ECLI:NL:RBAMS:2021:3332

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
C/13/703285 / FT RK 21.541
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om afkoelingsperiode ex artikel 376 Faillissementswet niet-ontvankelijk verklaard

Op 27 mei 2021 heeft de besloten vennootschap [verzoekster] een verklaring ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet (Fw) ter griffie gedeponeerd en op 14 juni 2021 verzocht om een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor een periode van vier maanden. [verzoekster] stelde dat zij, na een periode van stabilisatie, een akkoord aan haar crediteuren kon aanbieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoekster] een besloten akkoordprocedure buiten faillissement heeft gekozen. Op 25 juni 2021 is het verzoek in raadkamer behandeld, waarbij onder andere de heer [naam 4], bestuurder van [verzoekster], en mr. R.E. Jonen aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat [verzoekster] op dat moment geen liquide middelen had en geen mogelijkheden om een lening of krediet af te sluiten. De afkoelingsperiode was volgens [verzoekster] noodzakelijk om een faillissement te voorkomen en om tijd te krijgen voor het opstellen van cashflow- en winstprognoses. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen herstructureringsdeskundige was aangewezen, er geen akkoord was aangeboden en er ook niet was toegezegd dat binnen twee maanden een akkoord zou worden aangeboden. Dit betekent dat niet voldaan was aan de voorwaarden van artikel 376 Fw.

Uiteindelijk heeft de rechtbank [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om een afkoelingsperiode. De beschikking is gegeven door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. M.C. Bosch en mr. E. Boerwinkel, rechters, en in aanwezigheid van F.T.M. Bruning, griffier, op 28 juni 2021.

Uitspraak

Rechtbank AMSTERDAM

Team insolventie
verzoek afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw
rekestnummer: C/13/703285 / FT RK 21.541
uitspraakdatum: 28 juni 2021
beschikking op het ingekomen verzoek ex artikel 376 van de Faillissementswet Fw met bijlage, van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. R.E. Jonen, kantoorhoudende te Amsterdam,
hierna te noemen: [verzoekster] .

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft op 27 mei 2021 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd en bij verzoekschrift van 14 juni 2021 verzocht een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw te gelasten voor een periode van vier maanden. In het verzoekschrift heeft [verzoekster] gesteld dat op termijn, na in de gelegenheid te zijn gesteld de onderneming weer draaiend te krijgen, een aanbod aan de crediteuren kan worden gedaan.
1.2.
[verzoekster] heeft, zoals blijkt uit de startverklaring, gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.3.
Mr. M. van Eersel heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, namens [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] bij schrijven van 22 juni 2021 een zienswijze gegeven op het verzoek, onder overlegging van producties.
1.4.
Bij e-mail van 25 juni heeft verzoekster nog een productie overgelegd. Het verzoek is op 25 juni 2021 in raadkamer behandeld. Daarbij zijn door middel van een skype verbinding gehoord:
- de heer [naam 4] , bestuurder van [verzoekster] ;
- mr. R.E. Jonen.

2.De beoordeling

2.1.
[verzoekster] is een besloten vennootschap die voorheen handelde in gebruikte motorjachten in het luxe segment. Zoals ter zitting is verklaard is de bedrijfsvoering gewijzigd. [verzoekster] heeft inmiddels een bemiddelende rol in het verkooptraject van motorjachten waarvoor zij een commissie ontvangt. [verzoekster] heeft op dit moment geen liquide middelen en geen mogelijkheden om een lening of krediet af te sluiten. De afkoelingsperiode is nodig om een faillissement te voorkomen. [verzoekster] heeft nu een periode van rust nodig om tot stabilisering van haar voorheen verkoop- en thans bemiddelingsactiviteiten te komen. De beperkingen wegens de lockdown, waaronder de reisbeperkingen, worden in hoog tempo versoepeld. [verzoekster] heeft daardoor goede hoop dat de handel in motorjachten nu weer feitelijk zal kunnen aantrekken. Zij heeft dan enige tijd nodig om actuele cashflow- en winstprognoses te laten opstellen, op basis waarvan dan een akkoord aan schuldeisers kan worden aangeboden. Aanbieding van een akkoord binnen een periode van twee maanden is volgens [verzoekster] echter niet haalbaar.
2.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van art. 376 lid 1 Fw kan de schuldenaar om de afkondiging van een afkoelingsperiode verzoeken indien, na het deponeren van een startverklaring, aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
  • er is door de schuldenaar een akkoord aangeboden als bedoeld in art. 370 lid 1 Fw;
  • er is door de schuldenaar toegezegd dat binnen een termijn van ten hoogste twee maanden een dergelijk akkoord zal worden aangeboden;
  • er is door de rechtbank overeenkomstig art. 371 Fw een herstructurerings-deskundige aangewezen.
2.3.
De rechtbank stelt vast dat ten tijde van de behandeling van het verzoek geen herstructureringsdeskundige is aangewezen, nog geen akkoord is aangeboden en dat ook niet is toegezegd dat binnen een termijn van ten hoogste twee maanden een dergelijk akkoord zal worden aangeboden. [verzoekster] heeft daarentegen juist ter zitting uiteengezet dat het haar niet zal lukken om binnen twee maanden een akkoord aan te bieden aan haar schuldeisers. Dit betekent dat aan de voorwaarden, genoemd in art. 376 Fw, om een afkoelingsperiode te kunnen verzoeken niet is voldaan en dat [verzoekster] dus niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. M.C. Bosch en
mr. E. Boerwinkel, rechters en in aanwezigheid van F.T.M. Bruning, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2021.