ECLI:NL:RBAMS:2021:3090

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 120
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag rioolheffing grootgebruikers en meting waterverbruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een gebruiker van een perceel te Amsterdam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De heffingsambtenaar had op 31 oktober 2018 een aanslag rioolheffing opgelegd aan [eiser] voor het belastingjaar 2017, welke aanslag € 376,32 bedroeg. De heffingsambtenaar handhaafde deze aanslag in de uitspraak op bezwaar van 14 december 2018, waarop [eiser] beroep instelde. Tijdens de zitting op 18 februari 2021 was [eiser] niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar was vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waarbij [eiser] betwistte dat hij in 2017 meer dan 300 m³ water had verbruikt. Hij voerde aan dat een deel van het water dat hij verbruikte niet naar het riool ging, maar naar zijn tuin. De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat het waterverbruik van [eiser] in 2017 meer dan 300 m³ bedroeg, op basis van gegevens van Waternet. De rechtbank concludeerde dat de aanslag rioolheffing terecht was opgelegd en verklaarde het beroep van [eiser] ongegrond.

De rechtbank oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/120

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder,

( [naam] ).
Partijen worden hierna [eiser] en de heffingsambtenaar genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 31 oktober 2018 (de aanslag) heeft de heffingsambtenaar een aanslag rioolheffing aan [eiser] opgelegd over het belastingjaar 2017.
In de uitspraak op bezwaar van 14 december 2018 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 februari 2021. [eiser] is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van [naam] .

Overwegingen

1. [eiser] is gebruiker van het perceel [adres] te Amsterdam. Het pand op genoemd perceel beschikt over een directe of indirecte aansluiting op het gemeentelijk riool.
2. De aan [eiser] voor het belastingjaar 2017 opgelegde aanslag bedraagt € 376,32. Met de bestreden uitspraak heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd. Volgens de heffingsambtenaar is de aanslag opgelegd op grond van de Verordening Rioolheffing Amsterdam 2017 (de Verordening). Vanaf januari 2017 betalen grootgebruikers van water een tarief voor de rioolheffing dat is gekoppeld aan hun watergebruik. De rioolheffing wordt opgelegd bij een waterverbruik van meer dan 300 m³. Bij een waterverbruik van 301 m³ tot en met 1000 m³ bedraagt de aanslag € 376,32. Volgens de heffingsambtenaar is het waterverbruik van [eiser] in 2017 op grond van de gegevens van Waternet vastgesteld op
318 m³. De aanslag is volgens de heffingsambtenaar daarom terecht en voor het juiste bedrag aan [eiser] opgelegd.
Standpunt [eiser]
3. Volgens [eiser] is het onjuist dat hij in 2017 meer dan 300 m³ water heeft verbruikt. Aangezien hij de voorgaande jaren ook geen 300 m³ water heeft verbruikt. [eiser] is het er niet mee eens dat zijn gegevens van Waternet worden gebruikt en deze zijn ook niet juist. Volgens [eiser] gaat een deel van het water dat hij verbruikt niet naar het riool maar naar de tuin. [eiser] heeft in het jaar 2017 vaak een zwembad gebruikt voor kinderfeestjes en dit water is niet naar het riool gegaan. Ten slotte gaat het nodige water naar de bloemen en planten.
Het oordeel van de rechtbank
4. Beoordeeld moet worden of de aanslag rioolheffing door de heffingsambtenaar terecht aan [eiser] is opgelegd omdat hij een grootverbruiker is.
5. Op grond van artikel 5 van de Verordening wordt een gebruikersbelasting geheven voor grootgebruikers. Van grootgebruik is sprake als er meer dan 300 m³ water per jaar wordt gebruikt.
Berekende periode
6. Op grond van artikel 7 van de Verordening is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar uitgelegd dat Waternet voor de berekening van het watergebruik het gebruik meet over een andere periode dan het kalenderjaar. Vervolgens herleidt de heffingsambtenaar deze gegevens over 2016 en 2017 tot het waterverbruik over het kalenderjaar 2017. In het verweerschrift heeft de heffingsambtenaar een overzicht opgesteld van het jaarverbruik van [eiser] . Hieruit blijkt dat [eiser] in het kalenderjaar van 2016 tegen de 300 m³ water had verbruikt en in 2018 ook daadwerkelijk meer dan 300 m³ water verbruikt. Door het gebruik van deze werkwijze heeft de heffingsambtenaar naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat het waterverbruik van [eiser] over het kalenderjaar 2017 meer dan 300 m³ bedroeg.
Tuin
7. De rioolheffing wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd. Op grond van artikel 5, derde lid, van de Verordening wordt dit aantal kubieke meters gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in het belastingjaar naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Als [eiser] meent dat deze wijze van vaststellen in zijn geval geen recht doet aan de werkelijkheid, dan moet hij op grond van artikel 5, vijfde lid, van de Verordening aantonen hoeveel kubieke meter water niet is afgevoerd. Dit wordt dan in mindering gebracht op de berekende hoeveelheid toegevoegd of opgepompt water. [eiser] kan bij Waternet om een meting verzoeken. Na het plaatsen van de meetapparatuur kan vervolgens worden gemeten hoeveel van het toegevoerde water daadwerkelijk wordt afgevoerd. In dit geval heeft [eiser] niet om zo’n meting verzocht. Ook is niet op een andere manier vastgesteld hoeveel water wordt afgevoerd. [eiser] heeft een foto van zijn tuin overgelegd. Hiermee heeft [eiser] niet aangetoond hoeveel kubieke meter water niet is afgevoerd. Meetgegevens over hoeveel water daadwerkelijk is afgevoerd ontbreken daarom. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de hoeveelheid water juist heeft vastgesteld op het aantal kubieke meters, namelijk 318 m³.
Conclusie
8. De aanslag rioolheffing is terecht opgelegd aan [eiser] door de heffingsambtenaar. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, rechter, in aanwezigheid van A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.