6.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huiselijk geweld. Hij heeft zijn vrouw, dochters en zoon mishandeld, hij heeft geprobeerd zijn vrouw zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes stekende bewegingen in haar richting te maken en hij heeft zijn vrouw bedreigd met de dood. Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de onaantastbaarheid van het lichaam en de lichamelijke integriteit van zijn vrouw en kinderen en hen schrik aangejaagd. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat de incidenten deels ook in aanwezigheid van zijn jongste dochter en in de echtelijke woning hebben plaatsgevonden, waar hij, ook nu nog, samen met zijn gezin woont. Dit is bij uitstek een plek waar de slachtoffers zich veilig moeten kunnen voelen.
Over verdachte heeft drs. F.S. van Huis, GZ-psycholoog, op 19 januari 2021 een psychologisch rapport opgemaakt. Uit dit rapport blijkt -kort samengevat- het volgende.
Bij verdachte is sprake van een lichte verstandelijke beperking, evenals een stoornis in het gebruik van alcohol. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en deze verstandelijke beperkingen en stoornis beïnvloedde deels de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte is door zijn verstandelijk niveau van functioneren beperkt in staat om op een taakgerichte wijze met stressvolle of problematische situaties om te gaan. Hij is slecht in staat overzicht te behouden, emoties te beheersen en zijn gedrag te structureren. Zodoende heeft hij moeite om problemen binnen het gezin, op praktisch en relationeel gebied, op kalme en taakgerichte wijze het hoofd te bieden. Dit maakt dat betrokkene geneigd is zijn emoties te uiten door kwaad te worden en spanning te onderdrukken door alcoholgebruik. Bij een toename van stressoren is er sprake van beperkte beheersings-en emotieregulatie vaardigheden. Vanuit zijn verstandelijke beperking heeft betrokkene moeite zich van situaties te distantiëren en kan hij moeilijker inschatten welke gedragskeuzes hij heeft. Ten tijde van het ten laste gelegde had betrokkene alcohol gedronken, wat kwetsbaarheden op het gebied van de emotieregulatie verder op de voorgrond heeft doen staan. De deskundige adviseert om verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Uit de toelichting van de deskundige blijkt het volgende.
Op de klinische items komen als risicofactoren naar voren dat er sprake is van problemen omtrent inzicht in de stoornis, in het risico van gewelddadig gedrag en in de noodzaak van behandeling. Er is sprake van enige problemen met cognitieve instabiliteit en van enige recente problemen met de respons op toezicht (aangezien betrokkene in beschonken toestand naar de reclassering is gekomen).
Uit de risico hanteringsitems komt naar voren dat onvoldoende professionele ondersteuning en plannen aanwezig zijn, dat toekomstige problemen met leefomstandigheden worden verwacht (financiële situatie is inadequaat, er is sprake van schulden en betrokkene kan de huur niet betalen) en met persoonlijke steun (er lijkt, buiten Facebook-contacten, geen sprake van een echt sociaal-netwerk).
Tot slot worden toekomstige problemen verwacht met stress/coping, aangezien de leefomstandigheden waarschijnlijk stressvol zullen zijn en de coping strategieën van verdachte inadequaat zijn.
De kwetsbaarheid voor problematisch middelengebruik wordt vergroot door de lichte verstandelijke beperking. Vanuit zijn verstandelijke beperking is voorts sprake van een beperkte emotieregulatie en inadequate copingvaardigheden, waardoor betrokkene geneigd is met moeilijke emoties om te gaan door kwaad te worden of die te vermijden (drinken). De inadequate coping zorgt voor een groter risico op conflicten en familiaire problemen, evenals voor een inadequate benadering van problemen op het gebied van werk en financiën. Dit maakt dat emotieregulatie en probleemoplossende vaardigheden bij betrokkene een belangrijke rol spelen in het voorkomen van toekomstig delictgedrag.
