ECLI:NL:RBAMS:2021:2776

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6902
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering in verband met samenloop met Algemene Ouderdomsverzekering van Bonaire

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over de herziening van de WAO-uitkering van eiser, die op Bonaire woont. Eiser ontving een WAO-uitkering met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35-45% en had daarnaast een Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) toegekend gekregen. De herziening van de WAO-uitkering vond plaats omdat de AOV-uitkering samenliep met de WAO-uitkering, en eiser had verzuimd deze samenloop te melden aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).

De rechtbank oordeelde dat de AOV-uitkering onder de reikwijdte van de wet valt en dat Bonaire als 'Mogendheid' wordt beschouwd in de zin van de WAO. Eiser had niet aangetoond dat hij in 2012 informatie had ontvangen van het Uwv die hem zou hebben doen geloven dat de AOV-uitkering geen invloed zou hebben op zijn WAO-uitkering. De rechtbank concludeerde dat de herziening van de WAO-uitkering terecht was en dat het Uwv bevoegd was om het onverschuldigd betaalde bedrag terug te vorderen.

De rechtbank verklaarde de beroepen van eiser ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit. Eiser kreeg geen gelijk in zijn beroep tegen de besluiten van het Uwv.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/6902 en AMS 19/6907

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiser] , te [adres] (Bonaire), eiser

(gemachtigde: mr. E. Schermerhorn),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: mr. A.P. Prinsen).

Procesverloop

Bij besluit van 2 augustus 2019 (het primaire besluit I) heeft verweerder eisers WAO [1] -uitkering herzien over de periode van 1 februari 2015 tot 8 mei 2019.
Bij besluit van 22 november 2019 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit I ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer AMS 19/6902.
Bij afzonderlijk besluit van 2 augustus 2019 (het primaire besluit II) heeft verweerder vastgesteld dat eiser over de periode van 1 februari 2015 tot 8 mei 2019 een bedrag van
€ 12.488, 11 bruto te veel aan WAO-uitkering heeft ontvangen en heeft verweerder dit bedrag van eiser teruggevorderd.
Bij besluit 12 augustus 2019 (het primaire besluit III) heeft verweerder een bedrag van
€ 12.411.33 bruto van eiser ingevorderd (invorderingsbesluit).
Bij afzonderlijk besluit van 22 november 2019 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten II en III ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer AMS 19/6907. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2020. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de procedure over?

