Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procesgang
2.De inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
gegrond.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een klaagschrift van een klaagster, die haar rijbewijs had ingevorderd gekregen na het rijden onder invloed van alcohol op 2 april 2021. Het klaagschrift werd op 22 april 2021 ingediend, en gezien de coronamaatregelen vond er geen zitting plaats. Zowel de officier van justitie, mr. P. van Laere, als de klaagster gaven aan dat de zaak schriftelijk kon worden behandeld. De klaagster betoogde dat zij haar rijbewijs dringend nodig had voor werk en sociale contacten, en dat zij geen strafrechtelijk verleden had. De officier van justitie steunde de teruggave van het rijbewijs, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de klaagster niet eerder was veroordeeld.
De rechtbank overwoog dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat er rekening moest worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de klaagster. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van het rijbewijs aan de klaagster. Deze beslissing werd genomen door mr. M.A.E. Somsen, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose. Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.