ECLI:NL:RBAMS:2021:2027

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
177272-20zorg
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging ex art. 2.3 Wfz in verband met brandstichting en ontoerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 maart 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan schizofrenie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in 1966 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, ontoerekeningsvatbaar is en heeft daarom niet de door het Openbaar Ministerie gevorderde tbs met dwangverpleging opgelegd. In plaats daarvan heeft de rechtbank ambtshalve een zorgmachtiging afgegeven op basis van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz) in verbinding met artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden.

Het procesverloop begon met een heropening van het onderzoek ter terechtzitting op 22 december 2020, waarbij de officier van justitie werd opgedragen de mogelijkheden voor een zorgmachtiging te onderzoeken. De officier van justitie meldde op 19 februari 2021 dat de voorbereiding van de zorgmachtiging werd beëindigd, omdat niet voldaan was aan de criteria uit de Wvggz. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de officier van justitie niet voldoende had voldaan aan de opdracht om de mogelijkheden voor een zorgmachtiging te onderzoeken.

De rechtbank heeft op basis van Pro Justitia rapportages van deskundigen vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel voor zichzelf en anderen. De rechtbank heeft besloten dat de betrokkene in een forensisch psychiatrische setting moet worden behandeld, waarbij de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden is verleend. De rechtbank heeft de zorgmachtiging uitvoerbaar verklaard en deze is geldig tot 9 september 2021.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Strafrecht
Zorgmachtiging(artikel 2.3, eerste lid, Wet forensische zorg (Wfz) jo. art. 6:5, aanhef en onderdeel a, Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz))
Parketnummer: 13/177272-20
Ambtshalve beschikking van de rechtbank tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 Wvggz, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren te [gebooteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1966,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieadres]
hierna te noemen: betrokkene.

1.Procesverloop

1.1.
Bij vonnis (in de vorm van een tussenbeslissing) van 22 december 2020 heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting in de strafzaak tegen betrokkene met parketnummer 13/177272-20 heropend. De rechtbank heeft de officier van justitie de opdracht gegeven de mogelijkheden voor het afgeven van een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 2.3. van de Wfz, te onderzoeken. Het subsidiariteitsbeginsel verplicht de strafrechter immers grondig te onderzoeken of een lichtere maatregel dan een strafrechtelijke sanctie op zijn plaats is.
Op 19 februari 2021 heeft de officier van justitie de rechtbank bij e-mailbericht laten weten dat de voorbereiding van de zorgmachtiging wordt beëindigd en er derhalve geen verzoekschrift wordt ingediend omdat niet voldaan is aan de criteria uit de Wvggz.
Bij het e-mailbericht zaten de volgende bijlagen;
1. Beëindigingsbrief voorbereiding zorgmachtiging voor de rechtbank;
2. Begeleidend schrijven bij de beëindigingsbrief voorbereiding zorgmachtiging voor de rechtbank;
3. Bevindingen geneesheer-directeur.
De coördinerend officier van justitie Wvggz heeft in de beëindigingsbrief toegelicht dat uit de medische verklaring van psychiater A.A. Verlinde, tevens de aangewezen geneesheer-directeur van Mediant, blijkt dat niet is voldaan aan de uitgangspunten van verplichte zorg ex artikelen 2:1 en 3:3 Wvggz. In de brief wordt de psychiater als volgt geciteerd.
“Er is zeker zorg nodig. Echter een psychiatrische instelling zonder forensische mogelijkheden biedt onvoldoende beveiliging. Tevens is een psychiatrische instelling onvoldoende ingesteld op de zorg die nodig is in het kader van de verstandelijke beperking.”
Omdat niet is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg is besloten geen verzoekschrift in te dienen (artikel 5:16 Wvggz), aldus de coördinerend officier van justitie Wvggz.
1.2.
Ter terechtzitting in de strafzaak van 8 december 2020 waren aanwezig en zijn gehoord:
  • betrokkene
  • de raadsman, mr. C. Verrillo, advocaat te Denekamp;
  • GZ-psycholoog N.P.A. van der Weegen
  • forensisch psychiater T.W.D.P. van Os
  • de officier van justitie M.L. Vermeulen.
1.3.
Ter terechtzitting in de strafzaak van 23 februari 2021 waren aanwezig en zijn gehoord:
  • betrokkene;
  • de raadsman, mr. C. Verrillo, advocaat te Denekamp;
  • de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten.

2.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft in de strafzaak gevorderd om betrokkene te ontslaan van alle rechtsvervolging en de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. De officier van justitie heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat er geen verzoekschrift voor het afgeven van een zorgmachtiging ligt, zodat een zorgmachtiging niet kan worden afgegeven.

