Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[verweerder sub 2.],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Hoe is de aanrijding volgens u veroorzaakt” verklaard: “
Ik kwam van rechts en hij gaf mij geen voorrang en daarbij reed hij volgens mij te hard”. [verweerder sub 2.] heeft verklaard: “
Ik zag opeens vanuit een steegje rechts vanuit de Universiteit van Amsterdam ‘de Turfdraagsterpad’ een vrouw op een fiets aankomen.” Tot slot heeft getuige [naam] verklaard: “
De fietser kwam uit de poort links van het museum. De auto reed tegen de fietser aan.”Deze verklaringen geven, in hun onderlinge samenhang bezien, geen aanleiding om aan te nemen dat het moment waarop [verzoekster] naar rechts afsloeg allang was gepasseerd toen [verweerder sub 2.] haar aanreed. Daar komt bij dat uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat [verzoekster]
linksachter door de Birò is geraakt. Dit past bij de aanname dat [verzoekster] nog bezig was met afslaan op het moment dat zij werd aangereden. De als productie 16 overgelegde foto’s en de door de politie gemaakte situatieschets geven geen aanleiding hierover anders te oordelen. Uit het feit dat [verzoekster] uiteindelijk enkele meters verwijderd van de kruising onder de Birò terecht is gekomen of is geëindigd, kan niet zonder meer worden afgeleid dat zij haar manoeuvre (het afslaan) al had afgerond. Zij kan immers ook door de klap nog enigszins vooruit zijn verplaatst.