorende objecten die zich nog in de opslag van ARRS bevinden, binnen tien dagen na dagtekening van het vonnis, met betaling van de openstaande posten vanaf 15 februari 2020 tot aan de dag van afhalen, op straffe van een dwangsom. ARRS vordert
subsidiairvoorts een verklaring voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een of meer op hem rustende verbintenissen op basis waarvan hij schadevergoeding moet betalen en
meer subsidiairvoorts een verklaring voor recht dat [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt.
4.De beoordeling
in conventie
onderzoeks- en restauratiewerkzaamheden heeft uitgevoerd, de portretten van nieuwe lijsten heeft voorzien en brochures heeft gemaakt of laten maken. De met deze werkzaamheden verband houdende kosten zijn vooraf steeds afgestemd met [gedaagde] , bij hem in rekening gebracht en door hem betaald (2.5, 2.6 en 2.8).
succes feevoor hem bij succesvolle verkoop, maar ook toen is geen verkoop tot stand gekomen. Uiteindelijk zijn de portretten op 16 maart 2019 op eerste verzoek van ARRS namens [gedaagde] opgehaald bij ARRS en via veilinghuis Christie’s verkocht.
succes feeis overeengekomen bij eventuele verkoop maakt niet dat
zonderverkoop
geenbewaarloon is verschuldigd. Dat volgt niet uit de verkoopovereenkomst en ook niet uit de omstandigheden die [gedaagde] in dat verband heeft aangedragen. Dat ARRS tot 27 november 2019 en 14 februari 2020 heeft gewacht met het in rekening brengen van opslagkosten betekent evenmin dat [gedaagde] deze kosten niet verschuldigd is (maar speelt wel een rol bij de verjaring, zoals hierna aan de orde komt).
tot teruggave van de zaak. Dat is iets anders dan de vordering tot betaling van bewaarloon. Ook de – niet onderbouwde en door [gedaagde] betwiste – stelling van ARRS dat na het einde van de opslag “afgerekend” zou worden is onvoldoende voor de conclusie dat in de overeenkomst besloten ligt dat opeising niet direct plaats zal vinden.