ECLI:NL:RBAMS:2021:2135

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
13/282600-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging, onbruikbaar maken van een politiecel en belediging van politieambtenaren

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 april 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De zaak betreft drie ten laste gelegde feiten die zich op 9 november 2020 in Amsterdam hebben voorgedaan. De verdachte wordt beschuldigd van bedreiging van een werknemer van het Leger des Heils, het onbruikbaar maken van een politiecel en de belediging van twee politieagenten. Tijdens de zitting op 26 maart 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. S. van der Hart, gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Karsten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op dreigende wijze een baksteen heeft gebruikt om de werknemer van het Leger des Heils te bedreigen en dat hij de politieagenten beledigde door hen te vergelijken met nazi's. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken. De rechtbank heeft uiteindelijk de ISD-maatregel opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn onrechtmatige verblijfsstatus en het risico op recidive. De rechtbank heeft de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar opgelegd, zonder aftrek van voorarrest, en heeft de verdachte in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan hulpverleningstrajecten binnen de ISD.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/282600-20 (Promis)
Datum uitspraak: 9 april 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [1955] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
26 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. van der Hart, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.M. Karsten naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. de bedreiging van [persoon 1] op 9 november 2020 te Amsterdam;
2. het onbruikbaar maken van een politiecel op 9 november 2020 te Amsterdam;
3. de belediging van twee politieagenten op 9 november 2020 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 9 november 2020 te Amsterdam, [persoon 1] , werknemer Leger des Heils, gelegen aan [adres 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en met
brandstichting, door
- een baksteen te pakken en in zijn handen te hebben en voornoemde [persoon 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Doe de deur open of ik sla de ruit kapot met deze baksteen. Doe de deur open of ik steek
deze pand in de fik", en toen de politie ter plaatste kwam voornoemde [persoon 1] dreigend de woorden toe
te voegen: 'Ik pak je, ik pak je en “Ik pak jou nog wel, ik pak jou nog wel, je gaat
zien",;
ten aanzien van feit 2:
op 9 november 2020 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel van het cellencomplex [locatie] , gelegen aan de [adres 2] , die aan de Nationale Politie, toebehoorde,
onbruikbaar heeft gemaakt;
ten aanzien van feit 3:
op 9 november 2020 te Amsterdam, opzettelijk ambtenaren, te weten [persoon 2] , hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam en [persoon 3] , aspirant van politie Eenheid Amsterdam, gedurende of
ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "Jullie zijn varkens, jullie zijn nazi's, Hitler vergaste de joden, jullie zouden ook allemaal vergast moeten worden".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank doet haar beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, steunen op de redengevende feiten en omstandigheden die in de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat. Aangezien de verdachte het bewezen verklaarde onder feit 2 (ondubbelzinnig) heeft bekend en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank ten aanzien van feit 2 met een opgave van de bewijsmiddelen volstaan.

