ECLI:NL:RBAMS:2021:3739

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1627
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging noodopvang van een vrouw en haar minderjarige kind door de gemeente in strijd met EU-recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw (eiseres) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (verweerder) over de beëindiging van de noodopvang voor de vrouw en haar minderjarige dochter. Eiseres, die de Surinaamse nationaliteit heeft, kwam in 2019 naar Nederland met haar dochter, die de Nederlandse nationaliteit heeft, na jarenlang mishandeld te zijn door haar ex-man. De gemeente beëindigde de noodopvang op 8 november 2019, omdat eiseres volgens hen niet tot de doelgroep voor noodopvang behoorde. De rechtbank oordeelde dat de gemeente onvoldoende had onderbouwd waarom eiseres en haar dochter geen recht hadden op noodopvang, en dat de beëindiging van de noodopvang in strijd was met het EU-recht. De rechtbank stelde vast dat de gemeente niet had aangetoond dat eiseres niet dakloos was en dat de beëindiging van de noodopvang de rechten van haar dochter als EU-burger schond. De rechtbank vernietigde het besluit van de gemeente en droeg hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de omstandigheden van eiseres en haar dochter opnieuw in overweging moesten worden genomen. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/1627

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[…] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. L. Veenman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. J.C. Smit en mr. E. Mensing van Charante).

Conclusie

1.1.
De rechtbank stelt […] (eiseres)
in het gelijkmet betrekking tot haar aanvraag om
noodopvangen
niet in het gelijkmet betrekking tot haar aanvraag om
maatschappelijke opvang. De gemeente heeft onvoldoende uitgelegd waarom eiseres en haar minderjarige dochter (die de Nederlandse nationaliteit heeft) geen recht hebben op noodopvang van de gemeente. De gemeente stelt dat eiseres en haar dochter onder andere geen recht hebben op noodopvang, omdat eiseres kan terugkeren naar Suriname. Dit vereiste kan de gemeente niet stellen, omdat het in strijd is met het EU recht.
1.2.
Eiseres en haar dochter hebben geen recht op maatschappelijke opvang, omdat zij niet behoren tot de doelgroep waarvoor deze opvang bedoeld is. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

Wat is de aanleiding voor deze rechtszaak?

