ECLI:NL:RBAMS:2021:25

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
7 januari 2021
Zaaknummer
C/13/695024 / KG ZA 20-1172
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming zorgwoning door cliënt van het Leger des Heils

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een cliënt van het Leger des Heils en de stichting zelf. De cliënt, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, had een verbod gevorderd op de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis dat hem verplichtte zijn zorgwoning te verlaten. Dit vonnis was op 3 december 2020 uitgesproken en had de cliënt de termijn gegeven om uiterlijk op 8 januari 2021 de woning te verlaten. De cliënt stelde dat het Leger des Heils misbruik maakte van zijn executiebevoegdheid en dat er sprake was van zowel feitelijke als juridische misslagen in het eerdere vonnis. Hij voerde aan dat hij openstond voor hulpverlening en dat zijn woongedrag zou verbeteren.

De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de cliënt niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een kennelijke misslag in het eerdere vonnis. De rechter wees erop dat de ontruiming was gerechtvaardigd omdat de zorg al in 2018 was beëindigd en dat de cliënt geen inzicht had getoond in zijn gedrag. De rechter concludeerde dat het belang van de cliënt om in zijn woning te blijven niet opwoog tegen het belang van het Leger des Heils om de woning leeg op te leveren. De vordering van de cliënt werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van het Leger des Heils.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/695024 / KG ZA 20-1172 HH/MAH
Vonnis in kort geding van 7 januari 2021
in de zaak van
[eiser] h.o.d.n. [bedrijf] ,
kantoorhoudende te [plaats] ,
in de hoedanigheid van bewindvoerder over
[persoon] ,
eiser bij dagvaarding van 28 december 2020,
advocaat mr. M.A. Johannsen te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING LEGER DES HEILS WELZIJNS- EN GEZONDHEIDSZORG,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. N. Türkkol te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [persoon] en Leger des Heils worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting van 5 januari 2021 waren aanwezig:
- [persoon] en [eiser] (hierna: de bewindvoerder) met mr. Johannsen,
- aan de zijde van het Leger des Heils: [naam ] (teamleider Restart) met mr. Türkkol.
1.2.
Op de zitting heeft [persoon] de dagvaarding toegelicht. Het Leger des Heils heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Het Leger des Heils heeft bij dagvaarding van 20 oktober 2020 in kort geding ontruiming door [persoon] gevorderd van de woning aan de [adres] . Bij vonnis van 3 december 2020 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is de vordering toegewezen, in die zin dat [persoon] de woning uiterlijk vrijdag 8 januari 2021 dient te verlaten. De proceskosten zijn gecompenseerd, omdat het Leger des Heils ter zitting had verklaard af te zien van de gevorderde proceskosten.
2.2.
Voor de feiten die vooraf gingen aan het vonnis van 3 december 2020 wordt naar dat vonnis (onder 2.1 tot en met 2.13) verwezen.
2.3.
Op 28 december 2020 heeft [persoon] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.
2.4.
Ter zitting heeft het Leger des Heils verklaard dat deurwaarder en politie klaar staan om 11 januari 2021 tot – zonodig – gedwongen ontruiming over te gaan.

