In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. S.A.J.T. Hoogendoorn, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. J.C. Smit. Eiseres had een voorlopige financiële tegemoetkoming voor verhuizing aangevraagd op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) vanwege haar medische beperkingen. De gemeente weigerde echter de uitbetaling van deze tegemoetkoming, omdat eiseres al een verhuiskostenvergoeding had ontvangen van haar voormalige verhuurder. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en startte een procedure bij de rechtbank.
De zitting vond plaats via Skype op 6 april 2021, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten na de zitting. In haar oordeel heeft de rechtbank het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) als uitgangspunt genomen. De rechtbank concludeert dat eiseres op eigen kracht een oplossing heeft georganiseerd door een vergoeding van haar voormalige verhuurder te ontvangen, wat betekent dat de gemeente niet verplicht was om de financiële tegemoetkoming uit te betalen. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd dat de kosten van de verhuizing hoger waren dan de ontvangen vergoeding, en de rechtbank oordeelt dat er geen reden is om de hardheidsclausule toe te passen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt in deze zaak. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. den Toom, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.