Eiseres heeft een huisvestingsprobleem
2.1.1. Eiseres heeft de Surinaamse nationaliteit en haar minderjarige dochter heeft de Nederlandse nationaliteit. Eiseres is in 2019 samen met haar dochter naar Nederland gekomen met een visum voor drie maanden. Eiseres geeft aan dat zij naar Nederland is gekomen, omdat zij jarenlang is mishandeld door haar ex-man. Zij wilde een betere toekomst voor haar dochter. Eiseres heeft nog twee kinderen, die bij hun oma wonen in Suriname.
2.1.2. Sinds haar komst in Nederland heeft eiseres op verschillende adressen bij familie verbleven. Zij heeft ook even in de noodopvang bij verschillende gemeenten verbleven. Sinds 2019 verblijft eiseres bij een tante in [plaats] . De relatie tussen eiseres en haar tante is verslechterd. Eiseres geeft aan dat haar tante eiseres en haar dochter meerdere keren heeft buitengesloten, waardoor zij in de winter soms urenlang in het trappenhuis moesten verblijven. Eiseres heeft een verklaring van haar tante overgelegd, waarin de tante schrijft dat eiseres en haar dochter niet lang meer bij haar mogen inwonen. Eiseres reageert overal in Nederland op woningen en heeft nog steeds geen woning gevonden.
De gemeente wees de aanvraag van eiseres om opvang af
2.2.1. Vanwege haar situatie deed eiseres op 11 oktober 2019 een verzoek om maatschappelijke opvang en noodopvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bij het Centraal Meldpunt Dakloze Gezinnen (CMDG) van de GGD. In afwachting van haar aanvraag kregen eiseres en haar dochter iets korter dan een maand noodopvang.
2.2.2. De gemeente beëindigde de noodopvang met een besluit van 29 oktober 2019 per 8 november 2019, omdat eiseres niet tot de doelgroep behoort die in aanmerking komt voor noodopvang. Eiseres is onvoorbereid uit Suriname naar Nederland gekomen en kan terugkeren naar Suriname met hulp van de gemeente. De gemeente wees vervolgens de aanvraag om maatschappelijke opvang af in een besluit van 30 oktober 2019, omdat eiseres niet tot de doelgroep behoort waarvoor deze opvang is bedoeld (mensen die niet zelfredzaam zijn en problemen hebben op meerdere leefgebieden). De gemeente liet haar adviesorgaan op dit gebied - de Centrale Toegang van de GGD - de situatie van eiseres en haar dochter onderzoeken. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat eiseres zelfredzaam is en dat alleen sprake is van een huisvestingsprobleem. Eiseres verklaarde tijdens deze eerste screening dat zij zelfstandig kan en wilde wonen.
De procedure
2.3.1. Eiseres is het niet eens met het besluit van de gemeente dat zij geen recht heeft op maatschappelijke opvang en dat de gemeente de noodopvang beëindigde. Zij procedeerde eerst bij de voorzieningenrechter, welke eiseres niet in het gelijk stelde. De gemeente verklaarde de bezwaren van eiseres tegen de besluiten vervolgens ongegrond in het besluit op bezwaar van 5 februari 2020 (het bestreden besluit). Eiseres startte een bodemprocedure tegen dit laatste besluit van de gemeente. De rechtbank hield een Skypezitting op 6 april 2021, en verwees de zaak door naar een zitting van de meervoudige kamer. De rechtbank gaf de gemeente de opdracht om de GGD nogmaals naar de situatie van eiseres te laten kijken. De GGD kwam op 29 april 2021 met een tweede screeningsrapport.
2.3.2. De meervoudige kamer van de rechtbank hield een Skypezitting in de zaak op
10 mei 2021, waar partijen hun standpunten naar voren brachten. Eiseres, haar dochter, haar gemachtigde en de gemachtigden van de gemeente waren aanwezig op de zitting. Ook was aan de zijde van eiseres aanwezig advocaat mr. H.M. de Roo.

Waarom heeft eiseres geen recht op maatschappelijke opvang?

