Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 februari 2020, met producties,
- de incidentele conclusie tot verwijzing naar de sector civiel, met producties,
- de incidentele conclusie van antwoord,
- het vonnis van de kantonrechter van 16 juni 2020, waarbij de zaak is verwezen naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de afdeling privaatrecht van deze rechtbank,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- de akte houdende wijziging van eis, met producties,
- de antwoordakte wijziging van eis,
- het tussenvonnis van 27 januari 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte houdende wijziging van eis, tevens houdende een akte overlegging aanvullende producties,
- de akte overlegging producties zijdens [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 20 mei 2021, waarvan de zittingsaantekeningen zich in het dossier bevinden,
- de beslissing van het Hof van Discipline van 21 mei 2021.
3.Het geschil
4.De beoordeling
dominus litisen bepaalt aldus uiteindelijk – na overleg met zijn cliënt – zelfstandig wat wel en niet wordt aangevoerd (vgl. het arrest van het hof van 11 oktober 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4105).
allehuurcontracten van de bewoners van het wooncomplex “ [naam] ”. Zelfs indien deze vordering zou zijn toegewezen, heeft [eiseres] in het licht van de gemotiveerde betwisting onvoldoende onderbouwd dat het hof reeds hierom tot een andersluidend oordeel zou zijn gekomen.