ECLI:NL:RBAMS:2021:2413

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
C/13/696218 / KG ZA 21-42
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een registeraccountant in kort geding met betrekking tot beslagen documenten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben de Upper Brook Companies (Upper Brook (A) Limited, Upper Brook (F) Limited en Upper Brook (I) Limited) een kort geding aangespannen tegen Palladyne International Asset Management B.V. (PIAM) en Palint Stichting. De vordering betreft de benoeming van een registeraccountant die moet bepalen welke beslagen documenten, die zich onder DigiJuris bevinden, moeten worden afgegeven aan de beslaglegger. Op 12 mei 2021 heeft de voorzieningenrechter een eindvonnis gewezen, waarin de vorderingen van de Upper Brook Companies grotendeels zijn toegewezen. De voorzieningenrechter heeft drs. I.K. Toxopeus RA, werkzaam bij Hermes Advisory B.V., benoemd als registeraccountant. Deze accountant is verantwoordelijk voor het selecteren van de documenten die onder het beslag vallen en moet ervoor zorgen dat de administratie die zich onder DigiJuris bevindt, wordt overgedragen aan de Upper Brook Companies. De rechter heeft bepaald dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van alle door PIAM en/of Palint te verrichten rechtshandelingen om de administratie over te dragen. De vorderingen van PIAM in reconventie, waaronder de opheffing van het beslag, zijn gedeeltelijk toegewezen, maar de rechter heeft ook geoordeeld dat de proceskosten tussen partijen verrekend moeten worden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/696218 / KG ZA 21-42 AB/MV
Vonnis in kort geding van 12 mei 2021
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar het recht van de Kaaimaneilanden
UPPER BROOK (A) LIMITED,
2. de rechtspersoon naar het recht van de Kaaimaneilanden
UPPER BROOK (F) LIMITED,
3. de rechtspersoon naar het recht van de Kaaimaneilanden
UPPER BROOK (I) LIMITED,
alle gevestigd op de Kaaimaneilanden,
eiseressen in conventie bij dagvaarding van 20 januari 2021,
gedaagden in reconventie,
advocaten mrs. K. Rutten en W. B. Fonville te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PALLADYNE INTERNATIONAL ASSET MANAGEMENT B.V.,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.M. Tjon-En-Fa te Den Haag,
2. de stichting
PALINT STICHTING,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. B. de Metz te Amsterdam,
beide gevestigd te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna ook Upper Brook (A), Upper Brook (F) en Upper Brook (I) worden genoemd en gezamenlijk de Upper Brook Companies. Gedaagden zullen hierna ook PIAM en Palint worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
In deze zaak is op 22 april 2021 een tussenvonnis gewezen. In het dictum van dat vonnis is bepaald:
De voorzieningenrechter
In conventie en in reconventie:
- stelt partijen in de gelegenheid om zich uit te laten zoals bedoeld onder 4.15. en houdt de behandeling daartoe pro forma aan tot 6 mei 2021 om 12.00 uur;
- houdt iedere verdere beslissing aan.Onder 4.15 van het tussenvonnis is het volgende opgenomen:
Partijen zullen nu eerst in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over de persoon van de te benoemen registeraccountant. Hun wordt verzocht om als het enigszins mogelijk is met een gemeenschappelijke kandidaat te komen, die bereid en in staat is deze werkzaamheden te verrichten. De behandeling en iedere verdere beslissing worden daartoe aangehouden.
1.2.
Bij e-mail van 6 mei 2021 heeft de raadsman van de Upper Brook Companies bericht dat drs. I.K. Toxopeus RA, werkzaam bij Hermes Advisory B.V. wordt voorgedragen als de te benoemen registeraccountant. Uit de op 6 mei 2021 door PIAM ingediende akte en uit de e-mail van 6 mei 2021 van de raadsman van Palint volgt dat PIAM en Palint instemmen met deze benoeming.
1.3.
In de akte van 6 mei 2021 van PIAM is verder verzocht om r.o. 4.7 van het tussenvonnis, alsmede de overige rechtsoverwegingen die daarmee samenhangen, te corrigeren.
1.4.
Aan partijen is vervolgens bericht dat op 12 mei 2021 vonnis wordt gewezen.