De deskundige is van mening dat begeleiding en behandeling van verdachte vanuit zorgnoodzaak
nadrukkelijk is geïndiceerd. Hij blijkt, mede vanuit zijn lichte verstandelijke beperking in combinatie met zijn slechte fysieke gezondheid en stoornis in het gebruik van alcohol, beperkt zelfredzaam en gevoelig voor emotionele- en gedragsproblemen. Hij lijkt gebaat bij meer praktische hulp, en bij hulp om de mate van zelfredzaamheid te vergroten waarbij rekening moet worden gehouden met zijn beperkte cognitieve capaciteiten, evenals met zijn culturele achtergrond. In behandeling dient te worden gewerkt aan het versterken van adequate copingstrategieën, zijn emotiebeleving en -regulatie en het stoppen met problematisch alcoholgebruik. Het is hierbij van belang dat vrouw en kinderen bij behandeling worden betrokken.
Volgens de deskundige heeft verdachte baat bij een behandeling in een forensische instelling om te werken aan delict-preventie door middel van het versterken van de emotie/agressieregulatie en het leren adequaat met familiaire problemen om te gaan om escalatie in de toekomst te voorkomen. Zo kan gedacht worden aan de Forensische Ambulante Zorg van Inforsa, waar zowel de mogelijkheid tot behandeling bij een forensische poli als door forensische FACT-teams bestaat. De deskundige adviseert de behandeling op te leggen in de vorm van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel en dient plaats te vinden binnen het kader van langdurig reclasseringstoezicht (meldplicht).
Reclassering Nederland heeft op 12 maart 2021 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt -kort samengevat- het volgende in.
De reclassering adviseert tot het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met een meldplicht, ambulante behandeling en de verplichting om mee te werken aan het in kaart brengen van de financiële situatie van verdachte en mogelijk schuldhulpverlening.
De reclassering stelt vast dat het psychosociaal functioneren in combinatie met het alcoholgebruik ten tijde van het ten laste gelegde risicofactoren zijn voor recidive. Bij verdachte is sprake van een functioneren op licht verstandelijk beperkt niveau. Er zijn ook zorgen ten aanzien van de relatieproblematiek wat gerelateerd is aan het delictgedrag, hetgeen door de reclassering gezien wordt als een risicoverhogende factor. Het is positief dat verdachte zegt open te staan voor behandeling bij Inforsa. Deze behandeling zal zich focussen op het alcoholgebruik, emotieregulatie en agressieproblematiek. Daarnaast is momenteel de Blijf Groep en het Ouder- en Kindteam (OKT) betrokken bij het gezin om de veiligheid en het welzijn te monitoren. De meldplicht bij de reclassering zal gefocust zijn op controle en monitoring van de financiële situatie en van de voortgang van de behandeling. De reclassering schat de kans op het risico op recidive en letselschade in als gemiddeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 23 februari 2021 waaruit blijkt dat hij zich in de afgelopen vijf jaren niet schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank het volgende meegewogen.
Uit het dossier komt een beeld naar voren dat het gewelddadige gedrag naar zijn gezin toe kennelijk al langere tijd plaatsvond. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee en ook dat hij door het overgrote deel van hetgeen zich heeft afgespeeld te ontkennen geen verantwoordelijkheid neemt. Daar staat tegenover dat de verdachte openstaat voor alle hulpverlening en begeleiding die noodzakelijk is om zijn leven te stabiliseren, waaronder het reguleren van zijn agressie en emoties, behandeling van zijn alcoholproblematiek en het aanpakken van zijn schulden. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij sinds de incidenten op 6 en 7 november 2020 geen alcohol meer gebruikt. De rechtbank weegt dit in het voordeel van de verdachte mee en zal ook, rekening houden met het advies van de deskundige om het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande en de ernst van de feiten, anders dan door de officier van justitie gevorderd, een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opleggen, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Deze voorwaardelijke straf is bedoeld om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw in de fout te gaan. Daarnaast zal aan de verdachte een taakstraf van 100 uren worden opgelegd.