3.Standpunt van betrokkene

De raadsman van betrokkene heeft de rechtbank verzocht om ambtshalve te beslissen tot het afgeven van een zorgmachtiging nu aan alle voorwaarden is voldaan.

4.Beoordeling

4.1.
Over betrokkene is een psychiatrisch rapport opgesteld door forensisch psychiater T.W.D.P. van Os, gedateerd 23 november 2020 en een psychologisch rapport opgesteld door GZ-psycholoog N.P.A. van der Weegen, gedateerd op 12 november 2020. Uit de Pro Justitia rapportages blijkt dat betrokkene lijdt aan schizofrenie. Dit komt tot uiting in paranoïde wanen en hallucinaties. De psychische stoornis was ten tijde van het ten laste gelegde ook aanwezig en heeft de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene beïnvloed. De psycholoog heeft geadviseerd dat betrokkene het beste kan worden behandeld binnen het kader van een zorgmachtiging, waarbij in de zorgmachtiging zal moeten worden opgenomen dat betrokkene medicatie moet gebruiken, klinisch opgenomen zal blijven zolang dat nodig is en weer opgenomen kan worden mocht ambulante behandeling –met begeleiding van een FACT-team– niet gaan. De psychiater heeft geadviseerd om betrokkene bij voorkeur te behandelen in een forensisch psychiatrische afdeling (hierna FPA) in het kader van een zorgmachtiging, waarbij toegewerkt kan worden naar terugkeer van betrokkene naar haar woonsituatie met haar ex-partner en haar zoon. Het beste zou zijn een FPA in het oosten van het land, waar betrokkene haar wortels heeft. Voorwaarden voor de terugkeer naar de woonsituatie bij haar (ex-)partner en zoon zullen dan moeten zijn dat betrokkene depotmedicatie krijgt en begeleiding van het FACT-team accepteert.
4.2.
Heeft de officier van justitie aan de opdracht van de rechtbank voldaan?
De rechtbank stelt vast dat de opdracht aan de officier van justitie gegeven bij tussenvonnis van 22 december 2020 om de
mogelijkheidtot afgifte van een zorgmachtiging te onderzoeken, op beperkte wijze is uitgevoerd. De officier van justitie heeft Mediant, een reguliere GGZ instelling met beveiligingsniveau 0, aangewezen als geneesheer-directeur. Op basis van de Pro Justitia rapportages van deskundigen Van der Weegen en Van Os en het verhandelde ter terechtzitting van 8 december 2020 stond echter al vast dat voor betrokkene minimaal een beveiligingsniveau van een FPA (niveau 2) nodig was. Het is de vraag of Mediant het voor betrokkene benodigde beveiligingsniveau zou kunnen leveren en of dus niet beter een andere instelling had kunnen worden aangewezen om de mogelijkheden voor een zorgmachtiging te onderzoeken. Mediant had bovendien al een verleden met verdachte. Wat hier ook van zij, de stand van zaken is dat de voorbereiding van de zorgmachtiging is afgebroken omdat Mediant geen mogelijkheden zag met verdachte. Daar zal de rechtbank het mee moeten doen. Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen heil in het opnieuw aanhouden van de zaak om een andere instelling aan te (laten) wijzen om de mogelijkheden voor een zorgmachtiging te onderzoeken. Enerzijds niet omdat al veel tijd is verstreken en het onduidelijk in hoeverre de officier van justitie van justitie invloed kan uitoefenen op de aan te wijzen instelling c.q. geneesheer-directeur, en anderzijds omdat de rechtbank zich ook bij de huidige stand van zaken voldoende voorgelicht acht om een beslissing te kunnen nemen.
4.3.
De ambtshalve bevoegdheid tot het afgegeven van een zorgmachtiging
Met ingang van 1 januari 2020 is artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht –en daarmee de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis– komen te vervallen. Met ingang van laatstgenoemde datum maakt artikel 2.3. Wfz het voor de strafrechter mogelijk om met toepassing van de Wvggz een zorgmachtiging tot verplichte zorg, waaronder opname, af te geven om ernstig nadeel af te wenden.
Op grond van artikel 2.3 van de Wfz komt de rechter de bevoegdheid toe ambtshalve een zorgmachtiging af te geven. Dat kan zelfs tegen het standpunt van de officier van justitie in, hoewel dat –zo volgt ook de wetsgeschiedenis– zich slechts in uitzonderingssituaties zal voordoen. Indien de strafrechter ambtshalve toepassing van artikel 2.3, eerste lid, Wfz overweegt, verzoekt hij de officier van justitie toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 5:19 eerste lid, Wvggz. Dat wil zeggen dat de officier van justitie een verzoekschrift voor een zorgmachtiging moet voorbereiden. Hij moet dus onder andere een geneesheer-directeur aanwijzen, die een zorgverantwoordelijke en een onafhankelijk psychiater zal zoeken. Of de officier van justitie een verzoekschrift indient is niet van belang, gezien artikel 2.3, eerste lid, Wfz. Daarin staat namelijk dat de strafrechter ambtshalve of na een verzoekschrift van de officier van justitie een zorgmachtiging afgeeft.
Het ambtshalve gebruik maken van deze bevoegdheid is vanzelfsprekend alleen mogelijk als de rechtbank beschikt over de gegevens die zij nodig heeft voor die beoordeling. De rechtbank gaat hierna in op de vraag of de rechtbank over voldoende gegevens beschikt om tot het afgeven van een zorgmachtiging over te gaan.
