7.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen. Bij één van deze diefstallen heeft hij, nadat hij op heterdaad was betrapt, geweld gebruikt tegen een beveiliger om weg te komen uit de winkel. Winkeldiefstal is een hinderlijk en veel voorkomend feit dat grote schade en overlast bij de detailhandel veroorzaakt.
Door geweld te gebruiken tegen een beveiliger heeft hij ergernis en ongemak bij deze beveiliger teweeggebracht. Ten tijde van het incident waren in de winkel klanten en winkelpersoneel aanwezig. Er kan worden aangenomen dat dit soort geweld in openbare ruimtes bij hen tot gevoelens van onveiligheid en verontwaardiging hebben geleid.
Daarnaast heeft verdachte zich met geweld verzet tegen het afnemen van vingerafdrukken. Daarbij heeft verdachte de verbalisant in een hand gebeten. Door zijn respectloze handelen heeft verdachte pijn, letsel en verontwaardiging bij de betreffende verbalisant veroorzaakt.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte sinds 1989 met grote regelmaat is veroordeeld voor met name vermogensdelicten, waaronder veel woninginbraken en winkeldiefstallen.
In het reclasseringsadvies van 1 juni 2021, opgemaakt door de reclasseringswerker mevrouw J. Versteeg, Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, is te lezen dat als risicofactoren voor het delictgedrag van verdachte kunnen worden aangemerkt de penibele financiële situatie van verdachte, zijn middelengebruik, zijn psychosociaal functioneren en zijn houding. Verdachte is dertig jaar verslaafd geweest aan cocaïne. Hij is daar enkele jaren geleden, mede als gevolg van ernstige gezondheidsproblemen, mee gestopt. Sindsdien gebruikt hij opiaten en methadon. Na zijn detentieontslag in januari 2021 is hij clean naar buiten gekomen en heeft hij enige tijd geen middelen gebruikt. Na korte tijd is hij echter alcohol gaan drinken en vervolgens ook weer opiaten gaan gebruiken, naar de mening van verdachte als gevolg van een openstaande signalering en het stopzetten van zijn uitkering. Hoewel verdachte er van overtuigd is dat hij dit keer niet weer zal terugvallen in middelengebruik, heeft de reclassering daar, gezien zijn verslavingsverleden en marginale leefomstandigheden, weinig vertrouwen in. Eerdere ambulante trajecten zijn op niets uitgelopen en ook zijn meest recente poging na detentieontslag om geen middelen meer te gebruiken is mislukt nadat het traject niet liep zoals hij voor ogen had.
Naar eigen zeggen ervaart verdachte PTSS-klachten. Daarnaast zou sprake zijn van een lichte vorm van schizofrenie. In het verleden heeft hij onder behandeling gestaan van [kliniek] .
Verdachte rechtvaardigt zijn delictgedrag en neemt daarnaast geen enkele verantwoordelijkheid voor mislukte reclasseringstrajecten. Ook het traject bij [welzijninstelling] Amsterdam met een laagdrempelig karakter, om zijn leefsituatie te
stabiliseren, is mislukt. Naar de mening van de reclassering voldoet verdachte aan de zachte ISD-criteria. Er zijn geen beschermende factoren aanwezig. Verdachte heeft geen vaste huisvesting en dagbesteding. Een regulier reclasseringstoezicht is niet afdoende om verdachte te stabiliseren en om het risico op recidive te verminderen. Er bestaat daarnaast een gevaar voor zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.
Op de terechtzitting van 8 juli 2021 heeft de rechtbank J. Versteeg als deskundige gehoord. Zij blijft bij haar advies zoals verwoord in het reclasseringsadvies van 1 juni 2021. In het verleden zijn diverse trajecten opgestart die in eerste instantie goed liepen maar uiteindelijk gestaakt moesten worden omdat verdachte buiten beeld raakte. Dit was ook bij het traject bij [welzijninstelling] het geval. Verdachte stelt veel eisen terwijl hij in een positie zit waarin hij niet veel te kiezen heeft. Omdat verdachte voor de reclassering niet te bereiken is, zal hij zelf contact moeten opnemen maar dat doet hij niet. Om verandering te bewerkstelligen zal verdachte zeer intensief begeleid moeten worden. In een ambulant kader is dit onmogelijk. Wanneer aan verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd, zal in de eerste plaats diagnostiek moeten plaatsvinden, voordat een specifiek traject kan worden uitgezet.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 3 juni 2021 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de periode van de bewezen geachte feiten meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het eerder genoemde uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verdachte voldoet aldus aan de ‘harde criteria’ van de ISD-maatregel.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet verdachte ook aan de ‘zachte criteria’ voor het opleggen van de ISD-maatregel. In het verleden zijn diverse reclasseringstrajecten mislukt omdat verdachte het uiteindelijk liet afweten. Verdachte neemt daarvoor geen verantwoordelijkheid maar legt de schuld voor het falen steeds buiten zichzelf. Met de reclassering ziet de rechtbank dan ook geen enkel heil in een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, zoals bepleit door de raadsvrouw van verdachte. Een dergelijk drangkader is een gepasseerd station. Het belang van de samenleving, dat verdachte geen overlast en schade meer zal veroorzaken, staat nu voorop. Om veranderingen bij verdachte tot stand te brengen en om recidive te voorkomen is een dwangkader noodzakelijk, waaraan verdachte zich niet kan onttrekken wanneer het hem niet langer zint.
De veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank volgt het advies van de reclassering en zal aan verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de duur van 2 jaren.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Een termijn van één jaar, zoals bepleit door de raadsvrouw, acht de rechtbank te kort om wezenlijke veranderingen bij verdachte tot stand te brengen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel. De rechtbank ziet geen aanleiding om op dit moment te bepalen dat na één jaar een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel, zoals bepleit door de raadsvrouw. Desgewenst kan verdachte daar te zijner tijd zelf om verzoeken.