ECLI:NL:RBAMS:2021:3289

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
AMS 20/4402
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.L. Fernig - Rocour
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidspercentage in geschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een WIA-uitkering aan eiseres, die haar aanvraag op 29 juli 2019 had ingediend. Eiseres, die eerder een WW-uitkering ontving en zich ziek meldde vanwege haar zwangerschap, had een aanvraag ingediend die door het Uwv was afgewezen. Het Uwv herzag echter zijn besluit en stelde vast dat eiseres voor 63,51% arbeidsongeschikt was, wat resulteerde in een WGA-vervolguitkering. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage veel hoger zou moeten zijn, namelijk tussen de 80% en 100%.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige in overweging genomen en geconcludeerd dat deze rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Eiseres had onvoldoende medische objectieve informatie om haar standpunt te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiseres correct had vastgesteld en dat de geduide functies niet ongeschikt waren voor haar. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het Uwv om de WIA-uitkering toe te kennen op basis van het vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage van 63,51%.

De rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4402

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Ouderkerk aan de Amstel, eiseres (hierna: [eiseres] )

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (hierna: Uwv)
( [gemachtigde] ).

Procesverloop

Met een besluit van 18 juni 2019 (het primaire besluit) heeft het Uwv de aanvraag om een WIA [1] -uitkering van [eiseres] per 29 juli 2019 (de datum in geding) afgewezen.
Met een besluit van 1 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van [eiseres] gegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
In verband met de geldende maatregelen vanwege het coronavirus zijn partijen in de gelegenheid gesteld om een via videobeeldverbinding gehouden zitting bij te wonen. Deze zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2021. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. [eiseres] is werkzaam geweest als assistent accountmanager voor 36 uur per week. [eiseres] ontving vanaf 1 september 2015 een WW [2] -uitkering. Van 28 januari 2017 tot 27 juli 2019 ontving [eiseres] een uitkering op grond van de WAZO [3] . Op 7 maart 2016 heeft [eiseres] zich vanuit de WW ziekgemeld vanwege haar zwangerschap. Sinds 7 maart 2016 ontvangt [eiseres] een Ziektewetuitkering. De WIA-aanvraag van 7 mei 2019 heeft het Uwv afgewezen met het primaire besluit.
2. Met het bestreden besluit heeft het Uwv het primaire besluit herroepen en beslist dat [eiseres] voor 63,51% arbeidsongeschikt is en recht heeft op een WGA-vervolguitkering per 29 juli 2019. Aan dit besluit ligt een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 8 mei 2020, een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 20 mei 2020 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 25 mei 2020 ten grondslag. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen eerder niet geheel juist vastgesteld. Zij heeft daarom een nieuwe FML opgesteld en beperkingen toegevoegd ten aanzien van sociaal functioneren, zwaar tillen, schadelijke trillingen, schadelijk geluid en stralingsbelasting. Ook heeft zij de beperking in de duurbelastbaarheid verruimd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien om alle primair geduide functie te laten vervallen en heeft andere passende functies uit het CBBS geselecteerd voor [eiseres] .
Standpunt [eiseres]
3. [eiseres] voert – samengevat – aan dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Zij is van mening dat het arbeidsongeschiktheidspercentage 80 – 100% moet zijn. Verder geeft [eiseres] aan dat zij, gelet op haar beperkingen, de functieomschrijvingen en de daarbij behorende belastingen, de geduide functies niet kan uitvoeren.
Het oordeel van de rechtbank
4. In deze zaak moet de rechtbank de vraag beantwoorden of het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 63,51%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het Uwv de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of [eiseres] , rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de geselecteerde functies te verrichten.
5. Volgens vaste jurisprudentie komt een bijzondere waarde toe aan de rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige als deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inzichtelijk zijn en de conclusies logisch te volgen zijn. Het gevolg van die bijzondere waarde van deze rapporten is dat het Uwv zijn besluiten over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene in beginsel op dit soort rapporten mag baseren. [eiseres] kan echter proberen aan te tonen dat zo’n rapport niet aan deze vereisten voldoet of dat de beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat de beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts noodzakelijk. [4]
Medische beoordeling
6. De verzekeringsarts heeft [eiseres] gezien op het spreekuur en dossierstudie verricht. Naar aanleiding van de door [eiseres] ingediende bezwaren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het medische oordeel van de verzekeringsarts getoetst aan de hand van dossierstudie, telefonisch contact met [eiseres] en informatie van de (toenmalige) psycholoog van [eiseres] . Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank geen reden te oordelen dat het medisch onderzoek niet voldoende zorgvuldig is verricht.
7. [eiseres] heeft aangevoerd dat zij geheugen- en concentratieproblemen heeft. Op de zitting heeft haar gemachtigde gewezen op de lage gaf-score (41-50) die de behandelend psycholoog heeft genoemd in haar brief van 27 februari aan de huisarts van [eiseres] . Deze lage gaf-score duidt mogelijk op een ernstiger storing in de concentratie van [eiseres] dan de verzekeringsarts in bezwaar en beroep heeft aangenomen. In wat [eiseres] heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de beperkingen van [eiseres] . De verzekeringsarts bezwaar en beroep is bekend met de klachten van [eiseres] en heeft de brief van de psycholoog meegenomen in haar oordeel. Aan de hand van de klachten en de medische informatie van de psycholoog zijn in de FML beperkingen opgenomen ten aanzien van deadlines of productiepieken, handelingstempo, bovennormaal concentreren, omgaan met conflicten, sociaal functioneren in arbeid, dynamisch handelen in arbeid, geluidsbelasting, trillingsbelasting en werktijden. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperking in de duurbelastbaarheid verruimd door een combinatie van energetische factoren en vanuit preventief oogpunt vanwege de zwangerschap van [eiseres] op de datum in geding. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd waarom er een urenbeperking van 4 uur aan de orde is. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd waarom andere beperkingen, zoals een verdergaande urenbeperking aangenomen hadden moeten worden. De concentratie van [eiseres] wordt door de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel beperkt geacht, maar niet in de mate die zij zelf kennelijk beleeft. Daarbij merkt de rechtbank op dat [eiseres] haar standpunt niet met medische objectieve informatie heeft onderbouwd. De rechtbank wil wel van [eiseres] aannemen dat zij haar klachten ernstiger beleeft, maar die beleving is niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang. In wat [eiseres] heeft aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen reden om te oordelen dat zij meer beperkt moet worden geacht op de datum in geding.
Arbeidsdeskundige beoordeling
8. [eiseres] heeft aangevoerd dat zij veel last heeft van geluiden en dat de functies moeten worden uitgevoerd in ruimtes waar voor haar (te) veel geluid is. Ook kan zij niet voldoen aan het hoge handelingstempo dat soms is vereist. De rechtbank ziet, uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, geen grond voor het oordeel dat de geduide functies in medisch opzicht ongeschikt zijn voor [eiseres] . De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 30 juni 2020 inzichtelijk gemotiveerd waarom de functies geschikt zijn voor [eiseres] . Waar er sprake was van signaleringen heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep uitgelegd waarom de functies alsnog voor [eiseres] geschikt zijn. Er is geen reden om aan te nemen dat de functies productiemedewerker industrie (SBC-code 11180), machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122) en samensteller kunststof (SBC-code 271130) de belastbaarheid van [eiseres] te boven gaan. Daarmee berust ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit op goede gronden.
Conclusie
9
.Het Uwv heeft de WIA-uitkering terecht toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 63,51%. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding voor het door [eiseres] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig - Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
De griffier is verhinderd te tekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Werkloosheidswet.
3.Wet arbeid en zorg.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1683.