ECLI:NL:RBAMS:2021:2716

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
RK 21/2462
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave rijbewijs na invordering wegens snelheidsovertreding

Op 18 mei 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door een klager wiens rijbewijs was ingevorderd na een snelheidsovertreding. Het klaagschrift, ingediend op 6 mei 2021, betrof de teruggave van het rijbewijs dat door de officier van justitie was ingehouden. De klager, geboren in 1994 en werkzaam als verkoper van jachten, stelde dat hij volledig afhankelijk was van zijn rijbewijs voor zijn werk, aangezien hij veel werkbezoeken moest afleggen en geen alternatieve vervoersmogelijkheden had. Hij vreesde voor de continuïteit van zijn dienstverband en had geen financiële buffer om een langere periode zonder rijbewijs te overbruggen.

De officier van justitie, mr. P. van Laere, verdedigde de beslissing om het rijbewijs in te houden, verwijzend naar eerdere verkeersdelicten van de klager en de ernst van de snelheidsovertreding. De rechtbank overwoog dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar erkende de persoonlijke omstandigheden van de klager. De rechtbank besloot dat het klaagschrift gedeeltelijk gegrond was en dat het rijbewijs per 20 mei 2021 moest worden teruggegeven aan de klager. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose. Klager heeft het recht om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/114283-21
RK: 21/2462
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres 1] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. P. Koops,
[adres 2] ,
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 6 mei 2021 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
Gelet op de omstandigheden rondom het coronavirus heeft in onderhavige zaak geen raadkamerzitting plaatsgevonden. Zowel de officier van justitie, mr. P. van Laere, als de raadsman van klager, mr. Koops, hebben per e-mail aangegeven dat een behandeling van het klaagschrift zonder zitting kan plaatsvinden en dat volstaan kan worden met een uitwisseling van schriftelijke standpunten per e-mail.
De rechtbank heeft op 9 en 17 mei 2021 per e-mail de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van klager ontvangen.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
De raadsman heeft in het klaagschrift – kort samengevat – naar voren gebracht dat klager voor zijn woon-werkverkeer volledig afhankelijk is van zijn rijbewijs. Zijn werk ligt in [plaatsnaam] (Friesland) en een ov-verbinding naar zijn werk is nagenoeg afwezig. Verder heeft hij het nodig voor de uitoefening van zijn werk. Klager is werkzaam als verkoper bij [bedrijf] en moet daar vele werkbezoeken voor doen met klanten en/of geïnteresseerden in de aankoop van een jacht. Digitaal overleg is bij dit alles niet mogelijk, omdat de (potentiële) kopers de jachten (in aanbouw) willen inspecteren en daarbij een rondleiding krijgen van klager. Ook werkt klager in het buitenland. Mallorca stond op de planning, maar zonder rijbewijs kan hij daar geen auto huren en zijn werk niet verrichten. Nu het gaat om exclusieve jachten, is de schade voor zijn werkgever enorm, indien een bezichtiging, bouw en/of verkoop van een jacht geen doorgang kan vinden. Klager durft zijn werkgever er niet van op de hoogte te stellen dat zijn rijbewijs is ingevorderd. Klager vreest voor de continuïteit van zijn dienstverband. Gelet op dit alles heeft klager zich voor de reis naar het buitenland laten vervangen én vervolgens noodgedwongen verlof/vakantie opgenomen. Klager kan dit evenwel niet twee maanden volhouden en datzelfde geldt voor zijn werkgever. Verder is klager voor zijn inkomen geheel afhankelijk van zijn werk. Hij heeft geen buffer opgebouwd. Klager zal niet nogmaals een dergelijke fout maken. Hij vraagt om een kans om te laten zien dat hij voortaan van onbesproken verkeersgedrag zal zijn.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het rijbewijs terecht is ingehouden. In het klaagschrift wordt, naast een spijtbetuiging, vooral het belang van het rijbewijs benadrukt dat klager heeft voor zijn werk. Klager is erg jong, maar heeft al twee strafbeschikkingen staan voor verkeerszaken. Het gedrag van klager op 22 april 2021 is verder meer dan onverstandig te noemen. Medeweggebruikers kunnen niet anticiperen op zulk afwijkend verkeersgedrag, zeker racende weggebruikers zijn zeer onvoorspelbaar voor anderen, met alle risico’s van dien, dat kan levensgevaarlijke situaties opleveren. De officier van justitie wil wel rekening houden met het gegeven dat klager zijn rijbewijs dringend nodig heeft en met het feit dat aan hem niet eerder een OBM is opgelegd. De officier van justitie meent dat de kantonrechter bij een eerste oplegging OBM, als er verder geen strafverzwarende omstandigheden zijn, volstaat met de oplegging van een deels voorwaardelijke OBM. De officier van justitie zou op zitting een OBM van 8 weken waarvan 4 weken onvoorwaardelijk eisen. Het klaagschrift kan daarom gedeeltelijk gegrond worden verklaard en het rijbewijs zou per 20 mei 2021 geretourneerd kunnen worden.

4.De beoordeling

Tegen klager is op proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, gepleegd te Amsterdam op 22 april 2021.
Het proces-verbaal houdt in dat klager de maximumsnelheid, aangegeven door bord model A1, na wettelijke correctie heeft overschreden met 55 kilometer per uur.
Op 22 april 2021 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 23 april 2021 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs twee maanden tot uiterlijk 21 juni 2021 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 29 april 2021 blijkt onder meer dat klager eerder is veroordeeld voor overtredingen van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, nu het vermoeden bestaat dat klager de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur of meer heeft overschreden en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager is niet uitgesloten dat de officier van justitie op de TOM-zitting dan wel de kantonrechter te zijner tijd in de strafzaak ruimte ziet een inhouding van het rijbewijs voor een kortere duur te compenseren met een (hogere) geldboete, taakstraf of het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zodat klager zijn rijbewijs terug dient te krijgen met ingang van 20 mei 2021. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor de officier van justitie of kantonrechter om later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen die de duur van inhouding overtreft. Het beklag zal gegrond verklaard worden, voor zover het rijbewijs van klager wordt ingehouden na 20 mei 2021.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 20 mei 2021.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager, met ingang van 20 mei 2021.
Deze beslissing is gegeven op 18 mei 2021 door
mr. W.M.C. van den Berg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose griffier.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.