ECLI:NL:RBAMS:2021:3463
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in Ziektewetzaak met betrekking tot beëindiging uitkering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die haar Ziektewetuitkering had zien beëindigen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Het primaire besluit tot beëindiging van de uitkering was genomen op 12 maart 2021, met als argument dat verzoekster op 23 maart 2021 meer dan 65% van haar laatstverdiende loon kon verdienen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij momenteel geen eigen inkomen heeft en het aanvragen van bijstandsuitkering negatieve gevolgen voor haar verblijfsrecht kan hebben.
De voorzieningenrechter heeft op 24 juni 2021 de zaak behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechter heeft overwogen dat het oordeel van de voorzieningenrechter voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Verzoekster heeft vrijstelling van het griffierecht aangevraagd, wat is toegewezen op basis van haar financiële situatie.
De rechter heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen in overweging genomen. De primaire verzekeringsarts had vastgesteld dat verzoekster lijdt aan diverse medische aandoeningen, maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeerde dat er geen noodzaak was voor verdere beperkingen dan al vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de argumenten van verzoekster niet voldoende waren om het bestreden besluit te weerleggen. Daarom is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.