ECLI:NL:RBAMS:2021:2285

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
RK 21/2058
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 164 lid 8 Wegenverkeerswet 1994 betreffende teruggave rijbewijs na invordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2021 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van een klager wiens rijbewijs was ingevorderd. Het klaagschrift werd op 15 april 2021 ingediend, en gezien de coronamaatregelen vond er geen raadkamerzitting plaats. Zowel de officier van justitie, mr. P. van Laere, als de klager hebben aangegeven dat de behandeling van het klaagschrift zonder zitting kon plaatsvinden, met schriftelijke standpunten per e-mail.

De klager verzocht om teruggave van zijn rijbewijs, dat hij dringend nodig had voor zijn werk als polijst- en schuurwerkzaamheden uitvoerend. Hij stelde dat de invordering van zijn rijbewijs een grote impact op hem had en dat hij afhankelijk was van zijn rijbewijs om diverse locaties te bezoeken voor zijn werk. De officier van justitie stelde dat de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de LOVS-oriëntatiepunten in deze zaken streng zijn en dat er nog geen datum voor de OM-hoorzitting bekend was. De officier van justitie gaf aan dat klager op 16 maart 2021 was aangehouden terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd.

De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, omdat het vermoeden bestond dat het alcoholgehalte van klager hoger was dan toegestaan. Echter, gezien de persoonlijke omstandigheden van klager, oordeelde de rechtbank dat het rijbewijs teruggegeven moest worden met ingang van 12 juni 2021. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurt tot na deze datum. De beslissing werd genomen door mr. M.A.E. Somsen, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/081610-21
RK: 21/2058
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres],
[plaats],
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 15 april 2021 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
Gelet op de omstandigheden rondom het coronavirus heeft in onderhavige zaak geen raadkamerzitting plaatsgevonden. Zowel de officier van justitie, mr. P. van Laere, als klager hebben per e-mail aangegeven dat een behandeling van het klaagschrift zonder zitting kan plaatsvinden en dat volstaan kan worden met een uitwisseling van schriftelijke standpunten per e-mail.
De rechtbank heeft op 23 april 2021 per e-mail de standpunten van de officier van justitie en klager ontvangen.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klager heeft in het klaagschrift – kort samengevat – naar voren gebracht dat zijn handelen in geen enkele situatie goed te praten valt. De invordering en inhouding van zijn rijbewijs hebben een grote indruk op hem gemaakt. Klager meent het rijbewijs dringend nodig te hebben voor zijn werk. Hij verricht polijst- en schuurwerkzaamheden op onregelmatige werktijden, controleert zzp’ers die deze werkzaamheden met hem verrichten en hij is verantwoordelijk voor de inkopen. Klager is afhankelijk van zijn rijbewijs omdat hij diverse adressen op uiteenlopende locaties dient te bezoeken en hij dient materiaal voor zijn werk mee te nemen.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de richtlijnen van het Openbaar Ministerie als de LOVS-oriëntatiepunten in zaken als deze gelijkelijk streng zijn. De officier van justitie heeft verder aangegeven dat er nog geen datum bekend is voor de OM-hoorzitting en dat zij heeft gezien dat klager op 16 maart 2021 is aangehouden in het verkeer, terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. De officier van justitie zou bij een inhoudelijke zitting (bij de gevoegde zaken) een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen van 8 maanden waarvan 4 weken voorwaardelijk vorderen. Gelet op het voorgaande kan het klaagschrift volgens de officier van justitie gedeeltelijk gegrond worden verklaard en het rijbewijs zou per 24 juli 2021 kunnen worden geretourneerd aan klager.

4.De beoordeling

Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 8 lid 2 WVW 1994, gepleegd op de Marnixstraat te Amsterdam op 14 maart 2021.
Het proces-verbaal houdt onder meer in dat de uitslag van het bij klager afgenomen ademonderzoek 685 µg/l (microgram alcohol per liter uitgeademde lucht) bedroeg.
Op 14 maart 2021 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 24 maart 2021 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs voor uiterlijk zes maanden tot uiterlijk 10 september 2021 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 20 april 2021 blijkt onder meer dat klager niet eerder is veroordeeld voor overtredingen van de WVW 1994.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, omdat het vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van klager hoger was dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager is niet uitgesloten dat de strafrechter ruimte ziet een inhouding van het rijbewijs voor een kortere duur te compenseren met een (hogere) boete, taakstraf of het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zodat klager zijn rijbewijs terug dient te krijgen met ingang van 12 juni 2021. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor de strafrechter om later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen die de duur van inhouding overtreft. Het beklag zal gegrond verklaard worden, voor zover het rijbewijs van klager wordt ingehouden na 12 juni 2021.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 12 juni 2021.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager, met ingang van 12 juni 2021.
Deze beslissing is gegeven op 3 mei 2021 door
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.