ECLI:NL:RBAMS:2021:2863

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
AWB 19/6579
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag rioolheffing door pannenkoekenrestaurant

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over een beroep van een pannenkoekenrestaurant tegen een aanslag rioolheffing voor het belastingjaar 2018. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had op 30 november 2019 een definitieve aanslag opgelegd van € 368,79, waarbij het restaurant als grootgebruiker werd aangemerkt vanwege een waterverbruik van 342 m³. De heffingsambtenaar stelde dat niet aannemelijk was gemaakt dat minimaal 50% van het verbruikte water was gebruikt voor de bereiding van consumptieproducten, wat volgens de Verordening Rioolheffing Amsterdam noodzakelijk is om als kleinverbruiker te worden aangemerkt.

Tijdens de zitting op 14 april 2021 heeft de eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat, betoogd dat het waterverbruik voornamelijk bestemd was voor de bereiding van producten zoals pannenkoeken, soepen en dranken, en dat dit water niet in het riool terechtkwam. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet had aangetoond hoeveel water niet was afgevoerd naar de gemeentelijke riolering. De rechtbank bevestigde dat de heffingsambtenaar de hoeveelheid afgevoerd water correct had vastgesteld op 342 m³, en dat de eiser terecht als grootgebruiker was aangemerkt.

De rechtbank concludeerde dat de gebruikersbelasting rioolheffing niet specifiek is bedoeld voor kleine horecaondernemers, maar voor iedereen die meer dan 300 m³ water verbruikt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter D. Sullivan, in aanwezigheid van griffier I.N. van Soest.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/6579

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser (hierna [eiser] ),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(mr. H. Oderkerk).

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft op 30 november 2019 een definitieve aanslag rioolheffing gebruiker over het belastingjaar 2018 aan [eiser] opgelegd.
In de bestreden uitspraak op bezwaar van 10 december 2019 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2021, waar de zaak gevoegd is behandeld met de zaak AMS 19/6578. [eiser] is verschenen. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van mr. H. Oderkerk. Na de behandeling op de zitting heeft de rechtbank de zaken weer gesplitst en afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. [eiser] is gebruiker van de onroerende zaak [adres] te Amsterdam (hierna: het pand). Het pand beschikt over een directe of indirecte aansluiting op het gemeentelijk riool.
2. De aan [eiser] voor het belastingjaar 2018 opgelegde aanslag bedraagt € 368,79. Met de bestreden uitspraak heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd. Volgens de heffingsambtenaar is de aanslag opgelegd op basis van de Verordening Rioolheffing Amsterdam (hierna: de Verordening). Volgens de heffingsambtenaar is [eiser] voor het jaar 2018 als grootgebruiker aangemerkt omdat er voor het belastingjaar 2018 een jaarlijks waterverbruik van meer dan 300 m³ is vastgesteld, namelijk 342 m³. Volgens de heffingsambtenaar is het niet aannemelijk dat minimaal 50% van het ingenomen water verwerkt wordt in de producten van [eiser] ’s horecabedrijf. Bovendien is dit percentage in de praktijk niet aannemelijk, aldus de heffingsambtenaar.
3. [eiser] voert – samengevat – aan dat hij in 2018 een pannenkoekenrestaurant exploiteerde en dat minimaal de helft van het totaal verbruikte water van 342 m³ is gebruikt voor het bereiden van producten voor de consumptie. Het gaat hierbij om onder andere frisdranken, koffie, thee, chai, soepen, pannenkoeken, omeletten en sauzen. Dit water kwam volgens [eiser] dus niet in het riool terecht.
4. Op grond van de Verordening wordt een gebruikersbelasting geheven van grootgebruikers. Van grootgebruik is sprake als er meer dan 300 m³ water per jaar wordt verbruikt. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in het belastingjaar naar het perceel is toegevoerd of afgepompt. [1] Als een belastingplichtige meent dat deze wijze van vaststellen in zijn geval geen recht doet aan de werkelijkheid, dan moet hij aantonen hoeveel kubieke meter water niet is afgevoerd. [2] Dit wordt dan in mindering gebracht op de berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water. De rechtbank stelt vast dat [eiser] niet heeft aangetoond hoeveel kubieke meter water niet is afgevoerd op de gemeentelijke riolering. Meetgegevens over hoeveel water daadwerkelijk is afgevoerd, ontbreken daarom. De rechtbank oordeelt daarom dat de heffingsambtenaar de hoeveelheid afgevoerd water juist heeft gesteld op hetzelfde aantal kubieke meters water dat is toegevoerd, namelijk 342 m³. Dit betekent dat [eiser] voor het jaar 2018 terecht als grootgebruiker is aangemerkt.
5. Ter zitting heeft [eiser] nog aangevoerd dat de gebruikersbelasting rioolheffing niet lijkt te zijn bedoeld voor kleine (horeca)ondernemers. De heffingsambtenaar heeft ter zitting toegelicht dat de gebruikersbelasting wordt geheven van iedereen die meer dan 300 m³ water verbruikt. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen particulieren en ondernemers. Bovendien worden in de Verordening verschillende tarieven gehanteerd. Zo zijn er verschillende verbruiksklassen met ieder een eigen tarief. Deze toelichting van de heffingsambtenaar kan de rechtbank volgen.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Voetnoten

1.Artikel 5 van de Verordening.
2.Artikel 5, vijfde lid, van de Verordening.