Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[persoon] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een cliënt van het Leger des Heils en de stichting zelf. De cliënt, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, had een verbod gevorderd op de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis dat hem verplichtte zijn zorgwoning te verlaten. Dit vonnis was op 3 december 2020 uitgesproken en had de cliënt de termijn gegeven om uiterlijk op 8 januari 2021 de woning te verlaten. De cliënt stelde dat het Leger des Heils misbruik maakte van zijn executiebevoegdheid en dat er sprake was van zowel feitelijke als juridische misslagen in het eerdere vonnis. Hij voerde aan dat hij openstond voor hulpverlening en dat zijn woongedrag zou verbeteren.
De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de cliënt niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een kennelijke misslag in het eerdere vonnis. De rechter wees erop dat de ontruiming was gerechtvaardigd omdat de zorg al in 2018 was beëindigd en dat de cliënt geen inzicht had getoond in zijn gedrag. De rechter concludeerde dat het belang van de cliënt om in zijn woning te blijven niet opwoog tegen het belang van het Leger des Heils om de woning leeg op te leveren. De vordering van de cliënt werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van het Leger des Heils.