5.De strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest en zonder tussentijdse toetsing.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft samengevat verzocht geen ISD-maatregel op te leggen en te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken. Subsidiair heeft hij verzocht de ISD-maatregel te beperken tot de duur van één jaar met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft aangevoerd dat oplegging van de ISD-maatregel voor de verdachte (mogelijk) zal neerkomen op een kale detentie van twee jaren omdat hij geen verblijfsvergunning heeft en niet wil meewerken aan uitzetting naar [geboorteland] . De raadsman heeft gesteld dat nooit eerder is geprobeerd verdachte op andere wijze te helpen en dat eerst de daartoe bestaande trajecten gevolgd dienen te worden voordat een ISD-maatregel zal worden opgelegd. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van één jaar met aftrek van voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de verdachte de ISD-maatregel opleggen. Zij heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel, en de duur daarvan, gelet op de aard en de ernst van wat is bewezen verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Verder heeft de rechtbank gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het bewezen verklaarde
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een werknemer van het Leger des Heils, belediging van politieagenten en het bevuilen van zijn cel.
Advies van de reclassering
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (verder: reclassering) heeft ten aanzien van verdachte op 28 januari 2021 een rapport opgemaakt. Dit rapport, opgemaakt door M. Dort, reclasseringswerker, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte verblijft naar eigen zeggen al sinds 1980 in Nederland. In deze periode is er nooit sprake geweest van een rechtmatige verblijfsstatus. Verdachte heeft zich weten te behelpen met behulp van verschillende hulpverleningsinstanties voor ongedocumenteerde mensen in Amsterdam. Hij is onder andere bekend bij de GGD Amsterdam, de inloophuizen van Stichting De Regenbooggroep en de maatschappelijke opvang van het Leger des Heils. Er zijn aanwijzingen voor agressieproblematiek en een stoornis in druggebruik. Daarnaast is er mogelijk sprake van persoonlijkheidsproblematiek, hetgeen niet verder is onderzocht. Vanwege zijn onrechtmatige verblijfsstatus zijn er geen interventies mogelijk die gericht zijn op resocialisatie in Nederland. Mede als gevolg daarvan is er geen mogelijkheid om een plan van aanpak op te stellen in het kader van een verplicht reclasseringstoezicht.
Verdachte lijkt niet te willen meewerken aan een terugkeer naar [geboorteland] . Het recidiverisico zal
onveranderd hoog blijven en de reclassering ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan het adviseren van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel waarbinnen structuur en zorg geboden kan worden. De ISD-maatregel zal tevens recidive voor de duur van de maatregel voorkomen.
Het risico op recidive wordt op basis van zijn onrechtmachtige verblijfstatus en het als gevolg daarvan ontbrekende toekomstperspectief in Nederland ingeschat als hoog. Het risico op letselschade is gebaseerd op de misdrijven met een geweldscomponent zoals vermeld op het strafblad van verdachte. Het risico op onttrekking aan de voorwaarden kan niet worden ingeschat omdat verdachte nooit een reclasseringstoezicht en/of bijzondere voorwaarden opgelegd heeft gekregen.
Gelet op het ontbreken van een rechtmatige verblijfsstatus (of enig zicht daarop op korte termijn) ziet de reclassering onvoldoende mogelijkheden voor resocialisatie binnen de Nederlandse samenleving. De reeds aanwezige vrijwillige hulpverlening voor ongedocumenteerde mensen vanuit de gemeente Amsterdam heeft tot op heden niet geleid tot het creëren van stabiliteit voor de langere termijn. De reclassering is derhalve van mening dat ook wordt voldaan aan de “zachte” criteria van de ISD-maatregel. Sinds 2016 komt verdachte veelvuldig in beeld bij justitie en uit zijn strafblad blijkt dat hij vaak is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, wat onvoldoende effect lijkt te resulteren.
Doordat verdachte onrechtmatig in Nederland verblijft zal hij bij oplegging van de ISD-maatregel op de VRIS-ISD-afdeling in PI [locatie] worden geplaatst. Daar kunnen er eventueel interventies worden ingezet vanuit Terwille verslavingszorg, de leefstijltraining en/of agressiebehandeling door
I-Psy (indien geïndiceerd). In het geval dat de persoon aan wie de ISD-maatregel is opgelegd niet gemotiveerd is om aan terugkeer naar het land van herkomst mee te werken en niet openstaat voor interventies, kan overplaatsing naar PI [detentieplaats 2] plaatsvinden.
De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel binnen VRIS-ISD te PI [locatie] , locatie [locatie] .
Ter zitting van 26 maart 2021 heeft L.M.F. Janssen, reclasseringswerker het ISD-advies herhaald.
Motivering
De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt, immers:
  • de bewezen verklaarde feiten 1 en 2, de door de verdachte gepleegde bedreiging en het onbruikbaar maken van een politiecel, betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • de verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen;
  • de onderhavige feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen;
  • gelet op het advies van de reclassering en het strafblad van de verdachte moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan;
  • de veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel.
Uit het strafblad van verdachte van 27 januari 2021 blijkt ook dat is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: de verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door de verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
De raadsman heeft subsidiair verzocht de ISD-maatregel voor de duur van hooguit één jaar op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat het van groot belang is dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen, om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, en zodat de recidive van de verdachte wordt ingeperkt ter optimale bescherming van de maatschappij.
Hoewel de rechtbank inziet dat het niet eenvoudig zal zijn, is zij van oordeel dat er binnen de ISD-maatregel de mogelijkheid bestaat tot het inzetten van een hulpverleningstraject (zoals hierboven genoemd door de reclassering) voor verdachte waar hij, vanwege zijn verblijfsstatus, geen aanspraak op kan maken als hij in vrijheid zou zijn.
Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De maatregel die wordt opgelegd, is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 285, 266, 267, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met brandstichting;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort onbruikbaar maken;
ten aanzien van feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. S. Djebali en S. van Dongen, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Jaakke-van den Berg en M. Utlu, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 april 2021.