Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procesgang
2.De inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 20 mei 2021.
Rechtbank Amsterdam
Op 18 mei 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door een klager wiens rijbewijs was ingevorderd na een snelheidsovertreding. Het klaagschrift, ingediend op 6 mei 2021, betrof de teruggave van het rijbewijs dat door de officier van justitie was ingehouden. De klager, geboren in 1994 en werkzaam als verkoper van jachten, stelde dat hij volledig afhankelijk was van zijn rijbewijs voor zijn werk, aangezien hij veel werkbezoeken moest afleggen en geen alternatieve vervoersmogelijkheden had. Hij vreesde voor de continuïteit van zijn dienstverband en had geen financiële buffer om een langere periode zonder rijbewijs te overbruggen.
De officier van justitie, mr. P. van Laere, verdedigde de beslissing om het rijbewijs in te houden, verwijzend naar eerdere verkeersdelicten van de klager en de ernst van de snelheidsovertreding. De rechtbank overwoog dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar erkende de persoonlijke omstandigheden van de klager. De rechtbank besloot dat het klaagschrift gedeeltelijk gegrond was en dat het rijbewijs per 20 mei 2021 moest worden teruggegeven aan de klager. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose. Klager heeft het recht om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.