Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Vrijspraak
4.Beslissing
- [--]
- [--]
Rechtbank Amsterdam
Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van (gewoonte)witwassen tussen 1 januari 2009 en 2 maart 2016. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door haar raadsman, mr. J. van Wijk. De officier van justitie, mr. M.J. Dontje, vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging, maar kon niet aantonen dat de verdachte wist dat het geld voor de aankoop van de appartementen afkomstig was uit misdrijf. De verdediging stelde dat de verdachte te goeder trouw was en ervan uit mocht gaan dat het geld van medeverdachte [medeverdachte] afkomstig was uit pokerwinsten.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan (gewoonte)witwassen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel het aannemelijk was dat de medeverdachte geld verdiende met pokeren, er geen concrete en verifieerbare verklaring was voor de herkomst van het geld dat gebruikt was voor de aankoop van de appartementen. Bovendien kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van het geld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is uitgesproken door mr. N.J. Koene, voorzitter, en mrs. A.H.E. van der Pol en R.K. Pijpers, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C. Wolswinkel.