ECLI:NL:RBAMS:2021:3686

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
13/845113-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van (gewoonte)witwassen door gebrek aan bewijs van wetenschap criminele herkomst

Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van (gewoonte)witwassen tussen 1 januari 2009 en 2 maart 2016. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door haar raadsman, mr. J. van Wijk. De officier van justitie, mr. M.J. Dontje, vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging, maar kon niet aantonen dat de verdachte wist dat het geld voor de aankoop van de appartementen afkomstig was uit misdrijf. De verdediging stelde dat de verdachte te goeder trouw was en ervan uit mocht gaan dat het geld van medeverdachte [medeverdachte] afkomstig was uit pokerwinsten.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan (gewoonte)witwassen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel het aannemelijk was dat de medeverdachte geld verdiende met pokeren, er geen concrete en verifieerbare verklaring was voor de herkomst van het geld dat gebruikt was voor de aankoop van de appartementen. Bovendien kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van het geld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. N.J. Koene, voorzitter, en mrs. A.H.E. van der Pol en R.K. Pijpers, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C. Wolswinkel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845113-16 (Promis)
Datum uitspraak: 9 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2021. Verdachte was niet aanwezig, maar werd wel vertegenwoordigd door haar raadsman, mr. J. van Wijk.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. Dontje en van wat de raadsman van verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – samengevat – van beschuldigd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen tussen 1 januari 2009 en 2 maart 2016.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht.

3.Vrijspraak

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
De officier van justitie gaat ervan uit dat de in de tenlastelegging genoemde appartementen zijn aangeschaft met geld dat uit misdrijf afkomstig was en dat dit geld niet door medeverdachte [medeverdachte] is verdiend met pokeren. De officier van justitie kan echter niet bewijzen dat verdachte meer wist van de herkomst van het geld dan wat zij daarover zelf verklaarde, namelijk dat [medeverdachte] dat met pokeren had verdiend. Op die grond kan de officier van justitie niet bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
De officier van justitie kan wel vaststellen dat verdachte wist dat je juiste belastingaangiften moet doen, te meer daar verdachte ook partij was bij een vaststellingsovereenkomst over 2004-2008 tussen de Belastingdienst en [medeverdachte] /verdachte. In de aangifte over 2009 zijn de vermeende pokerwinsten (voor een gesteld bedrag van € 178.000,-) waarmee de appartementen zouden zijn gefinancierd niet opgenomen, net als de appartementen zelf. De officier van justitie stelt daarom dat sprake is van een fiscaal gronddelict, waardoor de appartementen deels afkomstig zijn uit misdrijf. Gelet op de duur van het witwassen vindt de officier van justitie de strafverzwarende omstandigheid van de gewoonte ook bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat niet is bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en verzoekt haar hiervan vrij te spreken.
De verdediging stelt dat de verklaring van verdachte is dat bij [medeverdachte] sprake is van inkomen uit pokerwinsten en dat de appartementen vanuit die pokerwinsten zijn betaald. Dit blijkt onder meer uit de verklaringen van de verdachten en de getuigenverklaringen in het dossier en de eerdere veroordeling (2001) van [medeverdachte] voor het overtreden van de Wet op de kansspelen. De omstandigheid dat niet vastgesteld kan worden wanneer en met wie [medeverdachte] heeft gepokerd, betekent niet dat hij niet heeft gepokerd.
Ook is van belang dat verdachte te goeder trouw was en ervan uit mocht gaan dat het geld van [medeverdachte] uit poker afkomstig was. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte wist dat de appartementen zijn aangekocht met geld dat uit misdrijf afkomstig was. De verdediging stelt tot slot dat zij niet inziet welk fiscaal delict als gronddelict kan fungeren voor de aanschaf van de appartementen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van (gewoonte)witwassen en zal haar daarvan vrijspreken. Daarvoor is het volgende van belang.
Op basis van het dossier komt naar voren dat de in de tenlastelegging genoemde appartementen zijn aangeschaft met geld dat van [medeverdachte] afkomstig was. De verklaring van verdachte en [medeverdachte] is dat dit geld door [medeverdachte] is verdiend met pokeren.
De rechtbank komt in het vonnis van [medeverdachte] tot de conclusie dat weliswaar aannemelijk is dat [medeverdachte] tot op zekere hoogte in zijn levensonderhoud voorziet, of probeert te voorzien, door te pokeren, maar dat dit nog geen concrete, verifieerbare verklaring oplevert wat betreft het geld dat is gebruikt voor de aanschaf van de appartementen. Net als de officier van justitie en de verdediging kan de rechtbank echter niet vaststellen dat ook verdachte wist dat het voor de aanschaf van de appartementen gebruikte geld niet afkomstig was uit de pokerwinst van [medeverdachte] . In die zin is niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
De rechtbank kan ook niet vaststellen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen met een voorafgaand fiscaal delict als gronddelict. Het mogelijke fiscale delict zou erin bestaan dat de pokerwinsten uit 2009 die de aanschaf van de appartementen mogelijk hebben gemaakt niet in de belastingaangiften over 2009 zijn opgegeven en dat het bezit van de appartementen eveneens niet in de belastingaangiften is opgenomen.
Van belang is dat de appartementen op 19 februari 2009 en 13 augustus 2009 zijn aangekocht en op dat moment was in elk geval nog geen sprake van fiscale misdrijven over niet opgegeven pokerwinsten in 2009 of niet opgegeven vermogen in 2009. De verplichting om over 2009 aangifte te doen voor de inkomstenbelasting ontstaat pas na afloop van het belastingjaar 2009. De voor de aanschaf van de appartementen gebruikte geldbedragen zijn om die reden dan ook niet afkomstig uit (eventuele) nog niet gepleegde fiscale misdrijven. Ook om die reden is niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. A.H.E. van der Pol en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 juli 2021.
Bijlage
[--]
  • [--]
  • [--]