ECLI:NL:RBAMS:2021:2179
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en kinderalimentatie in het kader van corona met betrekking tot minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 16 februari 2010 in [plaats] zijn gehuwd. De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft deze ontwrichting niet betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen ouderschapsplan is overgelegd, maar heeft de vrouw toch ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot echtscheiding, omdat partijen in grote lijnen overeenstemming hebben bereikt over de zorg- en opvoedingstaken van hun minderjarige kinderen.
De rechtbank heeft vervolgens de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], bij de vrouw vastgesteld. Beide partijen hebben verzocht om een zorgregeling, die door de rechtbank is goedgekeurd. De vrouw heeft ook verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, de kinderalimentatie. De man heeft aangevoerd dat zijn inkomen door de coronacrisis is gedaald, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hij toch enige draagkracht heeft en heeft de kinderalimentatie vastgesteld op € 32,50 per kind per maand, met een verhoging naar € 227,- per kind per maand per 1 januari 2022.
Daarnaast heeft de rechtbank de vrouw als huurster van de woning aangewezen en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap bevolen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.