2.Het geschil

In conventie:
2.1.
De Upper Brook Companies vorderen – kort gezegd – het volgende:
1. dit vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats te laten treden van alle door PIAM en/of Palint te verrichten rechtshandelingen om de administratie die zich onder DigiJuris bevindt aan (de advocaten van) de Upper Brook Companies over te dragen, dan wel PIAM en/of Palint te bevelen aan DigiJuris en de deurwaarder opdracht te geven die administratie over te dragen;
2. PIAM en/of Palint te bevelen om Deutsche Bank en State Street Bank schriftelijk te instrueren het bestuur van de Upper Brook Companies inzage te verlenen in de digitale bankomgeving van de fondsen, een en ander met inachtneming van de sanctiewetgeving;
3. PIAM en/of Palint te bevelen om Deutsche Bank en State Street Bank schriftelijk te informeren dat PIAM en Palint niet langer bevoegd zijn tot de toegang online bankieren omgeving;
4. voor zover PIAM en/of Palint zich op het standpunt stellen dat zich in de gevorderde (e-mail)correspondentie privécorrespondentie bevindt van de bestuurders van de Upper Brook Companies of correspondentie die niet ziet op een van de Upper Brook Companies, een registeraccountant te benoemen om deze correspondentie eruit te filteren en te vernietigen;
5. te bepalen dat PIAM en/of Palint voor iedere overtreding van het onder 1 tot en met 4 gevorderde een dwangsom verbeuren van € 500.000,-, te vermeerderen met een dwangsom van € 50.000,- voor elke dag dat zij in gebreke blijven;
6. PIAM en Palint hoofdelijk te veroordelen in de beslagkosten en in de kosten van DigiJuris (€ 15.275,23);
7. PIAM en Palint hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
In reconventie:
2.2.
PIAM vordert
primairopheffing van het ten laste van haar gelegde conservatoire beslag tot afgifte.
Subsidiairvordert PIAM opheffing van het beslag voor zover het gaat om alle bescheiden die van de mogelijk te benoemen deskundige niet hoeven te worden afgegeven, een en ander met veroordeling van de Upper Brook Companies in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.