4.4.
Medische verklaring
Voor de afgifte van een zorgmachtiging is een medische verklaring van een onafhankelijk psychiater nodig, die in elk geval zijn bevindingen vermeldt inzake
de symptomen die de betrokkene vertoont en een diagnose of voorlopige diagnose van de psychische stoornis van betrokkene,
de relatie tussen de psychische stoornis en het gedrag dat tot het ernstig nadeel leidt, en
de zorg die noodzakelijk is om het ernstig nadeel weg te nemen (artikel 5:9, eerste lid, Wvggz).
Hoewel er een medische verklaring door psychiater Verlinde van Mediant is opgemaakt, heeft het Openbaar Ministerie – met een beroep op het bepaalde in artikel 8:34 Wvggz – geweigerd deze te overleggen. Wel heeft de coördinerend officier van justitie Wvggz geciteerd uit de opgemaakte medische verklaring waarin naar voren komt dat betrokkende zorg nodig heeft in een instelling die voldoende beveiliging biedt en is ingesteld op de zorg in het kader van haar verstandelijke beperking.
De rechtbank beschikt wel over de hiervoor onder 4.1. genoemde Pro Justitia rapportages opgesteld door de genoemde psycholoog en psychiater. Deze deskundigen zijn geen behandelaar van verdachte en werken onafhankelijk van een zorgaanbieder, zodat zij aan de eisen van artikel 5:7 Wvggz voldoen. De rechtbank merkt deze rapportages, waarin over de benodigde zorg/ behandeling wordt geadviseerd, aan als medische verklaring van een onafhankelijk psychiater en psycholoog. De rechtbank wijst in dit verband op de wetsgeschiedenis, meer specifiek op de Memorie van Antwoord:
“In die gevallen waarin over de betrokkene tevens een advies is opgesteld door een onafhankelijke psychiater van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, kan ook dat advies gelden als een medische verklaring. Dat kan aan de orde zijn in die gevallen waarin het de afgifte van een zorgmachtiging door de strafrechter betreft en alleen voor zover het advies van de NIFP-psychiater ook voor het overige voldoet aan de eisen die de Wvggz aan de medische verklaring stelt. Op deze wijze wordt rechterlijke toetsing mogelijk ook in die gevallen waarin nu geen geneeskundige verklaring wordt afgegeven.”
4.5.
Het zorg-/behandelplan
In onderhavige zaak ontbreekt een zorg-/behandelplan en een zorgkaart. De rechtbank destilleert uit de onder 4.1. genoemde Pro Justitia rapportages en het verhandelde ter terechtzitting, het benodigde zorg-/behandelplan voor het kunnen afgeven van een zorgmachtiging.
Psycholoog Van der Weegen komt in haar rapport tot het advies dat het wenselijk is dat er wordt toegewerkt naar een situatie waarin betrokkene weer thuis bij haar (ex-)partner en zoon kan gaan wonen. Om dit te kunnen bereiken is een geleidelijke afbouw van beveiliging in zorgsetting nodig. Nu betrokkene –ondanks gedwongen medicatie– reeds maanden zeer psychotisch is, zou volgens de psycholoog een klinisch behandeltraject in een setting met een matig tot hoog beveiligingsniveau moeten worden gestart. Daarbij is het van belang dat betrokkene steeds meer regie zal krijgen, zodat het beveiligingsniveau kan afnemen en ze steeds meer –met begeleiding– in een rustige omgeving zal verblijven. De psycholoog concludeert dat betrokkene het beste kan worden behandeld binnen het kader van een zorgmachtiging, waarbij in de zorgmachtiging zal moeten worden opgenomen dat verdachte medicatie moet gebruiken, klinisch opgenomen zal blijven zolang dat nodig is en weer opgenomen kan worden mocht ambulante behandeling –met begeleiding van een FACT-team – niet gaan.
Psychiater Van Os komt in zijn rapport tot vergelijkbare behandel- dan wel zorgadviezen als psycholoog Van der Weegen. Hij acht een meer beveiligde setting van belang waarbij het beveiligingsniveau van een FPA voldoende zou moeten zijn en adviseert betrokkene bij voorkeur te behandelen in een FPA in het kader van een zorgmachtiging, waarbij toegewerkt kan worden naar terugkeer van betrokkene naar haar woonsituatie met haar ex-partner en haar zoon. Het beste zou zijn een FPA in het oosten van het land, waar betrokkene haar wortels heeft. Voorwaarden voor de terugkeer naar de woonsituatie bij haar (ex-)partner en zoon zullen dan moeten zijn dat betrokkene depotmedicatie krijgt en begeleiding van het FACT-team accepteert.
4.6.
Beveiligingsniveau voldoende bij het afgeven van een zorgmachtiging?
De Wvggz heeft als doel passende zorg te realiseren. Naast opname in een reguliere GGZ-instelling kan iemand daarom met een zorgmachtiging ook opgenomen worden in een zorgsetting met een hoger beveiligingsniveau. Onderdeel daarvan kan ook beveiliging zijn. De deskundigen geven aan dat behandeling dient plaatst te vinden in een gestructureerde, klinische setting, met een matig tot hoog beveiligingsniveau. Het beveiligingsniveau van een FPA zou voldoende moeten zijn, aldus de rapporterend psychiater.

