Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procesgang
2.De inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 28 mei 2021.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2021 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994, ingediend door klager, die zijn rijbewijs had verloren na een snelheidsovertreding. Klager, geboren in 1978 en werkzaam als operationeel manager, had zijn rijbewijs nodig voor zijn werk en om zijn kinderen te vervoeren. Hij gaf aan dat hij te hard had gereden uit nieuwsgierigheid naar de snelheid van zijn auto, maar had spijt van zijn actie. De officier van justitie, mr. P. van Laere, stelde dat klager veel te hard had gereden, wat risico's met zich meebracht voor andere weggebruikers. Hij vorderde een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat klager zijn rijbewijs terug zou krijgen per 28 mei 2021. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurt na deze datum. Klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.