3.Het geschil

3.1.
[persoon] vordert een verbod op de tenuitvoerlegging van het vonnis van 3 december 2020 totdat in hoger beroep is beslist.
3.2.
Hij voert daartoe het volgende aan. Het Leger des Heils maakt misbruik van haar executiebevoegdheid, omdat het vonnis berust op zowel een feitelijke als een juridische misslag. Feitelijk gezien klopt het niet dat de overlast is blijven voortduren, terwijl bovendien [persoon] wel degelijk zich openstelt voor hulpverlening en hij zijn woongedrag hoe dan ook zal verbeteren. Hij had zich tijdens de kortgedingzitting van 19 november 2020 (die leidde tot het vonnis van 3 december 2020) niet gerealiseerd dat het vooral om het aanvaarden van zorg ging. Juridisch gezien is er sprake van een misslag, aangezien ontbinding niet kan worden uitgesproken indien de wanprestatie die ontbinding niet rechtvaardigt. Het Treiteraanpak-dossier is veel te mager en de zorgovereenkomst is ten onrechte opgezegd. [persoon] komt op straat te staan; de door het Leger des Heils aangeboden noodopvang is niet voldoende.
3.3.
Het Leger des Heils voert het volgende verweer. De ontruiming is op juiste gronden toegewezen en er zijn geen redenen om dit nu anders te zien. Het Treitertraject en de zorg zijn terecht beëindigd wegens agressie en weigering zorg door [persoon] . Einde zorg betekent einde woning en eigenlijk moest [persoon] al begin januari 2018 uit de woning. Toch heeft hij nog diverse kansen gekregen, die hij echter niet heeft aangegrepen. Het Leger des Heils dient de woning al lang leeg op te leveren aan Rochdale, die overigens ook wil dat [persoon] de woning verlaat vanwege de burenoverlast en zijn agressie naar haar medewerkers.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[persoon] vordert een verbod op de tenuitvoerlegging van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde ontruimingsvonnis van 3 december 2020. De uitvoerbaarheid bij voorraad is in het vonnis niet gemotiveerd. Het door [persoon] tegen het vonnis ingestelde hoger beroep loopt nog. Er is gedagvaard op nader aan te voeren gronden tegen 12 januari 2021.
4.2.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling hangende hoger beroep uitvoerbaar is. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van de ander bij de
onmiddellijke tenuitvoerlegging van de veroordeling. Daarbij moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag (Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026).
4.3.
Het Leger des Heils beschikt over een executoriale titel op grond waarvan zij in beginsel mag ontruimen. Van een kennelijke misslag in die titel is niet gebleken. [persoon] heeft gesteld dat het feitelijk niet klopt dat de overlast is blijven voortduren. Uit het vonnis blijkt echter dat er meldingen van burenoverlast waren van 2014 tot in ieder geval 25 juli 2020, dus tot na de opzeggingsbrief van 11 mei 2020 van het Leger des Heils aan [persoon] . Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat het vonnis op dat punt kennelijk feitelijk onjuist zou zijn. Bovendien was blijkens r.o. 4.4 van het vonnis niet de burenoverlast de voornaamste overweging om de ontruiming toe te wijzen, maar het feit dat de zorg (al in 2018) - terecht - was gestopt en dat beëindiging van de hulpverlening tot gevolg heeft dat de cliënt de woning moet verlaten.
4.4.
Dat laatste betekent dat ook de stelling van [persoon] , dat hij zich (nu) wel degelijk openstelt voor hulpverlening en dat hij zijn woongedrag hoe dan ook zal verbeteren, niet relevant is. Als kennelijke feitelijke misslag kan dit hoe dan ook niet worden aangemerkt, omdat de gestelde feiten dateren van na het vonnis. Overigens maakt het consistente en langjarige patroon van zorgweigering door [persoon] en van agressie tegen hulpverleners (zie het vonnis van 3 december 2020, r.o. 4.3-4.6), evenals zijn verklaringen tijdens de kortgedingzittingen van 19 november 2020 (idem, r.o. 4.7) en 5 januari 2021, het niet geloofwaardig dat hij nu wel zorg zou aanvaarden.
4.5.
Van een kennelijke juridische misslag in het vonnis is ook geen sprake. [persoon] heeft betoogd dat zijn wanprestatie de ontbinding niet rechtvaardigt. Hij lijkt hiermee te bedoelen dat de zorgovereenkomst en daarmee het gebruik van de woning ten onrechte zijn opgezegd. Dit staat tegenover het gemotiveerde oordeel in het vonnis (r.o. 4.3 e.v.) dat de ontruiming wel degelijk is gerechtvaardigd. [persoon] kan het niet eens zijn met dit juridische oordeel, maar dat kan hij dan desgewenst aan de orde stellen in het hoger beroep. Dit executiegeschil mag niet worden gebruikt als verkapt rechtsmiddel.
4.6.
Resteert de vraag of een belangenafweging, als bedoeld onder 4.2, tot het gevraagde executieverbod moet leiden.
4.7.
Het belang van [persoon] om de uitkomst van het hoger beroep in zijn huidige woning te mogen afwachten is evident. Daar tegenover staat het belang van het Leger des Heils om nu eindelijk - nadat de zorg al in 2018 is gestopt en zij het huurcontract met Rochdale medio 2020 heeft opgezegd - de woning leeg op te leveren.
4.8.
De advocaat van [persoon] heeft verklaard dat [persoon] nu wel openstaat voor hulpverlening. Ook als dat juist zou zijn – hetgeen zeer de vraag is, zie 4.4 – is dat een gepasseerd station. Van het Leger des Heils kan niet gevergd worden dat zij alsnog zorg verleent aan [persoon] . Zoals in het vonnis is overwogen, is er zelfs bij het Leger des Heils een grens aan de mogelijkheden en aan wat het nog kan en moet accepteren. Die grens is door [persoon] ruim overschreden en hij heeft geen inzicht getoond in de onaanvaardbaarheid van zijn gedrag. Bovendien is Rochdale vanwege het gedrag van [persoon] niet (meer) bereid om de woning ‘om te klappen’, dat wil zeggen het huurcontract op naam van [persoon] te zetten. [persoon] zal de woning moeten verlaten, zodat het Leger des Heils deze aan Rochdale kan opleveren.
Het feit dat [persoon] op de zitting van 5 januari 2021 heeft verklaard dat hij nu (wel) onder voorwaarden bereid zou zijn zich te laten onderzoeken door een psychiater, opdat deze kan vaststellen dat [persoon] – in zijn woorden – ‘not crazy’ is, maakt dit alles niet anders.
4.9.
Tenslotte heeft het Leger des Heils er terecht op gewezen dat het niet klopt dat [persoon] op straat komt te staan, aangezien zij heeft aangeboden - in samenwerking met de gemeente - te zorgen voor ander (nood)onderdak.
4.10.
Een en ander leidt ertoe dat een belangenafweging niet uitvalt in het voordeel van [persoon] .
4.11.
De conclusie is dat [persoon] niet voldoende omstandigheden heeft gesteld en aannemelijk gemaakt om afwijking van het uitgangspunt van directe uitvoerbaarheid van het vonnis te rechtvaardigen. De vordering zal dus worden afgewezen.
4.12.
[persoon] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld zoals gevraagd. De kosten aan de zijde van het Leger des Heils worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.647,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorziening,
5.2.
veroordeelt [persoon] in de proceskosten, aan de zijde van het Leger des Heils tot op heden begroot op € 1.647,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MAH