ECLI:NL:RBAMS:2021:3862

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
13/035759-19 en 08/710035-17 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met glas in noodweerexces-situatie

Op 15 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 november 2018 in Amsterdam, waarbij de verdachte met een glas het hoofd van het slachtoffer, [benadeelde partij], zou hebben geslagen. De rechtbank heeft het verkort vonnis op tegenspraak gewezen na het onderzoek ter terechtzitting. De officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, heeft betoogd dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen aan het slachtoffer, maar de verdachte heeft verklaard dat hij enkel heeft geduwd en dat het slachtoffer op een glas is gevallen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte in een noodweerexces-situatie handelde, omdat hij werd verrast door een aanval van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet strafbaar is en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, evenals de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/035759-19 en 08/710035-17 (TUL)
Datum uitspraak: 15 juli 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres verdachte]

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.M. Ruijs, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.D. Onland, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet voornoemde slachtoffer meermaals, althans eenmaal, (met kracht) in en/of op en/of tegen het hoofd heeft geslagen met een (kapot) glas en/of een beker, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde partij] heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde partij] met een (kapot) glas en/of een beker (met kracht) in en/of op en/of tegen het hoofd, in elk geval het lichaam, te slaan.
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het op basis van het dossier lastig is te achterhalen wat er precies op 20 november 2018 in de woning van [getuige] (hierna: [getuige] ) in Amsterdam heeft plaatsgevonden.
Wat in elk geval vast staat en waar iedereen, inclusief verdachte, het voor deze zitting over eens was, is dat in die woning [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) door verdachte met een glas op het hoofd is geslagen. Op het hoofd van [benadeelde partij] is ook een bloedende snijwond van twee centimeter aangetroffen.
Op de zitting heeft verdachte iets anders verklaard. Hij zou [benadeelde partij] hebben geduwd, waardoor hij op een glas op de tafel is gevallen. Hij zou hem niet hebben geslagen met een glas. Nu de politieverklaring kort na het incident is afgelegd door verdachte en omdat die verklaring ook ondersteund wordt door het letsel midden op het hoofd van [benadeelde partij] , moet van die verklaring worden uitgegaan.
Het slaan met een glas op een hoofd, een kwetsbaar onderdeel van je lichaam, levert een poging zware mishandeling op, zoals primair is tenlastegelegd, aldus de officier van justitie.
3.2
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat volgens verdachte zijn verklaring door de politie niet goed is opgeschreven. Hij heeft niet verklaard dat hij [benadeelde partij] heeft geslagen met een glas. Hij heeft verklaard dat hij [benadeelde partij] heeft geduwd en dat [benadeelde partij] daardoor op een glas is gevallen. Het is mogelijk dat de snijwond op het hoofd van [benadeelde partij] is veroorzaakt door het vallen op een glas. Dat verdachte meerdere malen met een glas op het hoofd van [benadeelde partij] heeft geslagen, zoals [benadeelde partij] heeft verklaard, past niet bij het bij [benadeelde partij] geconstateerde letsel. De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, te weten dat hij [benadeelde partij] heeft geduwd, is geloofwaardig. Nu ‘duwen’ niet als feitelijke gedraging is ten laste gelegd, moet verdachte worden vrijgesproken.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van [benadeelde partij] en [getuige] onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn en daarom niet mogen worden gebruikt voor het bewijs. Van belang is dat hun verklaring over de ontvoering van [getuige] , waarbij verdachte een rol zou hebben gespeeld, onsamenhangend is. De politie kreeg ook een vreemd gevoel bij deze verklaring, zoals blijkt uit hun bevindingen vermeld op pagina 6 van het dossier.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bij de politie meermaals verklaard dat hij [benadeelde partij] met een glas heeft geslagen. Ook [benadeelde partij] en getuige [getuige] hebben verklaard dat verdachte [benadeelde partij] met een glas heeft geslagen. De rechtbank acht die feitelijke gedraging dan ook bewezen. Dat levert, nu verder onbekend is gebleven of en in hoeverre gericht en/of met kracht is geslagen, de subsidiair ten laste gelegde mishandeling op.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 20 november 2018 te Amsterdam [benadeelde partij] heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde partij] met een glas op het hoofd te slaan.