Het standpunt van eiseres
3.1.
Eiseres voert aan dat zij wel recht heeft op maatschappelijke opvang. Eiseres is niet zelfredzaam. Het onzekere bestaan eist zijn tol en heeft een negatieve weerslag op de gezondheid van eiseres en haar dochter. De klachten van eiseres worden erger en het lukt haar niet langer haar hoofd boven water te houden. Eiseres is sinds kort onder behandeling bij een psycholoog vanwege stressklachten. Ze heeft trauma te verwerken uit het verleden (het huiselijk geweld dat zij heeft meegemaakt). Haar dochter die nog in Suriname is, is verkracht door haar ex-partner, de vader van haar dochter in Nederland. Eiseres huilt dagelijks. Ze is somber, slaapt en eet slecht. Eiseres heeft ook fysieke klachten. Ze heeft trillende handen en pijn in haar achterhoofd. Ze wordt soms draaierig en ziet dan dubbel. Met al deze omstandigheden heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden.
Het beoordelingskader
3.2.1.
Op grond van de Wmo komt een ingezetene van Nederland in aanmerking voor een maatwerkvoorziening opvang als hij de thuissituatie heeft verlaten en niet in staat is om zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving
(artikel 1.2.1. sub c van de Wmo).
3.2.2.
De Wmo is volgens het beleid van de gemeente bedoeld om mensen, die niet zelfredzaam zijn vanwege een beperking of vanwege chronische psychische of psychosociale problemen, een maatwerkvoorziening van maatschappelijke opvang te bieden. Het gaat dan bijvoorbeeld om iemand die schizofreen is en hulp nodig heeft, omdat hij zich vanwege zijn psychische klachten niet staande kan houden in de maatschappij. De gemeente heeft haar verantwoordelijkheid om op grond van de Wmo opvang te bieden in haar verordening en beleid zo uitgelegd dat iemand hier alleen voor in aanmerking komt als hij of zij:
- dakloos is,
- beperkt zelfredzaam is op meerdere leefgebieden,
- en niet beschikt over alternatieven die een eind kunnen maken aan de dakloosheid.
3.2.3.
De hoger beroepsrechter oordeelde in juni 2020 dat de manier waarop de gemeente toetst of iemand wel of niet in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang juist is. [1] Iemand komt alleen in aanmerking voor maatschappelijke opvang als hij of zij beperkt zelfredzaam is. Dit houdt in dat iemand niet in staat is zichzelf te handhaven in de samenleving op
meerdere leefgebieden(en in principe dus niet als er alleen sprake is van dakloosheid). In de zaak bij de hoger beroepsrechter was aangevoerd dat iemand die feitelijk niet in staat blijkt te zijn onderdak voor zichzelf te regelen, beperkt zelfredzaam is en dus
altijdin aanmerking moet komen voor maatschappelijke opvang. De hoger beroepsrechter oordeelde dat dit niet het geval is. De beoordelingsmaatstaaf is of iemand door problemen bij het zich handhaven in de samenleving niet in staat is zelf in onderdak te kunnen voorzien.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Anders dan eiseres aanvoert, oordeelt de rechtbank met de gemeente dat eiseres en haar dochter geen recht hebben op maatschappelijke opvang. Zoals hiervoor is toegelicht bij het beoordelingskader, mag de gemeente het beleid voeren dat zij alleen mensen toelaat tot de maatschappelijke opvang, die beperkt zelfredzaam zijn op meerdere leefgebieden. De gemeente onderzocht zorgvuldig of eiseres beperkt zelfredzaam is. De gemeente liet de Centrale Toegang van de GGD twee screeningsonderzoeken doen. Eiseres is twee keer op gesprek geweest bij de GGD.
3.3.2.
De GGD heeft de zelfredzaamheid van eiseres onderzocht op de leefgebieden gedrag, geestelijke en lichamelijke gezondheid, middelengebruik, huisvesting, huiselijke relaties, sociaal netwerk, maatschappelijke participatie, werk en opleiding, basale en instrumentele activiteiten, tijdsbesteding, financiën, justitie en zorgkader. Verder is er gekeken naar de situatie van de dochter van eiseres, aan de hand van wat eiseres naar voren bracht. Daarbij zijn alle omstandigheden van eiseres en haar dochter meegewogen, die eiseres in de gesprekken naar voren heeft gebracht. De GGD concludeert dat eiseres niet beperkt zelfredzaam is. Eiseres heeft tijdens de eerste screening gezegd dat zij zelfstandig kan en wil wonen. De primaire hulpvraag van eiseres is huisvesting. Uit de tweede screening blijkt dat eiseres een stabiel financieel inkomen heeft en maandelijks spaart. Eiseres loopt stage voor 24 uur per week. Zij kan zelf een huishouden voeren. Erkend wordt dat eiseres psychische en lichamelijke klachten heeft, maar zij heeft hiervoor hulp en hieruit volgt niet dat een traject maatschappelijke opvang passend is voor eiseres. Eiseres heeft verder een voldoende steunend netwerk en er is geen risico op politie/justitie contacten.
3.3.3.
De gemeente kwam dus na zorgvuldig onderzoek tot de conclusie dat eiseres een vrouw is die zich op andere levensgebieden (dan het huisvestingsprobleem) zelf kan redden en zich staande kan houden in de maatschappij. Eiseres heeft weliswaar psychische klachten, maar zij is zelf in staat hiervoor ondersteuning te regelen. Het is niet zo dat zij zich vanwege haar psychische klachten, niet staande kan houden in de maatschappij. Concluderend mocht de gemeente beslissen dat eiseres niet in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang en dat de Wmo niet de weg is voor eiseres om haar huisvestingsprobleem op te lossen.

Waarom heeft eiseres wel recht op noodopvang?