1.1.
Eiser ontvangt een WAO-uitkering berekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35-45%. Eiser woont op Bonaire. Op 1 februari 2015 is hem een Algemene Ouderdomsverzekering toegekend (AOV-uitkering).
1.2.
Bij het primaire besluit I heeft verweerder de WAO-uitkering van eiser over de periode van 1 februari 2015 tot 8 mei 2019 herzien, omdat deze samenloopt met een aan hem toegekende uitkering op grond van de sociale wetgeving van Bonaire en eiser door dit niet te melden niet aan zijn mededelingsverplichting heeft voldaan. Verweerder heeft de AOV-uitkering vanaf 1 mei 2015 in mindering gebracht op eisers WAO-uitkering.
1.3.
Bij het primaire besluit II heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat hij over de periode van 1 februari 2015 tot 8 mei 2019 onverschuldigd € 12.488, 11 bruto aan WAO-uitkering heeft ontvangen en heeft verweerder dit bedrag van hem teruggevorderd.
1.4.
Op 12 augustus 2019 heeft verweerder een besluit tot invordering van een bedrag van
€ 12.411.33 bruto genomen. Eiser dient dit bedrag binnen zes weken na de datum van dit besluit te betalen.
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Het oordeel van de rechtbank
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de WAO-uitkering van eiser terecht heeft herzien. Verweerder heeft daarbij de wet juist toegepast. De AOV-uitkering van Bonaire, een algemene ouderdomsvoorziening waar iedereen die een bepaalde leeftijd heeft bereikt recht op heeft, valt naar het oordeel van de rechtbank, anders dan eiser heeft gesteld, onder de reikwijdte van artikel 1, eerste lid en onder c, van het Besluit. Daartoe overweegt de rechtbank dat in artikel 65, tweede lid, van de WAO wordt verwezen naar de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Blijkens dit artikellid kunnen bij AMVB “(…) regels kunnen worden gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkering met uitkering op grond van sociale wetgeving van (…) Bonaire (…)
of van een andere Mogendheid” (cursivering rechtbank). De AMvB waar dit artikel naar verwijst is het Besluit voorkoming en beperking samenloop WAO- en Wet WIA-uitkeringen met uitkeringen op grond van de sociale wetgeving van een andere Mogendheid (hierna: het Besluit).
In artikel 1 onder c van het Besluit wordt verwezen naar een uitkering ingevolge de sociale wetgeving van “één of meer andere Mogendheden”. Gelet op de wettekst van artikel 65a, tweede lid, van de WAO zoals hiervoor geciteerd, valt Bonaire aldus in de zin van de wet te begrijpen als een “Mogendheid” en is het Besluit ook van toepassing op de AOV-uitkering die eiser ontvangt op grond van de sociale wetgeving van Bonaire. De veranderde status van Bonaire doet daar, anders dan eiser heeft aangevoerd, naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
3.2.
Volgens eiser is verweerders besluitvorming onrechtmatig omdat hij in oktober 2012 telefonisch contact heeft opgenomen met verweerder en hem is meegedeeld dat de AOV-uitkering geen gevolgen zou hebben voor zijn WAO-uitkering.
3.3.
Deze grond van eiser kan niet slagen, al omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt door objectief verifieerbare gegevens dat hij in oktober 2012 contact heeft gehad met verweerder, noch wat de inhoud van het betreffende gesprek is geweest. Verweerder heeft diens interne systeem voor registratie van telefonische contacten geraadpleegd en daaruit is voor het jaar 2012 gebleken van slechts één telefoongesprek op 18 juni 2012 over een ander onderwerp. In de overige maanden van 2012 en voor de jaren 2013 en 2014 bestaat geen registratie van telefonische benaderingen van eiser en in de registraties over het jaar 2015 werd geen aanwijzing gevonden ter zake van samenloop van de AOV-uitkering met eisers WAO-uitkering.
3.4.
Eiser heeft ook aangevoerd dat hem in de gestelde telefoongesprekken is gezegd dat die uitkering niet hoefde te worden gemeld omdat verweerder vanwege koppeling van bestanden op de hoogte zou komen ervan. Eiser heeft daarom die uitkering niet doorgegeven. Op grond van de gegeven informatie en artikel 80 van de WAO [2] mocht eiser redelijkerwijs aannemen dat verweerder op de hoogte was van zijn AOV-uitkering. Daarbij is ook relevant dat het een feit van algemene bekendheid is dat personen op Bonaire op 62-jarige leeftijd in aanmerking komen voor genoemde Uwv-uitkering, aldus eiser.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de grond dat een AOV-uitkering verweerder bekend was of had kunnen zijn, eiser niet baten. De herziening van de WAO-uitkering is namelijk niet gebaseerd op schending van de mededelingsverplichting, maar op artikel 65 van die wet, in samenhang met het bepaalde in artikel 1, eerste lid en onder c, van het Besluit.
3.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen was verweerder bevoegd de uitkering van eiser te herzien.
3.7.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder in de bestreden besluit bij het kopje ‘wettelijke grondslag’ artikel 44 WAO genoemd heeft, maar heeft nagelaten het (fictieve) arbeidsongeschiktheidspercentage te berekenen. Deze grond kan niet slagen. De betreffende bepaling ziet op de gevolgen voor het recht op WAO in de situatie dat iemand arbeid is gaan verrichten. Van een dergelijke situatie is hier geen sprake.
3.8.
Eiser heeft gesteld dat de hoogte van het terugvorderingsbedrag onjuist is. Verweerder heeft getoetst of de gehanteerde gegevens en berekeningen juist zijn. Van kennelijke onjuistheden daarin is niet gebleken, aldus verweerder. Verder heeft verweerder bij het terugvorderingsbesluit een cijfermatige specificatie gevoegd. Pas tijdens de behandeling ter zitting heeft eiser aangevoerd dat ten onrechte één wisselkoers is aangehouden voor de omrekening van de uitkering (in Amerikaanse dollars) naar euro’s. Verweerder heeft verwezen naar artikel 8, tweede lid van het Besluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onder verwijzing naar dat artikel terecht de wisselkoers genomen per datum ingang van de verrekening, dus 1 februari 2015. Ook overigens is niet gebleken van onjuistheden in de berekening. Het ligt op de weg van eiser om te motiveren waarom de hoogte van het terugvorderingsbedrag onjuist zou zijn. Eiser heeft dit niet gedaan, anders dan de niet onderbouwde stelling dat de specificatie van de terugvordering bij het terugvorderingsbesluit ondeugdelijk en onjuist zou zijn. Deze beroepsgrond kan daarom niet slagen.
3.9.
Uitgaande van de juistheid van de hoogte van het teruggevorderde bedrag, was verweerder op grond van artikel 57, eerste lid, van de WAO verplicht het bedrag dat onverschuldigd was betaald, terug te vorderen.
3.10.
Op grond van artikel 57, zesde lid, van de WAO kan verweerder alleen besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [3] is slechts sprake van een dringende reden indien het gaat om onaanvaardbare (financiële of sociale) omstandigheden in een individueel geval. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de orde is. Eiser heeft niet onderbouwd dat sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien. De niet onderbouwde stelling van eiser dat de terugvordering vanwege zijn persoonlijke en financiële omstandigheden onaanvaardbaar is, is daarvoor onvoldoende.
3.11.
Tegen de invordering heeft eiser geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd.
4. De rechtbank zal de beroepen ongegrond verklaren. Eiser krijgt dus geen gelijk.
5. Voor een veroordeling van verweerder tot schadevergoeding is geen grond nu geen sprake is van een onrechtmatig besluit. Evenmin is sprake is van één van de situaties als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, onder b, c en d, van de Algemene wet bestuursrecht die tot toekenning van schadevergoeding kunnen leiden. De rechtbank zal het verzoek om schadevergoeding afwijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Verberne, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.M. de Buur, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

