7.1Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de hamvraag is of verdachte als eerste heeft geslagen of dat het verdachte was die door [benadeelde partij] als eerste is geslagen waartegen hij zich heeft verweerd door met een glas in zijn hand terug te slaan, zoals door verdachte is aangegeven.
Door beide partijen wordt hierover wisselend verklaard en de vraag is: wie moeten we geloven?
Allereerst over de verklaringen van verdachte zelf. Hij rept niet direct van deze zelfverdedigingsactie. Bij het verhoor voor zijn inverzekeringstelling beweert hij niets te hebben gedaan, bij zijn eerste verhoor bij de politie beroept hij zich op advies van zijn advocaat op zijn zwijgrecht en pas in de loop van zijn tweede verhoor zegt hij in reactie op de klap van [benadeelde partij] met een glas op diens hoofd te hebben geslagen. Op de zitting verklaart verdachte iets anders: hij heeft wel geduwd, niet geslagen. Nu de politieverklaring korter na de feiten is afgelegd door verdachte en omdat die verklaring ook ondersteund wordt door letsel midden op het hoofd van het slachtoffer, moet van die verklaring worden uitgegaan.
Dat verdachte ook door [benadeelde partij] is geslagen, volgt uit het dossier. Volgens [benadeelde partij] heeft hij geprobeerd verdachte terug te slaan, bewoner [getuige] bevestigt gezien te hebben dat [benadeelde partij] terugsloeg, en uit de door de politie geconstateerde rode plek en de kras in het gezicht van verdachte, volgt dat verdachte door [benadeelde partij] is geraakt.
De volgende vraag is of verdachte als eerste die vermeende klap heeft uitgedeeld tegen de borst van [benadeelde partij] , zoals [benadeelde partij] heeft verklaard. Daaraan moet worden getwijfeld, omdat [getuige] dit helemaal niet heeft gezien. Ook ontbreekt letsel of een rode verkleuring op de borst van [benadeelde partij] . Daar komt bij dat er door [benadeelde partij] wisselend is verklaard over waar verdachte was toen [benadeelde partij] de woning in kwam. Bij de politie verklaart hij dat verdachte stond en naar hem toe kwam lopen, terwijl verdachte en de bewoner hebben aangegeven dat verdachte op dat moment op de bank lag te slapen. Dit verklaart aangever [benadeelde partij] uiteindelijk ook in zijn verhoor bij de rechter-commissaris. Hij verklaart daarmee wisselend.
De conclusie moet zijn dat verdachte op de bank lag te slapen en wakker werd van het aanbellen door [benadeelde partij] . Hij werd vervolgens direct geconfronteerd met een boze [benadeelde partij] die bij herhaling heeft erkend tegen hem te hebben gezegd dat wat hij deed niet goed was en dat hij daarvoor zou boeten. De gebeurtenis waarvoor hij zou moeten boeten zou slaan op een eerdere gebeurtenis waarbij [getuige] door een aantal mannen zou zijn ontvoerd, nadat hij een filmpje van de naakte vriendin van een van die mannen op zijn telefoon zou hebben gehad. Hierop zou hij zelf zijn uitgekleed waarop er in de badkamer van een woning in [plaatsnaam] ook een naaktfilmpje van hem zou zijn gemaakt. [benadeelde partij] zou een van de ontvoerders aan de telefoon hebben gehad die hem en zijn gezin met de dood zou hebben bedreigd, waarop zij samen naar het politiebureau zijn gegaan om aangifte te doen. Zijn vrouw bevestigt dit ook. Die afspraak kon echter pas later plaatsvinden en toen [getuige] vervolgens zijn telefoon niet opnam en vervolgens niet oké klonk, is hij met zijn vrouw naar de woning gegaan, waarna hij uiteindelijk is geslagen. Die voorgeschiedenis lijkt wel te kloppen.
Wat niet duidelijk wordt, is welke rol verdachte daarbij heeft gehad en waarom hij in de woning van [getuige] was op 20 november 2018. Hier wordt ook wisselend over verklaard.