5.Bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de hamvraag is of verdachte als eerste heeft geslagen of dat het verdachte was die door [benadeelde partij] als eerste is geslagen waartegen hij zich heeft verweerd door met een glas in zijn hand terug te slaan, zoals door verdachte is aangegeven.
Door beide partijen wordt hierover wisselend verklaard en de vraag is: wie moeten we geloven?
Allereerst over de verklaringen van verdachte zelf. Hij rept niet direct van deze zelfverdedigingsactie. Bij het verhoor voor zijn inverzekeringstelling beweert hij niets te hebben gedaan, bij zijn eerste verhoor bij de politie beroept hij zich op advies van zijn advocaat op zijn zwijgrecht en pas in de loop van zijn tweede verhoor zegt hij in reactie op de klap van [benadeelde partij] met een glas op diens hoofd te hebben geslagen. Op de zitting verklaart verdachte iets anders: hij heeft wel geduwd, niet geslagen. Nu de politieverklaring korter na de feiten is afgelegd door verdachte en omdat die verklaring ook ondersteund wordt door letsel midden op het hoofd van het slachtoffer, moet van die verklaring worden uitgegaan.
Dat verdachte ook door [benadeelde partij] is geslagen, volgt uit het dossier. Volgens [benadeelde partij] heeft hij geprobeerd verdachte terug te slaan, bewoner [getuige] bevestigt gezien te hebben dat [benadeelde partij] terugsloeg, en uit de door de politie geconstateerde rode plek en de kras in het gezicht van verdachte, volgt dat verdachte door [benadeelde partij] is geraakt.
De volgende vraag is of verdachte als eerste die vermeende klap heeft uitgedeeld tegen de borst van [benadeelde partij] , zoals [benadeelde partij] heeft verklaard. Daaraan moet worden getwijfeld, omdat [getuige] dit helemaal niet heeft gezien. Ook ontbreekt letsel of een rode verkleuring op de borst van [benadeelde partij] . Daar komt bij dat er door [benadeelde partij] wisselend is verklaard over waar verdachte was toen [benadeelde partij] de woning in kwam. Bij de politie verklaart hij dat verdachte stond en naar hem toe kwam lopen, terwijl verdachte en de bewoner hebben aangegeven dat verdachte op dat moment op de bank lag te slapen. Dit verklaart aangever [benadeelde partij] uiteindelijk ook in zijn verhoor bij de rechter-commissaris. Hij verklaart daarmee wisselend.
De conclusie moet zijn dat verdachte op de bank lag te slapen en wakker werd van het aanbellen door [benadeelde partij] . Hij werd vervolgens direct geconfronteerd met een boze [benadeelde partij] die bij herhaling heeft erkend tegen hem te hebben gezegd dat wat hij deed niet goed was en dat hij daarvoor zou boeten. De gebeurtenis waarvoor hij zou moeten boeten zou slaan op een eerdere gebeurtenis waarbij [getuige] door een aantal mannen zou zijn ontvoerd, nadat hij een filmpje van de naakte vriendin van een van die mannen op zijn telefoon zou hebben gehad. Hierop zou hij zelf zijn uitgekleed waarop er in de badkamer van een woning in [plaatsnaam] ook een naaktfilmpje van hem zou zijn gemaakt. [benadeelde partij] zou een van de ontvoerders aan de telefoon hebben gehad die hem en zijn gezin met de dood zou hebben bedreigd, waarop zij samen naar het politiebureau zijn gegaan om aangifte te doen. Zijn vrouw bevestigt dit ook. Die afspraak kon echter pas later plaatsvinden en toen [getuige] vervolgens zijn telefoon niet opnam en vervolgens niet oké klonk, is hij met zijn vrouw naar de woning gegaan, waarna hij uiteindelijk is geslagen. Die voorgeschiedenis lijkt wel te kloppen.
Wat niet duidelijk wordt, is welke rol verdachte daarbij heeft gehad en waarom hij in de woning van [getuige] was op 20 november 2018. Hier wordt ook wisselend over verklaard.
Verdachte zelf bevestigt dat die ontvoering heeft plaatsgevonden, maar verklaart dat hij het slachtoffer juist heeft geholpen om daar weer weg te komen. Door aangever [benadeelde partij] is in zijn politieverhoor aangegeven dat hij juist een van de andere ontvoerders aan de telefoon heeft gehad. [getuige] beweert op zijn beurt dat [benadeelde partij] juist verdachte aan de telefoon heeft gehad en in zijn verhoor later bij de rechter-commissaris stelt [benadeelde partij] zijn verhaal bij en verklaart dat het inderdaad verdachte was die hij had gesproken en die hem met de dood zou hebben bedreigd. Dat is niet geloofwaardig omdat [benadeelde partij] naar eigen zeggen verdachte helemaal niet kende, hij de door hem gebelde ontvoerder in zijn eigen telefoon had staan, niet zijnde verdachte. Hij heeft op dit punt wisselend verklaard.
[getuige] beweert dat verdachte een van zijn ontvoerders was en opeens in zijn woning stond omdat zijn deur niet meer goed dicht ging. Dat wordt niet bevestigd in het dossier. [benadeelde partij] heeft moeten aanbellen om binnen te komen en verdachte zelf beweert daar met goedvinden van bewoner [getuige] te hebben gelogeerd. Dat is geloofwaardig, omdat [getuige] eerder tijdens de slaap van verdachte de politie had kunnen bellen en ook bij de komst van [benadeelde partij] uit zijn woning had kunnen vluchten en de politie had kunnen waarschuwen. De verklaring van verdachte over de voorafgaande gebeurtenis en zijn gewenste aanwezigheid in de woning van [getuige] is meer geloofwaardig dan de visie van [getuige] op dit punt.