Wat is noodopvang?
4.1.1.
Het recht op noodopvang is een algemene voorziening op grond van de Wmo. Aan algemene voorzieningen worden geen toegangseisen gesteld. Het uitsluiten van mensen van algemene voorzieningen is, anders dan bij een maatwerkvoorziening, niet mogelijk. [2]
4.1.2.
De algemene voorziening crisisopvang voor dakloze gezinnen is volgens het beleid van de gemeente kortdurend voltijd verblijf voor gezinnen die feitelijk dak- en thuisloos zijn. Deze crisisopvang duurt maximaal drie maanden met eenmalig de mogelijkheid tot verlenging met nog eens drie maanden. Het doel van de opvang is dat betrokkenen en hun kinderen tot rust komen en dat wordt gekeken naar de mogelijkheden voor een meer structurele oplossing, zoals gezinsopvang. Het gezin moet meewerken aan een traject dat gericht is op het opheffen van de situatie van dakloosheid en het herstel naar een zo zelfstandig mogelijk bestaan. In de crisisopvang voor dakloze gezinnen wordt bij de melding, alsmede gedurende het hele verblijf, samen met de betrokkene(n) gezocht naar alternatieven om toch zelf te voorzien in onderdak, bijvoorbeeld via familie of binnen het sociale netwerk.
4.1.3.
Voor het verblijf in de crisisopvang voor dakloze gezinnen geldt een aantal algemene voorwaarden. Dit houdt in dat het gezin:
• Zich inschrijft bij Woningnet en de inschrijving op tijd verlengt.
• In Woningnet wekelijks reageert op maximaal kansrijke woningen en daarbij geen voorkeur voor een bepaalde woning of buurt opgeeft.
• Gezien de lange wachtduur voor een sociale huurwoning in Amsterdam bereid is om een verhuizing naar een gemeente buiten Amsterdam te overwegen.
• Meewerkt aan de persoonlijke begeleiding die het ontvangt in de crisisopvang.
• Na ondertekening van de overeenkomst voor bemiddeling naar een passende woning, de aangeboden woning niet mag weigeren. Mocht er toch sprake zijn van een weigering dan zal per situatie bekeken moeten worden welke passende maatregelen worden getroffen, waarbij beëindiging van de voorziening een mogelijkheid is. [3]
De vaste gedragspraktijk van de gemeente en de zaak van eiseres
4.2.1.
Volgens de gemeente vallen eiseres en haar dochter niet onder de doelgroep die in aanmerking komt voor noodopvang voor dakloze gezinnen. De wethouder van de gemeente heeft in een brief van 5 juni 2019 kenbaar gemaakt dat er een aangescherpt beleid wordt gevoerd om de druk op de noodopvang te verminderen. Er zijn steeds meer gezinnen die zich melden voor noodopvang, waaronder een groeiende groep gezinnen die onvoorbereid terugkeert uit het buitenland. De gemeente heeft onvoldoende capaciteit en wil dat er plaatsen beschikbaar blijven in noodopvang voor Amsterdamse gezinnen.
4.2.2.
De noodopvang staat daarom niet meer open voor remigrantengezinnen die zelfredzaam zijn. Deze gezinnen kunnen kortdurend verblijven in de noodopvang (in de betreffende brief staat drie dagen) en krijgen dan een terugkeerregeling aangeboden van de gemeente. De gemeente heeft de noodopvang van eiseres en haar dochter na iets minder dan een maand beëindigd, omdat zij zelfredzaam is en aan haar een terugkeerregeling is aangeboden naar Suriname waarvan zij geen gebruik heeft gemaakt.
Het standpunt van eiseres
4.3.
Eiseres voert - samengevat - aan dat deze gedragspraktijk van de gemeente geen beleid is, omdat dit niet op de juiste manier openbaar is gemaakt. Verder is de gedragspraktijk in strijd met artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De dochter van eiseres heeft de Nederlandse nationaliteit en valt daarom als burger van de Europese Unie (EU) onder de bescherming van artikel 20 van het VWEU. Als de noodopvang wordt beëindigd na het aanbieden van een terugkeerregeling, kan de dochter van eiseres niet op een menswaardige manier in de EU verblijven en wordt zij feitelijk gedwongen het grondgebied van de EU te verlaten. Eiseres heeft onder andere verwezen naar de arresten Chavez-Vilchez [4] en Ruiz Zambrano [5] van het Europese Hof van Justitie.
Het beoordelingskader
4.4.1.
