ECLI:NL:RBAMS:2021:3372

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
C/13/702711 / KG ZA 21-438
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie en identiteitskaart voor minderjarige in kort geding

In deze zaak, die op 2 juli 2021 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben partijen, [eiser] en [gedaagde], een geschil over de zorgregeling en de toestemming voor de vakantie van hun minderjarige zoon, [minderjarige]. De ouders hebben gezamenlijk gezag over [minderjarige], die geboren is op [geboortedatum] 2016. Tijdens de zitting op 24 juni 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en is afgesproken dat de zaak pro forma zou worden aangehouden voor overleg. Op 29 juni 2021 hebben partijen overeenstemming bereikt over de vakantie van [minderjarige] naar Bonaire, maar er waren nog onduidelijkheden over de aanvraag van een identiteitskaart en de inschrijving bij de buitenschoolse opvang (BSO).

De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat de vorderingen van [eiser] tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor de vakantie en de aanvraag van een identiteitskaart voor [minderjarige] toewijsbaar zijn. Tevens is de vordering van [eiser] voor de inschrijving van [minderjarige] bij de BSO voor twee uur per week toegewezen. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat het in het belang van [minderjarige] is dat beide ouders zich inspannen om in goed overleg tot afspraken te komen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/702711 / KG ZA 21-438 DvH/MAH
Vonnis in kort geding van 2 juli 2021
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie bij dagvaarding van 8 juni 2021,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. T. Hoekx-Audiffred te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie bij akte van 22 juni 2021,
advocaat mr. H. Loonstein te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting op 24 juni 2021 waren partijen en hun advocaten aanwezig. [eiser] heeft de dagvaarding toegelicht en [gedaagde] de conclusie van eis in reconventie. Partijen hebben geconcludeerd tot weigering van de over en weer gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [gedaagde] ook een pleitnota.
1.2.
Aan het slot van de zitting is afgesproken dat de zaak pro forma wordt aangehouden tot 28 juni 2021 voor overleg tussen partijen. Daarbij was het aan [gedaagde] toegestaan om uiterlijk vrijdag 25 juni 2021,12:00 uur, nog stukken aan te leveren over de KLM-kwestie, hetgeen zij ook heeft gedaan.
1.3.
Op 29 juni 2021 heeft de griffie een e-mail, cc aan mr. Loonstein, ontvangen van mr. Hoekx, luidende:
“Partijen hebben overeenstemming bereikt in de hierboven kort aangeduide zaak. De oplossing waarvoor gekozen is is als volgt.Cliënt vliegt samen met [minderjarige] naar Bonaire op 10 juli 2021 en draagt [minderjarige] op Bonaire over aan mevrouw [gedaagde] . Cliënt heeft zijn ticket omgeboekt en vliegt op 24 juli 2021 terug naar Amsterdam. Het ticketnummer en boekingscode zijn bij mevrouw [gedaagde] bekend. [minderjarige] vliegt met mevrouw [gedaagde] terug op 1 augustus 2021 (aankomst 2 augustus 2021 Amsterdam).
Onder deze afspraak verlenen partijen elkaar over en weer toestemming.
Ik verzoek u het bovenstaande op te nemen in de beschikking.
Tevens verzoek ik u over de overige vorderingen uitspraak te doen.
Hoewel tijdens de zitting werd toegezegd dat de ID kaart met toestemming van mevrouw [gedaagde] zou worden aangevraagd, heeft zij dit weer ingetrokken. Een uitspraak is derhalve noodzakelijk.”
Even later hebben partijen nog verzocht om toe te voegen dat 9:00 uur het tijdstip van overdracht is op 24 juli 2021.
1.4.
Vervolgens is aan partijen bericht dat 2 juli 2021 vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie gehad tot augustus 2017. Zij hebben een zoon van bijna vijf jaar oud, [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 te Amsterdam. [eiser] heeft het kind erkend. De ouders hebben gezamenlijk gezag.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 2 december 2020 (C/13/644512/ FA RK 18- 1479) is een zorgregeling met betrekking tot [minderjarige] vastgelegd.