5.Conclusie

Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in het geval van betrokkene aanleiding bestaat om van haar ambtshalve bevoegdheid tot het verlenen van een zorgmachtiging gebruik te maken, omdat de rechtbank verplichte zorg aangewezen acht. Immers:
1. Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. In de Pro Justitia rapportages wordt geconcludeerd dat sprake is van schizofrenie. Dit komt tot uiting in paranoïde wanen en hallucinaties.
2. Het gedrag van betrokkene als gevolg van deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het aanzienlijk risico op levensgevaar voor zichzelf en anderen, ernstige psychisch schade voor zichzelf en ernstige materiële schade voor zichzelf en anderen. Daarnaast is de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar.
3. Betrokkene heeft verplichte zorg nodig om een crisissituatie en ernstig nadeel af te wenden, haar geestelijke gezondheid te stabiliseren en dusdanig te herstellen dat zij haar autonomie zoveel mogelijk terug krijgt.
4. Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De rechtbank baseert de vormen van zorg op de onder 4.1 genoemde Pro Justitia rapportages van de betreffende psychiater en psycholoog.
De volgende vormen van zorg ontleent de rechtbank aan voornoemde rapportages, die (al dan niet gezamenlijk) als medische verklaring en zorgplan worden opgevat. De rechtbank zal bepalen dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen, voor na te noemen duur:
Vorm van zorg
Duur
toedienen van medicatie
6 maanden
het verrichten van medische controles
6 maanden
het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening
6 maanden
beperken van de bewegingsvrijheid
6 maanden
insluiten
6 maanden
uitoefenen van toezicht op betrokkene
6 maanden
onderzoek aan kleding of lichaam
6 maanden
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen
6 maanden
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen
6 maanden
beperken van het recht op het ontvangen van bezoek
6 maanden
opnemen in een accommodatie
6 maanden
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste zorg is rekening gehouden met de met de veiligheid van betrokkene en met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De rechtbank komt tot de conclusie dat is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De zorgmachtiging zal dan ook worden verleend. Gelet op het benodigde beveiligingsniveau zal de tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging plaats moeten vinden in een kliniek met een forensisch psychiatrisch afdeling (FPA) of in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK).
De verschillende vormen van zorg kunnen voor de hieronder gestelde termijnen worden toegepast. Deze termijnen zijn noodzakelijk om het doel van verplichte zorg te realiseren.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verleent ambtshalve een zorgmachtigingten aanzien van
[betrokkene],
geboren te [gebooteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1966,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
Vorm van zorg
Duur
toedienen van medicatie
6 maanden
het verrichten van medische controles
6 maanden
het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening
6 maanden
beperken van de bewegingsvrijheid
6 maanden
insluiten
6 maanden
uitoefenen van toezicht op betrokkene
6 maanden
onderzoek aan kleding of lichaam
6 maanden
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen
6 maanden
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen
6 maanden
beperken van het recht op het ontvangen van bezoek
6 maanden
opnemen in een accommodatie
6 maanden
Deze zorgmachtiging is bij voorraad uitvoerbaar. De machtiging is geldig vanaf dagtekening en moet binnen twee weken ten uitvoer worden gelegd.
Deze zorgmachtiging is geldig voor de duur van zes maanden, te weten uiterlijk tot en met 9 september 2021.
Deze beschikking is gegeven door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en E.G.C Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 maart 2021.