Verdachte zelf bevestigt dat die ontvoering heeft plaatsgevonden, maar verklaart dat hij het slachtoffer juist heeft geholpen om daar weer weg te komen. Door aangever [benadeelde partij] is in zijn politieverhoor aangegeven dat hij juist een van de andere ontvoerders aan de telefoon heeft gehad. [getuige] beweert op zijn beurt dat [benadeelde partij] juist verdachte aan de telefoon heeft gehad en in zijn verhoor later bij de rechter-commissaris stelt [benadeelde partij] zijn verhaal bij en verklaart dat het inderdaad verdachte was die hij had gesproken en die hem met de dood zou hebben bedreigd. Dat is niet geloofwaardig omdat [benadeelde partij] naar eigen zeggen verdachte helemaal niet kende, hij de door hem gebelde ontvoerder in zijn eigen telefoon had staan, niet zijnde verdachte. Hij heeft op dit punt wisselend verklaard.
[getuige] beweert dat verdachte een van zijn ontvoerders was en opeens in zijn woning stond omdat zijn deur niet meer goed dicht ging. Dat wordt niet bevestigd in het dossier. [benadeelde partij] heeft moeten aanbellen om binnen te komen en verdachte zelf beweert daar met goedvinden van bewoner [getuige] te hebben gelogeerd. Dat is geloofwaardig, omdat [getuige] eerder tijdens de slaap van verdachte de politie had kunnen bellen en ook bij de komst van [benadeelde partij] uit zijn woning had kunnen vluchten en de politie had kunnen waarschuwen. De verklaring van verdachte over de voorafgaande gebeurtenis en zijn gewenste aanwezigheid in de woning van [getuige] is meer geloofwaardig dan de visie van [getuige] op dit punt.
Verder is opvallend dat [benadeelde partij] en [getuige] ook op andere punten wisselend verklaren: [benadeelde partij] over het moment waarop hij zijn vrouw heeft gewaarschuwd, [getuige] over de momenten waarop verdachte heeft willen vluchten en anders dan hij beweert, wordt verdachte niet in de douche aangetroffen maar met de anderen in de woonkamer. Kortom, er zijn meer onderdelen in hun verklaringen waar niet consistent over wordt verklaard of die gewoon niet kloppen. Ook is er door [getuige] in zijn aangifte over de ontvoering zo onsamenhangend verklaard dat er drie tolken voor nodig zijn geweest om de verklaring goed op papier te krijgen. Hun belastende verklaringen moeten dan ook met de nodige voorzichtigheid worden betracht.
Dan terug naar het gebeurde. Verdachte ligt te slapen, wordt wakker van het aanbellen van [benadeelde partij] die boos en zeer ongerust de woning van [getuige] inloopt en meteen tegen verdachte begint te schreeuwen dat hij zal boeten – omdat hij er kennelijk vanuit gaat dat verdachte een van de ontvoerders is geweest. De versie van verdachte dat hij door [benadeelde partij] als eerste in het gezicht is gestompt, is onder genoemde omstandigheden geloofwaardig, ook gezien de verwonding in zijn gezicht. Hij was namelijk net wakker en heeft in een reflex een glas van tafel gepakt en heeft daarmee geslagen. Als je kijkt naar de foto’s in het dossier dan is te zien dat dit een gebruikt glas is met peuken, die op de salontafel in de woonkamer bij de bank is blijven staan, hetgeen ook past bij zijn verklaring.
Het meest geloofwaardige scenario is uiteindelijk dat verdachte als eerste is geslagen waartegen hij zich met een glas heeft verdedigd. Volgens aangever is hij meerdere keren met het glas op zijn hoofd geslagen. Dit bevestigt [getuige] . Er moet echter voorzichtig met hun verklaringen worden omgegaan. Van belang is ook dat er maar één snijverwonding is aangetroffen.
Het terugslaan met een glas dat breekt waardoor er voorzienbaar een snijwond kan ontstaan, is op zich disproportioneel, maar onder deze omstandigheden aan te merken als een noodweerexces-situatie nu verdachte net wakker was en direct wordt geconfronteerd met een verbale en fysieke aanval van het latere slachtoffer [benadeelde partij] . Verdachte komt een gerechtvaardigd beroep op noodweerexces toe en dient ten aanzien van de door hem gepleegde poging tot zware mishandeling te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.