3.Het geschil

3.1.
Partijen hebben onenigheid over de invulling van de komende zomervakantie met [minderjarige] , over de aanvraag van een identiteitskaart voor [minderjarige] en over de recente aanmelding door [eiser] van [minderjarige] voor de aan diens basisschool verbonden buitenschoolse opvang (BSO) voor 2 uur om de week. [gedaagde] heeft die aanmelding weer ongedaan gemaakt.
De vorderingen in conventie
3.2.
[eiser] vordert [gedaagde] te veroordelen:
1. tot het geven van (vervangende) toestemming voor de vakantie van de minderjarige zoon van partijen, [minderjarige] , met [eiser] voor de vakantie van 10 juli 2021 tot en met 24 juli 2021 waarbij de overdracht zal plaatsvinden op Bonaire aan de vrouw op 24 juli 2021;
2. om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis de identiteitskaart voor [minderjarige] aan te vragen;
3. tot het geven van (vervangende) toestemming voor de inschrijving van [minderjarige] bij de BSO voor de duur van 2 uur om de week en de aanvraag kinderopvangtoeslag,
een en ander op straffe van dwangsommen en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
De vorderingen in reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert:
I. vervangende toestemming te verlenen voor het uitreizen, de reis en het verblijf van [minderjarige] naar en in Bonaire onder begeleiding van [gedaagde] van 24 juli 2021 tot en met 2 augustus 2021;
II. te bepalen dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de man;
III. [eiser] in de proceskosten te veroordelen.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Partijen hebben na de zitting afspraken kunnen maken over de invulling van de zomervakantie zoals vermeld onder 1.3, zodat niet meer hoeft te worden beslist op de over en weer ingestelde vorderingen tot het verlenen van vervangende toestemming voor vakantie. Voor de zekerheid zal in het dictum worden vermeld dat de voorzieningenrechter verstaat dat partijen over en weer de benodigde toestemmingsformulieren zullen ondertekenen om met [minderjarige] te reizen.
Identiteitskaart
4.2.
Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard toestemming te verlenen voor het aanvragen van een identiteitskaart voor [minderjarige] . De advocaat van [eiser] stelt in haar e-mail van 29 juni 2021 (zie 1.3) dat [gedaagde] deze toestemming weer heeft ingetrokken. Dat is door [gedaagde] niet tegengesproken.
4.3.
Er is geen redelijke grond bekend waarom [gedaagde] geen toestemming voor het aanvragen van een identiteitskaart zou verlenen. Ter zitting is juist besproken dat het praktisch is als de ene ouder het paspoort en de andere ouder de identiteitskaart in beginsel onder zich houdt. Uiteraard dient het paspoort aan de andere ouder te worden afgegeven als dat vereist is voor een bepaald doel. De conclusie is dat de vordering zal worden toegewezen, met dien verstande dat aan [eiser] vervangende toestemming zal worden verleend om de identiteitskaart aan te vragen. Nu hij degene is die kennelijk prijs stelt op een identiteitskaart voor [minderjarige] , is niet duidelijk waarom [gedaagde] deze op straffe van een dwangsom zou moeten aanvragen. Dat zou ook onpraktisch zijn, omdat zij dan weer een toestemmingsverklaring van [eiser] nodig heeft en dat weer kans geeft op nieuwe conflicten.
Met de vervangende toestemming kan [eiser] zelf de identiteitskaart aanvragen. Het opleggen van een dwangsom is dan ook niet nodig.
BSO
4.4.
[eiser] stelt dat hij een nieuwe baan heeft met andere tijden, waardoor om de week twee uur BSO voor [minderjarige] nodig is. [gedaagde] verzet zich daartegen omdat zij het niet in het belang acht van [minderjarige] om naar de BSO te gaan terwijl zijn moeder ( [gedaagde] ) hem kan opvangen. Mede daarom stelt zij, bij verzoekschrift van 21 juni 2021 aan deze rechtbank, wijziging van de zorgregeling te hebben verzocht, dat wil zeggen uitbreiding van haar tijd met [minderjarige] .
4.5.
De voorzieningenrechter ziet niet in waarom het niet in het belang van [minderjarige] zou zijn dat [eiser] zijn tijd met zijn zoon zo invult, dat [minderjarige] voortaan eens per twee weken twee uur naar de BSO gaat. Daarbij komt dat [gedaagde] niet heeft betwist dat de BSO in hetzelfde gebouw zit als de school van [minderjarige] , dat vriendjes uit [minderjarige] klas ook naar de BSO gaan en dat [minderjarige] er graag heen wil.
Het is weliswaar niet fraai dat [eiser] [minderjarige] zonder toestemming van [gedaagde] al bij de BSO heeft ingeschreven, maar gezien de ook ter zitting gebleken moeizame verhouding en communicatie tussen partijen is voorstelbaar dat zijn bewering juist is dat hij over deze kwestie al een tijd vergeefs met [gedaagde] tracht te overleggen.
Hoe dit ook zij, voorshands wordt geoordeeld dat een verblijf van enkele uren eens in de twee weken niet in strijd is met het belang van [minderjarige] , zodat de gevorderde vervangende toestemming, ook voor de aanvraag kinderopvangtoeslag, zal worden verleend. De gevorderde dwangsom zal niet worden toegewezen, om dezelfde reden als vermeld onder 4.3.
Slot
4.6.
De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat beide partijen zich in het vervolg maximaal zullen inspannen om in het belang van hun kind redelijk, zakelijk en tijdig over dit soort dingen met elkaar te overleggen (zonder tussenkomst van de rechter).
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie en reconventie
5.1.
verstaat dat [gedaagde] en [eiser] de benodigde toestemmingsformulieren zullen ondertekenen om het de andere ouder mogelijk te maken met [minderjarige] naar en van Bonaire te vliegen conform de in 1.3 vermelde afspraken,
5.2.
verleent aan [eiser] een verklaring van toestemming (in de plaats komend van de toestemming van [gedaagde] ) als bedoeld in artikel 34 lid 2 jo artikel 2 lid 2 van de Paspoortwet, voor de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart ten behoeve van het minderjarige kind van partijen, [minderjarige] , geboren te Amsterdam op [geboortedatum] 2016,
5.3.
verleent aan [eiser] vervangende toestemming (in de plaats komend van de toestemming van [gedaagde] ) voor de inschrijving van [minderjarige] bij de BSO voor twee uur om de week en voor de daarmee overeenkomende aanvraag kinderopvangtoeslag,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MAH