Verder is opvallend dat [benadeelde partij] en [getuige] ook op andere punten wisselend verklaren: [benadeelde partij] over het moment waarop hij zijn vrouw heeft gewaarschuwd, [getuige] over de momenten waarop verdachte heeft willen vluchten en anders dan hij beweert, wordt verdachte niet in de douche aangetroffen maar met de anderen in de woonkamer. Kortom, er zijn meer onderdelen in hun verklaringen waar niet consistent over wordt verklaard of die gewoon niet kloppen. Ook is er door [getuige] in zijn aangifte over de ontvoering zo onsamenhangend verklaard dat er drie tolken voor nodig zijn geweest om de verklaring goed op papier te krijgen. Hun belastende verklaringen moeten dan ook met de nodige voorzichtigheid worden betracht.
Dan terug naar het gebeurde. Verdachte ligt te slapen, wordt wakker van het aanbellen van [benadeelde partij] die boos en zeer ongerust de woning van [getuige] inloopt en meteen tegen verdachte begint te schreeuwen dat hij zal boeten – omdat hij er kennelijk vanuit gaat dat verdachte een van de ontvoerders is geweest. De versie van verdachte dat hij door [benadeelde partij] als eerste in het gezicht is gestompt, is onder genoemde omstandigheden geloofwaardig, ook gezien de verwonding in zijn gezicht. Hij was namelijk net wakker en heeft in een reflex een glas van tafel gepakt en heeft daarmee geslagen. Als je kijkt naar de foto’s in het dossier dan is te zien dat dit een gebruikt glas is met peuken, die op de salontafel in de woonkamer bij de bank is blijven staan, hetgeen ook past bij zijn verklaring.
Het meest geloofwaardige scenario is uiteindelijk dat verdachte als eerste is geslagen waartegen hij zich met een glas heeft verdedigd. Volgens aangever is hij meerdere keren met het glas op zijn hoofd geslagen. Dit bevestigt [getuige] . Er moet echter voorzichtig met hun verklaringen worden omgegaan. Van belang is ook dat er maar één snijverwonding is aangetroffen.
Het terugslaan met een glas dat breekt waardoor er voorzienbaar een snijwond kan ontstaan, is op zich disproportioneel, maar onder deze omstandigheden aan te merken als een noodweerexces-situatie nu verdachte net wakker was en direct wordt geconfronteerd met een verbale en fysieke aanval van het latere slachtoffer [benadeelde partij] . Verdachte komt een gerechtvaardigd beroep op noodweerexces toe en dient ten aanzien van de door hem gepleegde poging tot zware mishandeling te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.2
Standpunt van de raadsman
Verdachte heeft in reactie op een klap van [benadeelde partij] hem geduwd. Dat was zelfverdediging. Hij heeft zijn belager van hem afgeduwd. Het was een kleine woning. Verdachte kon niet anders handelen. Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen, dan is sprake van noodweerexces. Verdachte moet dan worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk geworden dat verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [benadeelde partij] .
De rechtbank volgt daarbij de redenering van de officier van justitie en gaat uit van het scenario dat verdachte op de bank in de woning lag te slapen en verrast werd door [benadeelde partij] , die verhaal kwam halen voor iets dat eerder was gebeurd. Verdachte werd daarbij door [benadeelde partij] aangevallen en geslagen. De rechtbank baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte die hij tijdens zijn tweede verhoor bij de politie heeft afgelegd. Deze verklaring vond relatief kort na het voorval plaats en deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [getuige] . Ook het letsel dat bij verdachte is ontstaan wijst er op dat verdachte ook zelf is geslagen.
Ook is aannemelijk dat er bij verdachte een hevige gemoedsbeweging is ontstaan door deze aanranding. Het tijdens de slaap verrast worden door iemand die je een klap geeft, heeft deze gemoedsbeweging veroorzaakt. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte moet hebben gereageerd vanuit deze hevige gemoedsbeweging en daardoor in een reflex een glas heeft gepakt waarmee hij [benadeelde partij] heeft geslagen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van noodweerexces. Verdachte is om die reden niet strafbaar en dient voor het bewezen verklaarde te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.Vordering benadeelde partij [benadeelde partij]

Nu verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, zal de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.

9.Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Nu verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, zal de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, die verdachte bij vonnis van 26 juni 2018 van rechtbank Overijssel is opgelegd in de zaak met parketnummer 08/710035-17.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging terzake daarvan.
Verklaart [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 26 juni 2018 van rechtbank Overijssel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2021.