ECLI:NL:RBAMS:2021:2288

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
RK 21/1949
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave rijbewijs na invordering wegens verkeersdelict

Op 3 mei 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Klaagster, die haar rijbewijs had verloren na een verkeersincident op 19 maart 2021, verzocht om teruggave van haar rijbewijs. De officier van justitie had het rijbewijs voor negen maanden ingehouden, omdat klaagster had geweigerd mee te werken aan een ademanalyse. Klaagster, die lijdt aan bronchitis en een verminderde longfunctie, had haar rijbewijs dringend nodig voor haar werk als psycho-sociaal therapeut. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van klaagster. De rechtbank oordeelde dat het rijbewijs van grote waarde was voor klaagster en dat het gevaar voor herhaling voldoende werd ingeperkt door de wetenschap dat de strafzaak nog behandeld zou worden. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurde tot na 19 mei 2021 en gelastte de teruggave van het rijbewijs aan klaagster met ingang van die datum.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/085843-21
RK: 21/1949
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klaagster],
geboren op [geboortedag] 195 te [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres]
,
klaagster.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 8 april 2021 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
Gelet op de omstandigheden rondom het coronavirus heeft in onderhavige zaak geen raadkamerzitting plaatsgevonden. Zowel de officier van justitie, mr. P. van Laere, als de raadsman van klaagster, mr. R. Stekelenburg, hebben per e-mail aangegeven dat een behandeling van het klaagschrift zonder zitting kan plaatsvinden en dat volstaan kan worden met een uitwisseling van schriftelijke standpunten per e-mail.
De rechtbank heeft op 21 en 26 april 2021 per e-mail de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van klaagster ontvangen.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klaagster dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
De raadsman heeft in zijn e-mail – kort samengevat – naar voren gebracht dat uit de bijgevoegde verklaring van de huisarts volgt dat klaagster jaren lijdt aan bronchitis en een verminderde longfunctie niet is uitgesloten. Klaagster gebruikt hier ook medicijnen voor. Dit heeft zij ook op 19 maart 2021 op het politiebureau aangegeven. Het is niet juist dat klaagster destijds niet wilde meewerken.
Daarnaast heeft de raadsman naar voren gebracht dat dat de moeder van klaagster eind vorige week onverwachts is overleden en dat er hierdoor een grotere noodzaak is om haar rijbewijs terug te krijgen. Klaagster moet nu de mantelzorg van haar vader, die verhuisd is naar [plaats], op zich nemen.
Verder heeft de raadsman naar voren gebracht dat klaagster niet eerder veroordeeld is.
Tot slot heeft klaagster in het klaagschrift aangegeven haar rijbewijs dringend nodig te hebben voor haar werk. Zij werkt als psycho-sociaal therapeut en is werkzaam op verschillende plekken in het land.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster niet heeft meegewerkt aan de ademtest en dat de verbalisanten medische problematiek niet is gebleken. Volgens de officier van justitie gaan de LOVS-oriëntatiepunten en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie uit van langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid, namelijk 9 maanden, ook bij first offenders. De officier van justitie meent dat met de persoonlijke omstandigheden van klaagster rekening moet worden gehouden. Het klaagschrift dient volgens de officier van justitie daarom gedeeltelijk gegrond worden verklaard en het rijbewijs zou per 19 juli 2021 kunnen worden geretourneerd aan klaagster.

4.De beoordeling

Tegen klaagster is op 19 maart 2021 proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 163 lid 2 WVW 1994 gepleegd te Amsterdam.
Het proces-verbaal houdt onder meer in dat de verbalisanten hebben waargenomen dat klaagster traag, slingerend en meerdere malen in de berm reed. Verder blijkt uit het dossier dat klaagster tegenover de verbalisanten heeft verklaard dat zij vier glazen witte wijn had gedronken en erg geëmotioneerd was omdat haar moeder op sterven lag. Uit het proces-verbaal blijkt tot slot dat de politie heeft geconcludeerd dat klaagster heeft geweigerd haar medewerking te verlenen aan een ademanalyse.
Op 19 maart 2021 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klaagster ingevorderd.
Op 29 maart 2021 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs voor negen maanden tot uiterlijk 14 december 2021 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 7 april 2021 blijkt dat klaagster niet eerder is veroordeeld.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klaagster behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, omdat het vermoeden bestaat dat klaagster heeft geweigerd mee te werken aan een ademanalyse en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt allereerst dat klaagster, gelet op de waarnemingen van de verbalisanten met betrekking tot het rijgedrag van klaagster, staande kon worden gehouden. Verder blijkt uit het proces-verbaal niet dat klaagster ondubbelzinnig een beroep heeft gedaan op bijzondere geneeskundige redenen op grond waarvan een ademonderzoek voor haar onwenselijk of niet uitvoerbaar zou zijn.
Gelet op gestelde persoonlijke (privé en werk) omstandigheden, ziet de rechtbank wel dat het rijbewijs van grote waarde is voor klaagster en dat het gevaar voor herhaling vooralsnog voldoende wordt ingeperkt door de wetenschap dat een behandeling van de zaak ter zitting nog zal volgen.
De rechtbank overweegt dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van klaagster het niet is uitgesloten dat de strafrechter ruimte ziet een inhouding van het rijbewijs voor een kortere duur te compenseren met een (hogere) boete, taakstraf of het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zodat klaagster haar rijbewijs terug dient te krijgen met ingang van 19 mei 2021. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor de strafrechter om later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen die de duur van inhouding overtreft. Het beklag zal gegrond verklaard worden, voor zover het rijbewijs van klaagster wordt ingehouden na 19 mei 2021.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klaagster voortduurt tot na 19 mei 2021.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klaagster, met ingang van 19 mei 2021.
Deze beslissing is gegeven op 3 mei 2021 door
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor klaagster beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.