BIJLAGE

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
Artikel 65
1 (…).
2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkering met uitkering op grond van de sociale wetgeving van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de sociale wetgeving van Nederland ten behoeve van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of van een andere Mogendheid.
Artikel 57
1. De uitkering, de loonsuppletie, bedoeld in artikel 65c, en de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 65d, die als gevolg van een beschikking als bedoeld in artikel 36a onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen teruggevorderd.
(…).
6. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
(…)
Besluit voorkoming en beperking samenloop WAO- en Wet WIA-uitkeringen met uitkeringen op grond van de sociale wetgeving van een andere Mogendheid
Artikel 1
1. Bij samenloop over eenzelfde tijdvak van een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering met één of meer van de navolgende ingevolge de sociale wetgeving van één of meer andere Mogendheden toegekende uitkeringen:
a. uitkering wegens arbeidsongeschiktheid;
b. wezenuitkering;
c. ouderdomsuitkering, dan wel enige andere uitkering, welke in verband met het bereik hebben van een bepaalde leeftijd is toegekend, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering slechts uitbetaald, indien en voor zover deze het totale bedrag van de onder a t/m c bedoelde uitkeringen overtreft.
Artikel 8
1 (…)
2 Een wijziging in de in het eerste lid bedoelde koers beïnvloedt het op grond van de artikelen 1 tot en met 7 en artikel 9 tot uitbetaling komende bedrag niet, met dien verstande dat:
a. bij herziening van het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, anders dan op grond van artikel 15 van de WAO of bij wijziging van het tot uitbetaling komende bedrag als gevolg van toepassing van de artikelen 1 tot en met 7, een omrekening plaatsvindt; en
b. tenminste eenmaal per jaar een omrekening plaatsvindt.

Voetnoten

1.Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2.De rechtbank begrijpt dat eiser verwijst naar de tweede volzin daarvan. Daarin is bepaald dat de mededelingsverplichting onder andere niet geldt indien, kort gezegd, het feiten en omstandigheden betreft die verweerder in verband met zijn uitvoeringstaak zelf kan verkrijgen uit aangewezen administraties.
3.Zie de uitspraak van 13 januari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL0372.