Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser (es) 1] en [eiser(es) 2] , te [plaatsnaam] , eisers
Conclusie
in het gelijk. De gemeente mocht aan eisers geen last onder dwangsom opleggen en mocht deze dus ook niet invorderen. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wat is de aanleiding voor deze rechtszaak?
Waarom legde de gemeente een last onder dwangsom op en vorderde zij deze in?
(artikel 2.5.2., eerste en tweede lid, van de Verordening op het Binnenwater, VOB). De gemeente heeft daarom een last onder dwangsom opgelegd aan eisers, zodat eisers de dekschuit zouden verwijderen uit het [locatie] . De gemeente heeft deze last ook ingevorderd.
Waarom stelt de rechtbank eisers in het gelijk?
een rechtstreeks gevolgvan het besluit van 10 februari 2010 waarbij de gemeente een fout maakte. Bovendien heeft de gemeente nagelaten de brief van eisers van 8 maart 2010 als bezwaarschrift aan te merken, waardoor dit probleem tien jaar geleden al inhoudelijk had kunnen worden beoordeeld. Eisers hebben dit alles al die tijd duidelijk aangegeven en de gemeente bleef vasthouden aan formaliteiten.
Wat overweegt de rechtbank ten overvloede?
Wat zijn de gevolgen van deze uitspraak?
Wat zijn de proceskosten waar eisers recht op hebben?
Beslissing
Bent u het niet eens met deze beslissing?
Bijlage
Verordening op het binnenwater 2010 (Vob)
e. object: een al dan niet drijvend voorwerp of vaartuig dat in, op of boven het water is aangebracht of afgemeerd en dat niet behoort tot enig andere in dit hoofdstuk genoemde categorie;
2. Het eerste lid is niet van toepassing:
a. voor het innemen van een ligplaats die het college heeft aangewezen ten behoeve van een specifieke categorie bedrijfsvaartuigen;
b. voor de benodigde duur van het aan of van boord laten gaan van passagiers dan wel voor het lader en lossen van goederen, op afmeerplaatsen die het college daarvoor heeft aangewezen. (…)
5. De vergunning kan alleen worden verleend indien de uit te oefenen werkzaamheden of activiteiten watergebonden zijn wanneer het gaat om de aan- of afvoer van materialen over water en de vereiste vergunningen voor het uitoefenen van die werkzaamheden of activiteiten zijn verleend.
2. Het college kan van het eerste lid ontheffing verlenen indien de overige vereiste vergunningen of ontheffingen voor het aanbrengen of plaatsen van objecten zijn verleend.
3. Het college kan categorieën objecten aanwijzen waarop het verbod in het eerste lid niet van toepassing is.
4. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afmeting en met het oog op ordening, welstand, openbare orde, de veiligheid, het milieu en de vlotte en veilige doorvaart.
Uitvoeringsnota van het bedrijfsvaartuigenbeleid in de binnenstad
- Bedrijfsvaartuigen die uiterlijk op 18 december 1996 ligplaats hadden in de binnenstad of het Havenatlasgebied kunnen worden beoordeeld op de vraag of sprake kan zijn van vergunningverlening. Dit criterium is gebaseerd op het besluit van het college van 17 december 1996.
- Watergebondenheid: er moet sprake zijn van een activiteit die ter uitoefening van het beroep of bedrijf noodzakelijkerwijs op het water plaatsvindt en met het water een aanwijsbare en vanzelfsprekende binding heeft.
- Hoofdzakelijk gebruik: er zal worden gekeken of een activiteit hoofdzakelijk bedrijfsmatig is.
- Reëel bedrijf: om in aanmerking te komen voor een ligplaatsvergunning voor een bedrijfsvaartuig moet sprake zijn van een reëel bedrijf.