In artikel 20, tweede lid en onder a van het VWEU staat dat de burgers van de Unie de rechten genieten en de plichten hebben die bij de Verdragen zijn bepaald. Zij hebben onder andere het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven.
4.4.2.
In artikel 1 van het Handvest van de EU staat dat de menselijke waardigheid onschendbaar is. Zij moet worden geëerbiedigd en beschermd. In artikel 24 van het Handvest staat dat kinderen recht hebben op de bescherming en de zorg die nodig zijn voor hun welzijn.
4.4.3.
Uit de arresten Chavez-Vilchez en Ruiz Zambrano volgt dat een kind met de nationaliteit van een EU land (zoals Nederland), vanwege artikel 20, tweede lid en onder a van het VWEU niet gedwongen kan worden de EU te verlaten. Als het kind een ouder heeft met een nationaliteit van buiten de EU die wordt gedwongen de EU te verlaten, kan dit ertoe leiden dat het kind ook gedwongen wordt de EU te verlaten. Er kan daarom een verblijfsrecht ontstaan voor de ouder met de nationaliteit van een land buiten de EU, zodat het kind gebruik kan maken van zijn recht om vrij in de EU te verblijven. Dit is sowieso het geval bij een alleenstaande moeder, die voor het kind zorgt, als de vader buiten beeld is.
4.4.4.
Het burgerschap van de Unie verleent iedere Unieburger, binnen de beperkingen van het VWEU en de maatregelen tot uitvoering daarvan, een fundamenteel en persoonlijk recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten. [6] Lidstaten mogen dus in beginsel niet het effectieve genot van de essentie van de rechten die een burger van de Unie heeft (op basis van artikel 20, tweede lid en a van het VWEU) beperken. Dit is alleen anders als dit nodig is om de openbare orde te beschermen (als iemand bijvoorbeeld ernstige misdaden heeft gepleegd). Het kind heeft als burger van de Unie recht op een menswaardig bestaan en op de bescherming en zorg die nodig zijn voor zijn welzijn. Hieronder vallen sociale voorzieningen, zoals eten, drinken, kleding, onderdak en medische zorg. [7] In de zaak Ruiz Zambrano ging het om een werkloosheidsuitkering en in de zaak Chavez om kinderbijslag en bijstand die werden afgewezen door de overheid, omdat de betreffende ouder geen verblijfsrecht zouden hebben. Door deze voorzieningen af te wijzen, konden de ouders niet voorzien in een menswaardig bestaan voor hun kind en werd het hen uiterst moeilijk gemaakt om in de EU te verblijven. Het werd de kinderen op die manier feitelijk onmogelijk gemaakt om gebruik te maken van het effectieve genot van hun rechten als burger van de Unie.
Het oordeel van de rechtbank over de vraag of er sprake is van beleid
4.5.
De rechtbank is allereerst met eiseres van oordeel dat de brief van de wethouder van 5 juni 2019 (voor zover deze al extern gericht is) niet kan worden aangemerkt als beleid, omdat niet is gebleken dat deze op de juiste manier officieel bekend is gemaakt. [8] Het beleid is daardoor niet vindbaar voor burgers. De gemeente heeft dit beleid ook niet in de Nadere Regels Wmo opgenomen, waarin het relevante beleid van de gemeente is neergelegd. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van beleid, maar wel van een vaste gedragspraktijk.
Het oordeel van de rechtbank over de vaste gedragspraktijk
4.6.1.
Op de zitting heeft de gemeente naar voren gebracht dat eiseres niet hoeft te worden toegelaten tot de noodopvang. Zij is niet dakloos en kan haar verblijfsrecht in Nederland uitoefenen. Zij verblijft immers bij haar tante. In het besluit op bezwaar ziet de rechtbank wel aanknopingspunten voor dat standpunt in de motivering dat de noodopvang niet openstaat voor gezinnen die zelfredzaam zijn en die alternatieve mogelijkheden voor onderdak hebben. De rechtbank oordeelt echter dat de gemeente het standpunt ten aanzien van de dakloosheid onvoldoende heeft gemotiveerd en ook onvoldoende heeft onderzocht dat eiseres niet dakloos zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat met de omstandigheid dat eiseres al sinds 2019 bij haar tante inwoont en ook ingeschreven