3.De beoordeling

In conventie:
3.1.
In het tussenvonnis is overwogen dat de vorderingen 1 en 4, zij het in onderling verband beschouwd, toewijsbaar zijn en de vorderingen 2 en 3 niet.
In het dictum van dit vonnis zal op deze wijze worden beslist.
3.2.
Drs. I.K. Toxopeus RA, werkzaam bij Hermes Advisory B.V. wordt benoemd als registeraccountant die de werkzaamheden als bedoeld in vordering 4 en in r.o. 4.9 en volgende van het tussenvonnis zal uitvoeren. Zij zal niet als gerechtelijk deskundige worden benoemd. Evenmin zal aan haar een nadere vraagstelling worden voorgelegd; de kaders voor haar werkzaamheden zijn immers neergelegd in r.o. 4.10 tot en met 4.12 van het tussenvonnis. Nu zij wordt aangesteld in het kader van een kort geding, waarin al een tussenvonnis is gewezen en nu een eindvonnis volgt, ligt het evenmin voor de hand dat partijen nog in de gelegenheid worden gesteld te reageren op de eindrapportage van mevrouw Toxopeus. Die zal overigens niet meer behelzen dan een selectie van documenten die onder het beslag vallen en (dus) moeten worden afgegeven.
3.3.
Vordering 5 (dwangsommen) is evenmin toewijsbaar. Toewijzing van vordering 1 houdt immers in dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van alle door PIAM en/of Palint te verrichten rechtshandelingen om de administratie die zich onder DigiJuris bevindt aan (de advocaten van) de Upper Brook Companies over te dragen. Aan een dergelijke veroordeling, waarvoor geen medewerking is vereist van PIAM en/of Palint, hoeft geen dwangsom te worden verbonden. Nu alle partijen hebben ingestemd met benoeming van de hiervoor genoemde registeraccountant, wordt ook aan vordering 4 geen dwangsom verbonden.
3.4.
Over de beslagkosten en de kosten van DigiJuris (vordering 6) kan pas een oordeel worden gegeven nadat de registeraccountant haar werk heeft gedaan. Eerst dan zal blijken in hoeverre het beslag doel heeft getroffen. Alleen wanneer het beslag (in voldoende mate) doel heeft getroffen is er aanleiding PIAM en/of Palint in deze kosten te veroordelen. Indien het partijen niet lukt hierover in onderling overleg overeenstemming te bereikten, is het aan de meest gerede partij om dit onderwerp mee te nemen in een andere procedure tussen partijen.
3.5.
Over de proceskosten (vordering 7) het volgende. In r.o. 4.8 van het tussenvonnis is overwogen dat zich ten aanzien van Palint de situatie lijkt voor te doen dat het leeuwendeel van de stukken reeds in het bezit is van de Upper Brook Companies, dat in dat geval de hele exercitie in zoverre overbodig zou zijn en dat dit consequenties kan hebben voor de veroordeling in de proceskosten. Dit is thans aanleiding om de proceskosten tussen de Upper Brook Companies en Palint te verrekenen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Ook tussen de Upper Brook Companies en PIAM zullen de proceskosten worden verrekend, nu zij in dit kort geding over en weer gedeeltelijk in het (on)gelijk worden gesteld.
3.6.
Dan het verzoek van PIAM om r.o. 4.7 van het tussenvonnis en de daarmee samenhangende overwegingen te corrigeren. In r.o. 4.7 van het tussenvonnis staat hierover:
PIAM en Palint hebben aangevoerd dat de administratie zich bevindt bij het bedrijf Charters Financial Partners Limited (CFP) op de Kaaimaneilanden en dat de Upper Brook Companies zich tot CFP hadden moeten wenden, maar niet valt in te zien waarom de Upper Brook Companies zich voor inzage niet zouden mogen richten tot de opdrachtgever(s) van CFP. PIAM had er ook voor kunnen kiezen om CFP opdracht te geven afschrift van de administratie aan de Upper Brook Companies te verstrekken, maar dat heeft zij kennelijk niet gedaan.
3.7.
PIAM legt aan dit verzoek ten grondslag dat r.o. 4.7 impliceert dat PIAM en/of Palint opdrachtgever(s) van CFP zou(den) zijn. Dit is volgens haar onjuist, omdat er geen contractuele relatie bestaat tussen PIAM en Palint enerzijds en CFP anderzijds. De Upper Brook Companies zijn een overeenkomst met CFP aangegaan en zij zijn de opdrachtgevers van CFP, aldus PIAM. Ter staving van haar verzoek verwijst PIAM naar paragraaf 1.3 van de pleitaantekeningen van haar raadsvrouw en naar haar producties 5 en 7a tot en met 7c.
3.8.
Volgens de Upper Brook Companies zijn de feiten in r.o. 4.7 van het tussenvonnis juist weergegeven, wat zou blijken uit paragraaf 5.1 en voetnoot 26 van de pleitaantekeningen van hun raadsman.
3.9.
De overwegingen waar het hier over gaat bevatten eindbeslissingen, waaraan de rechter in het verdere verloop van het geding – in beginsel – is gebonden. De eisen van een goede procesorde kunnen echter met zich brengen dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich daarover uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, om te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen (zie Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2009:BC2800).
3.10. Zoals eerder overwogen gaat het in deze zaak alleen om (afgifte van) stukken die op het kantoor van PIAM en Palint in beslag zijn genomen. De omstandigheid dat diezelfde stukken, of een deel daarvan, zich ook bij een bedrijf op de Kaaimaneilanden zouden bevinden staat er niet aan in de weg dat de Upper Brook Companies daarvan nu afgifte bij PIAM vorderen. Als zij die stukken inderdaad eenvoudig van “hun” administratiekantoor hadden kunnen verkrijgen, dan kan dat hooguit gevolgen hebben voor de kosten van beslaglegging en van het uitzoeken wat wel en wat niet mag worden afgegeven. Ook als de overwegingen uit het tussenvonnis bij nader inzien niet juist zouden zijn, leidt dat dus niet tot een andere beslissing.
In reconventie:
3.11.
In het tussenvonnis is overwogen dat de primaire vordering niet toewijsbaar is, maar dat als de registeraccountant zijn/haar selectie zal hebben gemaakt, het beslag op alle bescheiden die daar buiten vallen zal moeten worden opgeheven. In het dictum van dit vonnis zal op deze wijze worden beslist. De opheffing kan dus pas effect sorteren nadat de registeraccountant haar werkzaamheden heeft afgerond.
3.12.
Ook hier geldt dat partijen over en weer gedeeltelijk in het (on)gelijk worden gesteld. Dit vormt aanleiding de proceskosten te verrekenen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie:
4.1.
benoemt drs. I.K. Toxopeus RA, werkzaam bij Hermes Advisory B.V. als registeraccountant die de werkzaamheden als bedoeld in het tussenvonnis van 22 april 2021 zal uitvoeren, met inachtneming van de kaders zoals neergelegd in r.o. 4.10 tot en met 4.12 van dat tussenvonnis,
4.2.
bepaalt dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van alle door PIAM en/of Palint te verrichten rechtshandelingen om de administratie die zich onder DigiJuris bevindt en door de registeraccountant op de hiervoor onder 4.1 bedoelde wijze is geselecteerd, dus met uitzondering van de documenten die volgens de registeraccountant buiten de selectie vallen, aan (de advocaten van) de Upper Brook Companies over te dragen,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
verrekent de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In reconventie:
4.6.
heft op het beslag voor zover het gaat om alle bescheiden die op grond van de door de registeraccountant te maken selectie niet hoeven te worden afgegeven,
4.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
verrekent de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MV