staat op haar adres, in beginsel niet gesproken kan worden van dakloosheid. Dat de relatie met tante te wensen over laat en eiseres wel eens in het trappenhuis moet wachten, doet daaraan in beginsel niet af. Echter, eiseres heeft in haar beroepsgronden aangegeven dat haar tante eiseres en haar dochter meerdere keren heeft buitengesloten, waardoor zij in de winter soms urenlang in het trappenhuis moesten verblijven, in onzekerheid of zij überhaupt nog binnen gelaten zouden gaan worden. De tante heeft een verklaring overgelegd dat eiseres en haar dochter niet lang meer bij haar mogen inwonen. Verder staat in de brief van de trajectbegeleider van Moms4Moms dat eiseres en haar dochter zich in het huis van de tante zoveel mogelijk onzichtbaar maken om de tante niet tot last te zijn. De tante dreigt soms dat ze weg moeten. De dochter zit daarom vooral in de slaapkamer. De gemeente heeft deze gestelde omstandigheden - die kunnen wijzen op (dreigende) dakloosheid - niet kenbaar onderzocht en niet gemotiveerd meegenomen in haar standpunt.
4.6.2.
De rechtbank oordeelt vervolgens dat de vaste gedragspraktijk van de gemeente - zoals neergelegd in de brief van de wethouder van 5 juni 2019 - in strijd is met artikel 20 van het VWEU. De gemeente kan de noodopvang van remigrantengezinnen met gezinsleden die de nationaliteit hebben van een EU lidstaat niet beëindigen om de reden dat zij zouden kunnen terugkeren naar hun land van herkomst buiten de EU. Uit de (hierboven toegelichte) arresten Chavez-Vilchez en Ruiz Zambrano volgt immers dat kinderen die de nationaliteit hebben van een EU land, feitelijk niet gedwongen kunnen worden de EU te verlaten. EU burgers hebben in dit kader ook recht op een minimum aan sociale voorzieningen. Dus niet alleen op bijstand en kinderbijslag (eiseres ontvangt ook een daklozenuitkering en kinderbijslag), maar ook op de algemene voorziening noodopvang. De noodopvang is immers bedoeld als humanitaire ondergrens wat betreft het recht op onderdak voor gezinnen. De gemeente maakt - in navolging van de recente conclusie van de procureur-generaal van de Hoge Raad, waarin deze uiteenzet dat er in een soortgelijk geval geen sprake is van schending van artikel 20 van het VWEU - een onderscheid tussen de sociale voorziening noodopvang en sociale voorzieningen zoals bijstand, kinderbijslag en de maatwerkvoorziening opvang. De rechtbank vindt dit onderscheid niet gerechtvaardigd. Het gaat immers om de vraag of de voorziening van de Staat nodig is voor het kind om een menswaardig bestaan te leiden in de EU en het kind het niet uiterst moeilijk, dan wel feitelijk onmogelijk wordt gemaakt, zijn of haar verblijfsrecht uit te oefenen.
4.6.3.
De gemeente handelde in strijd met artikel 20 van het VWEU door de noodopvang van eiseres en haar dochter te beëindigen, omdat eiseres geen gebruik wilde maken van de door de gemeente aangeboden terugkeerregeling. Verweerder heeft, zoals hiervoor is overwogen, onvoldoende gemotiveerd dat eiseres als gevolg hiervan niet dakloos is geworden en het haar dochter feitelijk niet onmogelijk is gemaakt om gebruik te maken van het effectieve genot van haar rechten als burger van de Unie.
4.6.4.
Het argument van de gemeente dat de dochter van eiseres slechts tijdelijk de EU hoefde te verlaten om weer goed voorbereid naar Nederland te komen, leidt niet tot een ander oordeel. Op grond van artikel 20 van het VWEU mag de dochter van eiseres immers ook niet tijdelijk worden gedwongen de EU te verlaten. Te meer nu weliswaar gesproken wordt over een tijdelijke terugkeer, maar de tijdsduur onbekend en daarmee onbepaald is.
4.6.5.
Het beroep van eiseres is dus gegrond. Omdat het beroep al gegrond is op het onderdeel van het EU recht, is voor het tegenwerpen van het vereiste van regiobinding in een geval als in deze zaak geen ruimte. Eiseres heeft immers met geen enkele Nederlandse regio de vereiste binding, zodat het tegenwerpen daarvan het verblijfsrecht van de dochter van eiseres eveneens feitelijk teniet zou doen.

Wat zijn de gevolgen van de uitspraak van de rechtbank?

5. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien, omdat de gemeente de door eiseres naar voren gebrachte omstandigheden over de inwoonsituatie bij haar tante niet kenbaar heeft afgewogen. Het is aan de gemeente om dit in eerste instantie te beoordelen. De rechtbank vernietigt het besluit op bezwaar voor zover dat ziet op de noodopvang vanwege een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De gemeente zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.

Krijgt eiseres de kosten van deze procedure vergoed?

6.1.
Omdat de rechtbank eiseres in het gelijk stelt wat betreft de noodopvang, bepaalt zij dat de gemeente aan eiseres het door haar betaalde griffierecht voor deze procedure van € 47- vergoedt.
6.2.
Eiseres schakelde voor deze procedure een gemachtigde in. De rechtbank veroordeelt de gemeente in de proceskosten die eiseres daarvoor maakte. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond.
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de noodopvang is afgewezen.
- draagt de gemeente op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak.
- draagt de gemeente op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden.
- veroordeelt de gemeente in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1068,-.
Dit is de uitspraak van mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter, mr. L.Z. Achouak el Idrissi
en mr. M.F. Ferdinandusse, leden, tot stand gekomen in samenwerking met
mr. A. Teggelaar, gerechtsjurist en griffier.
griffier
voorzitter
niet aanwezig om te tekenen
Verzonden op:

Bent u het niet eens met deze beslissing?

Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Burgers kunnen ook digitaal hoger beroep instellen (www.rechtspraak.nl).
Als hoger beroep is ingesteld, kunnen partijen bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening. [9] Aan het instellen van hoger beroep en het indienen van een voorlopige voorziening zijn kosten verbonden.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, 29 juni 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1651.
2.Nota naar aanleiding van het verslag bij de Wmo 2015, kamerstuk 33841 nr. 64 dd. 17 april 2014.
3.Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam, versie januari 2019.
4.Het arrest Chavez-Vilchez, HvJ EU, 10 mei 2017, (ECLI:EU:C:2017:354).
5.Het arrest Ruiz Zambrano, HvJ EU, 8 maart 2011 (ECLI:EU:C:2011:124).
6.Het arrest K.A. e.a. tegen Belgische Staat, HvJ EU, 8 mei 2018 (ECLI:EU:C:2018:308).
7.Moussa Abida, HvJ EU, Conclusie AG Bot, 4 september 2014, (ECLI:EU:C:2014:2167);
8.Op grond van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder beleidsregel verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Op grond van artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de bekendmaking van besluiten van een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Elektronische bekendmaking vindt uitsluitend plaats in een van overheidswege uitgegeven blad, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
9.Dit betekent dat de hoger beroepsrechter een voorlopige uitspraak kan doen, als partijen de uitkomst van de procedure in hoger beroep niet kunnen afwachten vanwege een spoedeisend belang.